ECLI:NL:RBROT:2024:13203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11327646 CV EXPL 24-24682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremie en zorgnota's door VGZ Zorgverzekeraar N.V.

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, met betrekking tot achterstallige zorgpremies en zorgnota's. De partijen zijn VGZ, gevestigd in Arnhem, en de gedaagde, woonachtig in Schiedam. De procedure begon met een dagvaarding op 20 augustus 2024, gevolgd door een zitting op 3 oktober 2024 en een repliek op 31 oktober 2024. De kantonrechter heeft op 27 december 2024 vonnis gewezen.

De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde € 2.500,00 moet betalen aan VGZ, bestaande uit achterstallige zorgpremies en zorgnota's. VGZ heeft gesteld dat de gedaagde tussen juni 2021 en januari 2022 geen premie heeft betaald, wat de gedaagde niet heeft betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd van de achterstallige betalingen en dat de gedaagde niet is gewezen op de premieachterstand, maar dat VGZ niet verplicht was om dit te doen. De gedaagde heeft ook geen van de aanmaningen of berichten van VGZ betwist.

Daarnaast zijn de incassokosten en wettelijke rente toegewezen, omdat VGZ aan alle voorwaarden voldeed om deze kosten te vorderen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die in totaal € 1.019,39 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter is dus dat de gedaagde moet betalen en dat VGZ recht heeft op de gevorderde bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11327646 CV EXPL 24-24682
datum uitspraak: 27 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Schiedam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het antwoord ter zitting op 3 oktober 2024;
  • de repliek van 31 oktober 2024, met bijlagen;
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
VGZ en [gedaagde] hebben een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. VGZ heeft geprobeerd om premiebetalingen en zorgnota’s te incasseren bij [gedaagde] . De premiebetalingen en zorgnota’s zijn niet door [gedaagde] voldaan. VGZ vordert € 2.500,00 aan achterstallige premie, incassokosten en wettelijke rente in de procedure. Ook vordert VGZ dat [gedaagde] de proceskosten van VGZ moet betalen.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de vorderingen moet betalen. Dit betekent dat [gedaagde] € 2.500,00 moet betalen aan VGZ. Hieronder zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel komt.
Achterstallige premie en zorgnota’s
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de achterstallige zorgpremies en zorgnota’s van € 2.275,78 moet betalen. VGZ stelt dat [gedaagde] de zorgpremie tussen juni 2021 en januari 2022 (deels) niet heeft betaald. [gedaagde] spreekt dit niet tegen. In zijn antwoord heeft hij aangegeven dat de vorderingen misschien niet geïncasseerd konden worden. De achterstallige zorgpremies tussen juni 2021 en januari 2022 worden toegewezen, want [gedaagde] heeft deze niet tegengesproken. In de conclusie van repliek en in de dagvaarding stelt VGZ dat [gedaagde] ziektekosten heeft gemaakt die VGZ heeft doorberekend aan [gedaagde] . [gedaagde] betwist niet dat de behandelingen hebben plaatsgevonden.
2.4.
[gedaagde] benoemt dat hij niet is gewezen op de premieachterstand. Om de premie te kunnen incasseren, is VGZ niet verplicht om brieven te sturen over een mislukte incassering. Daarnaast heeft VGZ bij repliek laten zien dat zij meerdere aanmaningen via de post en de e-mail heeft gestuurd over de achterstallige premiebetalingen. VGZ heeft de zorgnota’s overgelegd die zij heeft gestuurd en ook laten zien dat zij bij brieven van onder andere 18 november 2021 en 8 maart 2023 aan [gedaagde] heeft gevraagd om deze ziektekosten te betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. Ook op berichten van de gemachtigde van VGZ heeft [gedaagde] niet gereageerd. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat [gedaagde] geen van de nota’s, aanmaningen en berichten van de gemachtigde van VGZ heeft ontvangen.
2.5.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de zorgnota’s door [gedaagde] moeten worden betaald.
[gedaagde] moet incassokosten en rente betalen
2.6.
De incassokosten en rente zijn toewijsbaar. Aan alle voorwaarden voor het vorderen van incassokosten is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Daarnaast wordt rente toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] wordt veroordeeld om in totaal € 2.500,00 te betalen
2.7.
VGZ heeft de vordering beperkt tot een bedrag van € 2.500,00, vanwege haar moverende redenen. VGZ heeft aangegeven het recht voor te behouden om het restant van de vordering te incasseren. De kantonrechter wijst dan ook een totaalbedrag van € 2.500,00 toe.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan VGZ moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 372,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.019,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 2.500,00, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.275,78 vanaf 20 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 1.019,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64363