ECLI:NL:RBROT:2024:13199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10-205274-24 en 10-297771-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige en bedreiging van een medewerker van Antes

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die is beschuldigd van ontucht met een minderjarige en bedreiging van een medewerker van Antes. De verdachte, geboren in 1969, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat van invloed is op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De feiten zijn als volgt: op 22 mei 2024 heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, die toen 6 jaar oud was. Daarnaast heeft hij op 15 november 2022 een medewerker van Antes bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de hoofdfeiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om zijn alcoholprobleem aan te pakken, wat positief is voor zijn rehabilitatie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750 aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

iRechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers: 10-205274-24 en 10-297771-22 (ttz. gev)
Datum uitspraak: 13 december 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2024 en 29 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het op de dagvaarding met parketnummer 10-205274-24 ten laste gelegde feit, te weten ontucht met een minderjarige;
  • bewezenverklaring van het op de dagvaarding met parketnummer 10-297771-22 ten laste gelegde feit, te weten een bedreiging;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden het melden bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van contact met minderjarigen;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de genoemde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de ontucht met een minderjarige, ten laste gelegd onder parketnummer
10-205274-24, dient de verdachte onder het derde gedachtestreepje te worden vrijgesproken van het gedeelte ‘met zijn gezicht en/of hand(en) aanraken van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1]’. Dat dit gebeurd is, blijkt niet uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en daar is ook geen steunbewijs voor aanwezig.
De verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreiging, ten laste gelegd onder parketnummer 10-297771-22. De getuigenverklaring ondersteunt de aangifte niet op wezenlijke onderdelen. Die verklaring biedt alleen steun voor het feit dat er een ruzie is geweest tussen de verdachte en de begeleidster, maar niet dat daarbij de ten laste gelegde dreigende woorden zijn geuit. Het is ook mogelijk dat slechts sprake is geweest van beledigende woorden.
4.2.
Beoordeling
Ontucht met een minderjarige (parketnummer 10-205274-24)
De handelingen buiten echt met [slachtoffer 1] zoals ten laste gelegd onder het eerste en tweede gedachtestreepje zijn wettig en overtuigend bewezen onder verwijzing naar de bewijsmiddelen. Hiertegen is ook geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft in haar verhoor desgevraagd meermaals expliciet aangegeven dat de verdachte haar (onbedekte) vagina of schaamstreek niet heeft aangeraakt. Op die plekken is ook geen DNA van de verdachte aangetroffen. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het gedeelte ‘met zijn gezicht en/of hand(en) aanraken van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1]’, zoals ook door de raadsvrouw is bepleit. De rechtbank acht wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het wegtrekken dan wel openhouden van de maillot van [slachtoffer 1], gelet op haar verklaring en het aangetroffen DNA van de verdachte op de buitenzijde van haar onderbroek.
Bedreiging (parketnummer 10-297771-22)
De bedreiging zoals ten laste gelegd is onder verwijzing naar de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De getuige van het incident op de woongroep van Antes heeft weliswaar niet over exact dezelfde bewoordingen verklaard, maar wat hij wel heeft gezien en gehoord ondersteunt de verklaring van de aangeefster. De aangeefster werkte toentertijd als begeleidster op de woongroep van Antes waar de verdachte woonde. Zij heeft de bedreiging als dusdanig ernstig ervaren dat zij zich uit angst heeft opgesloten in haar kantoor, waardoor is uitgesloten dat er slecht sprake was van beledigende woorden, zoals door de raadsvrouw is gesteld. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de aangifte.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
10-205274-24
hij op 22 mei 2024 te Rotterdam, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2017, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het likken en/of zoenen van de wang(en), van die [slachtoffer 1] en- het wrijven over de (met kleding bedekte) binnenkant van de bovenbenen van die [slachtoffer 1] en
- ( vervolgens) open- en/of wegtrekken en openhouden van de maillot van die [slachtoffer 1] .
10-297771-22
hij op 15 november 2022 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je weer zie ga ik je neerschieten" en "Ik ga je doodslaan en afmaken" .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-205274-24
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
10-297771-22
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ontuchtige handelingen met een meisje van 6 jaar gepleegd terwijl zij nietsvermoedend aan het buitenspelen was. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Het is algemeen bekend dat kinderen die in hun jeugd seksueel misbruikt zijn hier ook op latere leeftijd de (psychische) gevolgen van (kunnen) ondervinden. Het is dan ook van groot belang dat kinderen niet worden blootgesteld aan seksuele toenadering en/of handelingen door volwassenen. Verder heeft de verdachte een medewerker van Antes met de dood bedreigd. Zij voelde zich door de woorden van de verdachte dusdanig onveilig dat zij zichzelf in haar kantoor heeft opgesloten en niet meer naar buiten durfde. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij dit heeft gedaan tegen iemand die juist aan het werk was om de verdachte te helpen.
De verdachte heeft beide feiten gepleegd terwijl hij (zwaar) onder invloed van alcohol was, waardoor hij zich zijn gedrag niet meer herinnert. De rechtbank vindt het zorgwekkend dat de verdachte overgaat tot het plegen van strafbare feiten als hij dronken is. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij alles wil doen om zijn alcoholprobleem aan te pakken. Het is positief dat de verdachte dit inmiddels inziet en gemotiveerd is voor gedragsverandering.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 oktober 2024 blijkt dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor bedreiging.
Rapportages
Psycholoog [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
31 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de zin van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol (in remissie in een gereguleerde omgeving) en van een uitgebreide neurocognitieve stoornis door verschillende oorzaken, gekenmerkt door cognitieve functiestoornissen in de aandacht, het geheugen, het vermogen om te plannen en het vermogen om impulsen te beheersen. Verder is sprake van een verval in intelligentie als gevolg waarvan de verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Daarnaast kunnen antisociale kenmerken worden onderscheiden. Ook ten tijde van de ten laste gelegde ontucht was er sprake van de genoemde psychische stoornissen. Het wordt waarschijnlijk geacht dat het voorafgaande gebruik van alcohol door de verdachte een ontremmend effect heeft gehad en dat zijn vermogen om impulsen te beheersen – dat bij hem sowieso al beperkt is – daardoor nog meer is afgenomen waardoor hij niet goed in staat is geweest om de bij hem op dat moment kennelijk aanwezige seksuele lustgevoelens te beheersen en aldus tot het ten laste gelegde is gekomen. Dit leidt tot het advies om de verdachte het ten laste gelegde feit in een verminderde mate toe te rekenen. De kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt ingeschat als matig tot hoog. Om het herhalingsrisico zoveel mogelijk te beperken, is het raadzaam dat de verdachte behandeling ondergaat waarbij primair aandacht besteed wordt aan een blijvend onthouden van alcohol. Daarnaast dient ingezet te worden op psycho-educatie en het adequaat leren omgaan met en vooral ook beheersen van grensoverschrijdende impulsen. Tevens is het geboden als binnen de behandeling nader onderzoek naar de psychoseksuele huishouding plaatsvindt. Gedacht wordt aan een ambulante behandeling uitgevoerd door een forensisch-psychiatrische instelling. Het is ook aangewezen dat de verdachte blijvend begeleid en ondersteund wordt in zijn algehele sociaal-maatschappelijke functioneren. Geadviseerd wordt om dit als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte heeft probleembesef en geeft aan open te staan voor behandeling en begeleiding. Hij toont zich gemotiveerd om geen alcohol meer te blijven gebruiken.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
28 november 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De reclassering beschouwt het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van de verdachte als direct delictgerelateerde factoren. Hij was ten tijde van de verdenking onder invloed van alcohol, hetgeen mogelijk een ontremmende werking heeft gehad op het delictgedrag. Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog vanwege de combinatie van alcoholmisbruik en de persoonlijkheidsproblematiek. Om in de toekomst de kans op herhaling te verminderen, dient te worden ingezet op een intensieve forensische behandeling. De verdachte toont een meewerkende houding ten aanzien van hulpverlening.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van contact met minderjarigen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De conclusie van de psycholoog over de toerekenbaarheid van de ontucht wordt gedragen door zijn bevindingen. Ten tijde van de bedreiging was ook sprake van alcoholmisbruik alsmede van andere psychische stoornissen en persoonlijkheidsproblematiek. Mede gelet hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. Beide feiten worden daarom in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten, waarbij met name wordt gelet op de ontucht met een minderjarige, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het aanraken van de vagina dan wel schaamstreek van de minderjarige, is zij van oordeel dat een lagere straf dan geëist door de officier van justitie passend is. Het aanraken van de naakte geslachtdelen is immers van een andere orde dan het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Nu de rechtbank net als de psycholoog en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte gemotiveerd is om te willen meewerken aan alle hulp die hij aangeboden krijgt, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf in voorwaardelijke vorm opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen alle op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in de zaak met parketnummer 10.205274.24 in het geding gevoegd: [benadeelde partij]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,= aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen dient te worden en vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld dat het gevorderde bedrag alleszins redelijk voorkomt en de verdachte heeft verklaard dat hij bereid is om dit bedrag te betalen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde ontucht rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door de inbreuk die is gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De aard en de ernst van de normschending door de verdachte brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank redelijk en billijk voor en is ook niet betwist. De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2024. Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-205274-24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-297771-22 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie maanden) niet ten uitvoerzal worden
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht: de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Fivoor Reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname): de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt; Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of crisisopname. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang: de veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. Meewerken aan middelencontrole: de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. Vermijden contact met minderjarigen: de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 750,= (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
22 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 750,=(zegge:
zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
10-205274-24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op 22 mei 2024 te Rotterdam,
met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2017, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het likken en/of zoenen van de wang(en), althans het gezicht, van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de (met kleding bedekte) binnenkant van de (boven)benen van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) open- en/of wegtrekken en openhouden van de maillot van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met zijn gezicht en/of hand(en) aanraken van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1].
10-297771-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 november 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je weer zie ga ik je neerschieten" en/of "Ik ga je doodslaan en afmaken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.