ECLI:NL:RBROT:2024:13195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
10/192741-24, 10/106936-23, 10/312303-23, 02/127767-23 en 10/015512-23, vordering TUL VV: 10/086862-23 en 10/119917-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte tot jeugddetentie en voorwaardelijke PIJ-maatregel voor een reeks strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling en voorbereidingshandelingen voor drugshandel

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld, zijn gepleegd in de periode van 1 februari 2022 tot en met 11 juni 2024 en omvatten onder andere diefstal met geweld, mishandeling, afpersing, en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij gewelddadige diefstallen en openlijke geweldplegingen, waarbij slachtoffers onder bedreiging werden gedwongen tot het afgeven van hun bezittingen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van ernstige misdrijven, waaronder het voorbereiden van een ontploffing in Antwerpen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn verstandelijke handicap en psychische stoornissen, die zijn gedrag hebben beïnvloed. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat er toch een stevige reactie op zijn daden noodzakelijk is om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/192741-24, 10/106936-23, 10/312303-23, 02/127767-23 en
10/015512-23 (gevoegd ttz)
Parketnummers vordering TUL VV: 10/086862-23 en 10/119917-21
Datum uitspraak: 10 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van en preventief gedetineerd in:
[detentieadres],
raadsvrouw mr. W. van der Voet, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/192741-24 onder 1 en 2 primair, het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6, het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 1 en 2, het in de zaak met parketnummer 10/106936-23 en het in de zaak met parketnummer 10/015512-23 ten laste gelegde,
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/192741-24 onder 1 en 2 primair, het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 5 primair en 6, het in de zaak met parketnummer 10/106936-23, het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 10/015512-23 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering van het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair ten laste gelegde
4.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de aangifte evenals uit de verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte deel uitmaakte van een groepje, waar ook medeverdachte [medeverdachte 1] deel van uitmaakte. [medeverdachte 1] heeft het slachtoffer van zijn elektrische step geduwd en heeft hem geslagen. De verdachte heeft vervolgens de elektrische step van het slachtoffer opgepakt en is daarop weggereden.
4.2.3.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de step heeft weggenomen, maar niet dat hij dit ‘met geweld en / of bedreiging met geweld’ en ‘in vereniging’ heeft gedaan. Er is immers niet gebleken van een gezamenlijk plan, of een ander soort nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte en er is niet komen vast te staan dat het door de medeverdachte gepleegde geweld verband had met de diefstal. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.4.
Conclusie
In de zaak met parketnummer 10/312303-23 is het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover dit de diefstal van de step betreft.
4.3.
Bewijswaardering van het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde
4.3.1
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat de diefstal, het uit de handen trekken van de telefoon niet kan worden bewezen, nu alleen de aangever daarover verklaart. De verdachte heeft verklaard dat de aangever hem de telefoon heeft gegeven. De verdachte bekent dat de aangever vervolgens ‘sorry’ moest zeggen, zoals ten laste gelegd onder 4, en dat hij de aangever een klap in het gezicht heeft gegeven, zoals ten laste gelegde onder 3. Ook heeft de aangever de code van zijn telefoon (moeten) geven. Het overige is niet gebeurd.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank acht op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 17 november 2023 de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer 2] met geweld heeft weggenomen door deze uit zijn handen te trekken. De rechtbank gaat uit van de lezing van de aangever over het gebeuren op 17 november 2023. De aangever heeft in zijn eerste verklaring bij de politie direct een gedetailleerde beschrijving van de situatie gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangever, temeer niet nu deze op andere onderdelen steun vindt in overige bewijsmiddelen, te weten het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het aangetroffen filmpje op de in beslag genomen telefoon van de verdachte. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank, met de verdediging en de officier van justitie, het slaan van de aangever wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde acht de rechtbank, met de verdediging en de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever heeft gedwongen om ‘sorry’ te zeggen.
4.3.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering van het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 1 ten laste gelegde
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het (medeplegen van het) voorbereiden van de invoer van een hoeveelheid cocaïne. Bij de verdachte is geen belastend bewijs in zijn telefoon, of attributen, zoals tassen of gereedschap, aangetroffen die wijzen op wetenschap van het uithalen van cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat hij daadwerkelijk mee moest naar een specifieke container.
4.4.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 mei 2023 omstreeks 01.30 uur ontvangt de politie een melding van insluipers op het terrein van Lineage te Nieuwdorp. Op zaterdag 20 mei 2023 vond er al eerder een insluiping plaats op het haventerrein van Lineage te Nieuwdorp, waarna een eerste groep verdachten werd aangehouden.
Ter plaatse worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Zij zijn door een verbalisant gezien op het terrein, waar zij - om te ontkomen aan de politie - over het hekwerk zijn geklommen. Op de plaats op het terrein waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] over het hek zijn geklommen zijn een dopsleutel met een dop erop aangetroffen en op de plaats waar de verbalisant verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zien wegrennen zijn twee zwarte sporttassen aangetroffen. In één van die tassen zaten vijf doppen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] is omstreeks 01.45 uur nabij het terrein aangehouden. Hij stond op dat moment bij zijn auto, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. In zijn auto is verschillend gereedschap en een verpakking van een set dopsleutels aangetroffen.
Vlak voor de melding werd bij het havengebied een auto, een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2], gecontroleerd. De bestuurder hiervan was medeverdachte [medeverdachte 4], de bijrijder was medeverdachte [medeverdachte 5]. De auto kwam uit de richting van het havengebied rijden. In de auto werd het paspoort van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Ook blijkt de auto op naam te staan van de vader van medeverdachte [medeverdachte 2]. De auto mocht doorrijden, maar nadat medeverdachte [medeverdachte 2] is aangehouden is besloten om [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] alsnog aan te houden. In het voertuig zijn een telefoon, een boor, een dremel en een handzaag aangetroffen.
Onder alle verdachten zijn tijdens de fouillering telefoons aangetroffen. Op de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] zijn (groeps)gesprekken aangetroffen die zien op een uithaalactie die avond. Eén van de groepsgesprekken is opgestart door [medeverdachte 5]. In dat groepsgesprek en in een afzonderlijk gesprek met [medeverdachte 2] geeft hij [medeverdachte 2] instructies over waar hij moet zijn en wat hij moet doen. Ook blijkt hieruit dat [medeverdachte 2] zijn livelocatie moet delen, zodat hij gevolgd kon worden.
Het verband tussen de verdachten onderling
De verdachte bevond zich samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op het haventerrein. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd
Zijn gedetailleerde verklaring wordt ondersteund door andere bevindingen uit het dossier. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die avond door iemand met de auto is opgehaald en dat de andere jongen waarmee hij was (de rechtbank begrijpt: verdachte) later is ingestapt. Zij hadden die avond het doel om verdovende middelen uit de container te halen en zij zijn om die reden door de chauffeur (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) naar het haventerrein gebracht. Tijdens het rijden werd er tussen de drie verdachten overleg gevoerd, waarbij [medeverdachte 3] informatie ontving en aan [medeverdachte 2] en verdachte liet weten bij welke container zij moesten zijn. Eenmaal op het haventerrein aangekomen zijn verdachte en [medeverdachte 2] richting het afgesloten terrein gerend en is [medeverdachte 3] op hen blijven wachten. Verdachte en [medeverdachte 2] hadden twee sporttassen en meerdere dopsleutels bij zich om de container mee open te maken. De tassen en het gereedschap lagen al klaar in de auto op het moment dat verdachte bij [medeverdachte 3] instapte.
De rechtbank stelt verder vast dat er contact werd gehouden tussen de twee groepen verdachten. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn nadat zij bij [medeverdachte 3] zijn uitgestapt over het hek geklommen en op zoek gegaan naar de container, waarbij [medeverdachte 2] telefonisch instructies kreeg en live gevolgd werd door onder andere [medeverdachte 5].
Voorbereidingshandelingen?
Voor een bewezenverklaring op basis van artikel 10a van de Opiumwet moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld met het opzet om overtreding van artikel 2, onder A, B of D van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen. Daarvoor is noodzakelijk dat sprake is van een concreet verband met verdovende middelen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan gebleken, nu een specifieke container in verband kan worden gebracht met cocaïne. Op de telefoon die onder [medeverdachte 5] in beslag is genomen, is namelijk een video aangetroffen waarop de container met nummer [containernummer] is te zien. Uit informatie van de Belgische autoriteiten is gebleken dat er op 14 mei 2023 - dus enkele dagen voor het ten laste gelegde feit - een hoeveelheid van 46,4 kilogram cocaïne is aangetroffen in deze container. Dat niet kan worden vastgesteld dat het daadwerkelijk cocaïne betrof omdat de uitslag van het onderzoek van de bemonsteringen ontbreekt, doet hier niet aan af. Ongeacht of de invoer van cocaïne geslaagd is, is voor de kwalificatie van artikel 10a van de Opiumwet van belang dat het opzet van degene die de voorbereidingshandelingen pleegt erop is gericht om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat hij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a van Opiumwet) te verrichten. Uit voornoemde omstandigheden blijkt voldoende wat de intentie van de verdachten was en dat de handelingen van verdachten het doel hadden het invoeren, dan wel het afleveren en /of vervoeren, van de reeds inbeslaggenomen partij cocaïne, waarmee de criminele intentie gegeven is.
Conclusie
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm kan worden vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Verdachte en zijn medeverdachten zijn verdeeld over twee groepen naar het haventerrein in Nieuwdorp gereden, met als doel om met het gereedschap dat zij daarvoor hadden meegenomen harddrugs uit een specifieke container te halen en deze vervolgens verder te vervoeren in één van de auto’s waarmee verdachte en de medeverdachten naar het terrein zijn gereden. Dat de verdachte niet wist dat hij mee moest naar een specifieke container om die uit te halen, zoals hij zelf verklaard, acht de rechtbank gelet op het voorgaande volstrekt onaannemelijk.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 2 primair, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/192741-24 onder 1 en 2 primair, het in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair, 5 primair en 6, het in de zaak met parketnummer 10/106936-23, het in de zaak met parketnummer 02/127767-23 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 10/015512-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/192741-24
1.
hij, op 11 juni 2024, te Antwerpen, in België, tezamen en in vereniging
met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen
van een ontploffing en/of brandstichting (artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, te weten
- een vuurwerkbom (meerdere aan elkaar vastgemaakte flessen (bidons) met daarin
brandbare vloeistof (benzine) en suiker en daarbij een stuk vuurwerk (cobra6) en
een aansteeklont) en
- een fles met daarin brandbare vloeistof (benzine) en
- een aansteker en
- een mobiele telefoon (Iphone)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, en
voorhanden heeft gehad;
2. primair
hij, op 11 juni 2024, te Antwerpen, in België, tezamen en in vereniging
met anderen, een wapen als bedoeld in artike
l2 lid 1
Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van
ontploffing, namelijk een vuurwerkbom (meerdere aan elkaar vastgemaakte flessen
(bidons) met daarin brandbare vloeistof (benzine) en suiker en daarbij een stuk
vuurwerk (cobra6) en een aansteeklont), voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/312303-23
1. primair
hij, op 20 november 2023, te Rotterdam, een elektrische step, die geheel aan [slachtoffer 1],
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen,
2. primair
hij, op 17 november 2023, te Rotterdam, op de
openbare weg, te weten de Van Blommesteynweg,
tezamen en in vereniging met een ander,
een mobiele telefoon, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2]
,
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich in overtaldreigend aan die [slachtoffer 2] op te dringen en
- die mobiele telefoon uit de hand van die [slachtoffer 2] te trekken en
- dreigend aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Als je nog één keer je
handen naar mij uitstrekt dan sla ik je kapot", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat met de vlakke hand een klap in
het gezicht van die [slachtoffer 2] te geven
3
hij, op 17 november 2023, te Rotterdam, [slachtoffer 2]
heeft mishandeld door terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat
- met de vlakke hand een klap in het gezicht van die [slachtoffer 2] te geven
4
hij, op 17 november 2023 te Rotterdam,
een ander, te weten [slachtoffer 2],
door bedreiging met geweld gericht tegen die ander te weten [slachtoffer 2]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
terwijl verdachte die [slachtoffer 2] filmde sorry te zeggen
5. primair
hij, op 14 november 2023, te Rotterdam, op de
openbare weg, te weten het Metroplein,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde door
- zich in overtaldreigend aan die [slachtoffer 2] op te dringen en
- dreigend aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "maak je
zakken leeg" en "doe het snel", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en
- het aftasten en doorzoeking van de broekzakken van die [slachtoffer 2] en
- met de vlakke hand een klap in het gezicht van die
[slachtoffer 2] te geven;
6.
hij, op 22 september 2023, te Rotterdam,
openlijk, te weten, bij de tramhalte te Keizerswaard, in elk geval op of aan de openbare weg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3]
door meermalen met gebalde vuist te slaan en te stompen op het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 3];
Parketnummer 02/127767-23
1.
hij op 21 mei 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Nieuwdorp,
gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
en
- het opzettelijk afleveren, en vervoeren,
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten
of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door het voorhanden hebben van dopsleutels en doppen en
tassen en GSM's en schroevendraaiers en een boor
en een dremel en een handzaag
2.
hij op 21 mei 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Nieuwdorp,
gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met een ander,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het terrein van het bedrijf
Lineage in de haven van Vlissingen, ;
Parketnummer 10/106936-23
hij op 13 januari 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten aan [adres 1],
in elk geval op of aan de openbare weg ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een ruit
door een of meerdere stenen tegen voornoemde ruit aan te gooien;
Parketnummer 10/015512-23
hij in de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 mei 2022 te
Rotterdam, een ander, te weten [slachtoffer 4],
door bedreiging met geweld,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
die [slachtoffer 4] de woorden "Ik ga nooit meer homo worden." uit te laten spreken,
door die [slachtoffer 4] te filmen en hem op zijn knieën te laten zitten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/192741-24
De eendaadse samenloop van
1.
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
2. primair

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°.

Parketnummer 10/312303-23
1. primair
diefstal
De eendaadse samenloop van
2. primair

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

en
3.
mishandeling.
4.
een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
5. primair

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 02/127767-23
1.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2.
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 10/106936-23
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Parketnummer 10/015512-23
een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertien, vijftien en zestienjarige leeftijd (samen met anderen) schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten.
In de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 mei 2022 heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 4] verbaal bedreigd en hem door bedreiging met geweld gedwongen bepaalde uitlatingen te doen. Het slachtoffer moest zeggen ‘ik ga nooit meer homo worden’ en hij moest op zijn knieën zitten, waarbij hij werd gefilmd. Met zijn gedragingen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich op 13 januari 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen, door meerdere stenen tegen een ruit van een woning te gooien waarbij de ruit is vernield. De verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte dan ook aan.
De verdachte heeft zich op 21 mei 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en de verdere verspreiding van cocaïne. De verdachte is samen met een medeverdachte over het hek van een haventerrein in Vlissingen geklommen. Het plan was om cocaïne uit een container te halen, maar zover heeft het niet kunnen komen omdat de cocaïne al in België was onderschept. Dit maakt het feit echter niet minder ernstig. De verdachte heeft door zijn handelen de bedoeling gehad om bij te dragen aan het in Nederland brengen en verspreiden van cocaïne. Verdovende middelen vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel daarin gaat bovendien vaak (direct dan wel indirect) gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte was met zijn handelen een essentiële schakel binnen de handel van cocaïne. Hij lijkt uitsluitend gedreven te zijn door eigen financieel gewin. Tegen drugshandel moet, ook als het gaat om voorbereidende handelingen, streng worden opgetreden.
Op 22 september 2023 heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 3] meerdere malen met gebalde vuisten is geslagen op zijn hoofd en op zijn lichaam. Openlijke geweldpleging draagt bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid in het algemeen, en in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
De verdachte heeft zich op 14 november 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing op de openbare weg. Hierbij werd het slachtoffer [slachtoffer 2] onder bedreiging gedwongen zijn zakken leeg te maken en zijn mobiele telefoon af te staan. De verdachte en zijn medeverdachten doorzochten de broekzakken van het slachtoffer. Nadat het slachtoffer zijn mobiele telefoon had afgegeven, werd hij door de verdachte met de vlakke hand in zijn gezicht geslagen. Afpersing op de openbare weg is een zeer ernstig feit. In het algemeen zijn slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lang bang om op straat te zijn en opnieuw in een vergelijkbare situatie terecht te komen. Naast de gevoelens van angst bij de slachtoffers, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van onveiligheid bij mensen die hiervan getuige zijn of hierover horen. Verdachte is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze gevoelens en heeft kennelijk alleen gedacht aan wat er voor hem te halen viel. Dat het slachtoffer zijn telefoon heeft teruggekregen, doet aan de ernst van het feit niet af.
Drie dagen later, op 17 november 2023, heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging van hetzelfde slachtoffer. Onder woordelijke bedreiging werd het slachtoffer gedwongen op de grond gaan zitten en ‘sorry’ te zeggen. Vervolgens sloeg de verdachte het slachtoffer met een vlakke hand in het gezicht en werd het slachtoffer met geweld beroofd van zijn mobiele telefoon. De verdachte heeft hierbij geen respect getoond voor andermans eigendom en bovenal een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich op 20 november 2023 schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische step. Daarbij is het slachtoffer, die op zijn elektrische step reed, door een vriend van verdachte vastgepakt en geduwd, waardoor het slachtoffer ten val kwam. Vervolgens is het slachtoffer meerdere keren door de vriend van verdachte geslagen. De verdachte heeft vervolgens van de gelegenheid gebruik gemaakt en heeft de elektrische step van het slachtoffer gepakt en is daarmee weggereden. De verdachte heeft de elektrische step daarna te koop aangeboden op Marktplaats. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De verdachte heeft op 11 juni 2024 samen met anderen voorbereidingen getroffen om een ontploffing te veroorzaken bij een gebouw aan De Keyserlei, in het centrum van Antwerpen. De verdachte heeft daarvoor via snapchat opdracht gekregen. Op genoemd adres was een paar dagen eerder, op 8 juni 2024, een aanslag gepleegd bij een juwelier die op voornoemd adres gevestigd is. De verdachte is voordat hij het explosief kon plaatsen in de nacht van 11 juni 2024 aangehouden. De verdachte had een tas met brandversnellend materiaal, 2 flessen benzine en cobravuurwerk en een aansteker voorhanden. Hiermee heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten.
Dergelijke aanslagen, en ook de voorbereiding daarvan, zijn bedreigend en beangstigend voor de eigenaar en de medewerkers van het bedrijf, vooral omdat er enkele dagen eerder al een aanslag heeft plaatsgevonden. Ook bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen leidt een dergelijk feit tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. Door zo te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van deze zeer intimiderende vorm van geweld. Hoewel het plan niet tot uitvoering is gekomen, is dit evenwel een ernstig strafbaar feit dat een grote inbreuk maakt op de rechtsorde en het gevoel van onveiligheid in de maatschappij vergroot. Als de verdachte het plan had kunnen doorzetten, had dit zeer verstrekkende gevolgen kunnen hebben. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-Psycholoog [naam 1]heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (in de zaken met parketnummers 10/192741-24, 10/106936-23, 10/312303-23 en 02/127767-23) een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 11 september 2024. Dit rapport is tot stand gekomen door een onderzoek dat op 12 juni 2024 met een rapport werd afgerond en waarin - kort gezegd - oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel werd geadviseerd. Naar aanleiding van de ontstane verdenking in de zaak met parketnummer 10/192741-24 is het onderzoek en het rapport aangevuld en houdt het voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een verstandelijke handicap en van een psychische stoornis in de zin van een achterstand in de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling, waaraan zowel aanlegfactoren als omgevingsfactoren ten grondslag hebben gelegen. Daarnaast is er sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis, er is sprake van jarenlang gedragspatroon van (agressief) gedrag waarmee de rechten van anderen, normen en regels worden geschonden. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) was er sprake van de beschreven psychische stoornis en verstandelijke handicap.
Als gevolg van zijn problematiek is verdachte een beïnvloedbare jongen die vooral gericht is op eigen behoeftebevrediging, die tamelijk onverschillig is ten aanzien van en onvoldoende stilstaat bij wat zijn gedrag voor anderen (of voor zichzelf) zou kunnen betekenen en die geweld niet afkeurt. Als gevolg van zijn problematiek heeft verdachte onvoldoende mogelijkheden gehad om zijn gedrag ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde (indien bewezen) tussentijds bij te sturen en om andere keuzes te maken. Er wordt derhalve geadviseerd om, indien het ten laste gelegde bewezen kan worden, hem het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Een weging van alle factoren leidt tot een hoog risico op gewelddadige recidive. De risico's voor recidive liggen vooral in de minder sterke kanten van de persoon van verdachte en ontwikkeling, zelfs op momenten waarop er externe structuur en toezicht is. Bovenstaande risicotaxatie biedt aanknopingspunten om het risico op gewelddadige recidive in de toekomst te verlagen. Vooral wat betreft het versterken van zijn sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling, het optimaliseren van de opvoedsituatie, het structureren van de daginvulling en het grip en zicht krijgen op het gedrag en ontwikkeling van verdachte, valt winst te behalen.
Behandeling en begeleiding worden noodzakelijk geacht om het recidiverisico te verlagen en om de ontwikkeling van verdachte ten goede te keren. De verdachte is gebaat bij een omgeving waar men hem de behandeling en begeleiding kan bieden die hij nodig heeft, maar waar de ruimte om zich te onttrekken zo klein mogelijk is. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en behandeling in een justitiële jeugdinrichting waar men expertise heeft op het gebied van verstandelijke ontwikkelingsstoornis wordt derhalve geadviseerd.
Voor betreft de strafrechtelijke afdoening (bij bewezenverklaring) wordt - anders dan in het eerste rapport van 12 juni 2024 - nu geadviseerd de beschreven hulpverlening op te leggen in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
Kinder- en jeugdpsychiater [naam 2]heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (in de zaken met parketnummers 10/312303-23, 10/106936-23 en 02/127767-23) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een verstandelijke handicap, een verstandelijke ontwikkelingsstoornis matig van ernst, en aan een psychische stoornis, een normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de adolescentie. Daarnaast, maar moeilijk te voorspellen hoe precies, loopt persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte gevaar.
Zowel de verstandelijke ontwikkelingsstoornis als de normoverschrijdend-gedragsstoornis
zijn duurzaam en moeilijk te beïnvloeden en waren aanwezig hij de ten laste gelegde zaken.
De verstandelijke handicap en de gedragsstoornis hebben de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte voorafgaande en tijdens de ten laste gelegde feiten beïnvloed.
Omdat verdachte de negen ten laste gelegde zaken niet alle in detail heeft willen bespreken is het niet mogelijk voor elke zaak apart een advies ten aanzien van het toerekenen te geven. Duidelijk is wel dat verdachte cognitieve zwakte, het niet goed kunnen overzien van gevolgen, het ondoordacht dingen doen, het beïnvloed en verleid worden tot antisociaal gedrag sterk zijn handelen bepalen bij de ten laste gelegde zaken.
De kans op recidive is zonder enig ingrijpen hoog en dan moet gevreesd worden voor een verder afglijden van verdachte. Met veel structuur en toezicht wordt de kans op
recidive minder. Een driemilieusvoorziening met alles ‘(inclusief school) op hetzelfde terrein met expertise voor verstandelijke beperking zou nog meer holding kunnen bieden dan de huidige situatie, maar lijkt minder wenselijk vanwege de overplaatsing van verdachte met alle gevolgen van dien.
Geadviseerd wordt de huidige situatie van verblijf en behandeling bij Auriga en scholing bij het MFC van Yulius te continueren. De verdachte moet nog veel leren wat betreft gedrag en wat betreft maatschappelijk invoegen en het lijkt waarschijnlijk dat hij ook in zijn volwassen leven nog ondersteuning behoeft. Naast de huidige voorwaarden die mogelijk gecontinueerd kunnen worden wordt geadviseerd een voorwaardelijke PIJ op te leggen. Bij eventuele recidive kan verdachte dan behandeld worden in het kader van een PIJ in een JJI bij voorkeur met expertise op gebied van verstandelijke ontwikkelingsstoornis.
Kinder- en jeugdpsychiater [naam 2]heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (in de zaken met parketnummers 10/312303-23, 10/106936-23, 02/127767-23 en 10/29741-24) een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 september 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het is duidelijk dat de cognitieve zwakte van verdachte, zoals het niet goed kunnen overzien van gevolgen, het ondoordacht dingen doen, het beïnvloed en verleid worden tot antisociaal gedrag, sterk zijn handelen bepalen bij ook het huidige ten laste gelegde. De verdachte heeft wel besef van het wederrechtelijke van zijn handelen, zeker na zijn ervaring met eerdere preventieve hechtenis, maar dat besef is zwak en de verdachte heeft matig controle over zijn handelen in situaties waarin hij zich uitgedaagd voelt, dan wel de verleiding van makkelijk geld zoekt. Daarmee is naar mening van de rapporteur het advies om de verdachte het ten laste gelegde in een sterk verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive is zonder enig ingrijpen hoog en dan moet gevreesd worden voor een
verder afglijden van de verdachte. Er zijn nauwelijks beschermende factoren behalve een zich voegen in structuur (mogelijk ook uit angst) en een motivatie voor school (waarbij de verdachte zich overschat). Met veel structuur en toezicht wordt de kans op recidive minder. Er zal echter een behoorlijke mate van structuur en toezicht moeten zijn gezien het onttrekken van verdachte aan toezicht en structuur binnen Zorg, Hoop en Liefde, Auriga
en het KVJJ.
Geadviseerd wordt tot een klinische, residentiële behandeling waarbij de verdachte zich meer bewust wordt van zijn verstandelijke handicap, daarmee leert omgaan, hulp leert vragen en hij meer pro-sociale doelen ontwikkelt met tegelijkertijd meer afstand van een antisociale levensstijl en contacten. Dit kan nu alleen nog in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ.
Bij voorkeur wordt de behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ ten uitvoer
gelegd in een JJI met expertise op het gebied van LVB en is er daarna (de behandeling zal
waarschijnlijk meer dan één of twee jaar vergen) een uitstroom mogelijk bij een STP traject
naar een beschermde woonvorm voor LVB.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 november 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Vanuit het onderzoek komt het algemeen recidive risico en dynamisch risicoprofiel uit op hoog. De beschermende factor is te zien op het domein school. Er worden echter ook risicofactoren gezien in de domeinen gezin, werk/vrije tijd/ financiën, relaties, geestelijke gezondheid, houding, agressie en vaardigheden. De zorgen op de verschillende domeinen maken dat, wanneer de problematiek onbehandeld blijft, de kans op recidive zeer aanwezig blijft.
De Raad is van mening dat zowel ambulante en residentiële behandeling met een laag beveiligingsniveau onvoldoende toereikend is gebleken. Voor de verdere ontwikkeling van verdachte is het van belang dat hij behandeling ontvangt waar hij zich niet aan kan onttrekken. Vanuit het strafrecht kan een dergelijke behandeling alleen plaatsvinden in het kader van een PIJ-maatregel. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. De PIJ-maatregel is tevens van belang omdat de Raad de kans op recidive groot acht en gebleken is dat verdachte steeds recidiveert. De Raad heeft overwogen of er binnen het civielrechtelijk kader nog mogelijkheden liggen, echter een eerdere uithuisplaatsing heeft niet tot de gewenste gedragsverandering geleid.
Voor de behandeling van de onderliggende problematiek en de geconstateerde scheefgroei in zijn ontwikkeling is een voorwaardelijke PIJ afgewogen met als bijzondere voorwaarde een klinisch forensische behandeling op te leggen, naast een zo langdurig mogelijk verplichte toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. Over de haalbaarheid en effectiviteit van de ingezette begeleiding of de toekomstige behandeling bestaat echter gerede twijfel.
Bovenstaande maakt dat de Raad een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet haalbaar acht. Concluderend maakt bovenstaande dat de Raad van mening is dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel het meest passend is.
De Raad concludeert dat de eerder opgelegde kaders niet toereikend zijn geweest om recidive te voorkomen en stelt dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel meer waarborgt dat behandeling zal worden voortgezet en als laatste middel wordt gezien om verder afglijden te voorkomen.
Door de Raad is ter terechtzitting - in aanvulling op voornoemd rapport - het volgende naar voren gebracht.
De Raad sluit zich aan bij de aanvullende NIFP rapportages en acht een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk, zodat de verdachte zich niet kan onttrekken aan behandeling. Een ambulante behandeling vanuit de thuissituatie is volgens de Raad een gepasseerd station. De verdachte heeft veel kansen gekregen en de mogelijkheden zijn uitgeput. Er is contact geweest met de Catamaran om te bezien of een plaatsing aldaar mogelijk is. De Catamaran kan de casus pas officieel bekijken op haalbaarheid wanneer er een veroordeling met als bijzondere voorwaarde plaatsing bij de Catamaran volgt. Daarbij heeft de Catamaran opgemerkt dat motivatie vanuit zowel de jongeren als zijn ouders noodzakelijk is. In elk geval is er een wachtlijst tussen de drie en zes maanden.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder [naam 3] het volgende naar voren gebracht.
De verdachte heeft tot zijn aanhouding voor het feit gepleegd op 11 juni 2024 bij Auriga verbleven. Daar kan hij niet terugkeren. Er is contact geweest met Pluryn en Groot Emaus, maar voor beide plekken is toestemming en motivatie nodig van ouders. Een plaatsing in een driemilieusvoorziening is geen optie, omdat hiervoor vereist is dat zowel de verdachte als zijn ouders hiermee instemmen, wat niet het geval is. De verdachte had zijn handtekening geplaatst maar heeft deze vervolgens weer ingetrokken. Groot Emaus heeft de plaatsing afgewezen, omdat zij deze casus te zwaar vinden. Pluryn ziet dat bij de verdachte geen behandelmotivatie is, waardoor een plaatsing bij hen ook niet mogelijk is. Indien de PIJ-maatregel niet wordt uitgesproken, zal de verdachte worden aangemeld voor een plaatsing bij de Catamaran.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis en een verstandelijke handicap die ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie van tweehonderdzeventig dagen passend is.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor oplegging van een PIJ-maatregel is gelet op de bewezenverklaring en de conclusies van de deskundigen, voldaan. De rechtbank stelt vast dat meerdere van de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van wat de psychiater en psycholoog in hun rapportage vermelden, komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde misdrijven een gebrekige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zoals geadviseerd. Zij is van oordeel dat er nog minder vergaande mogelijkheden zijn die in overweging genomen moeten worden voordat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gerechtvaardigd is, zoals plaatsing van de verdachte op een open groep. De rechtbank merkt hierbij op dat het bestaan van plaatsingsproblemen in het civiele kader geen grondslag vormt voor het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er is aanvankelijk zowel door de psycholoog als de psychiater ook geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd, maar een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarbij is uitgebreid gemotiveerd waarom deze maatregel het beste aansluit bij (een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van) de persoon van de verdachte.
In de aanvullende rapportages komen de deskundigen vervolgens tot een ander advies naar aanleiding van de verdenking van 11 juni 2024. Daarbij heeft dit delict zelf, of de wijze waarop de verdachte daartoe is gekomen, echter een geringe rol gespeeld. Uit die rapporten komen geen nieuwe inzichten over de persoon van de verdachte naar voren. Het gewijzigde advies steunt hoofdzakelijk op de omstandigheid dat als gevolg van de aanhouding van de verdachte externe beschermende factoren deels zijn weggevallen, zoals zijn schoolgang en het verblijf bij Auriga. Dat daarmee het vormgeven van een voorwaardelijke PIJ-maatregel aanzienlijk ingewikkelder is geworden, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat dan maar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gerechtvaardigd is. De verdachte krijgt met een voorwaardelijke PIJ-maatregel binnen strakke kaders nog een laatste mogelijkheid om te profiteren van hulpverlening terwijl hij zijn leven in de maatschappij op normale wijze tracht vorm te geven. Het is aan hem om zich daarvoor tot het uiterste in te zetten, en aan de jeugdreclassering om hem daarbij te ondersteunen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd met daaraan verbonden de hierna te noemen bijzondere voorwaarden.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien verdachte veroordeeld zal worden wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de psychiater, psycholoog en de Raad, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Ter zake van het onder parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, [benadeelde partij 1]. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover. Daarnaast heeft zij hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, aangezien er geen sprake is van een rechtstreeks causaal verband tussen de diefstal en de schade. De verdediging stelt immers dat de verdachte niet betrokken is geweest bij het medeplegen van geweld.
8.1.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de in de zaak met parketnummer 10/312303-23 onder 1 primair bewezen verklaarde diefstal.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Ter zake van de onder parketnummer 10/312303-23 onder 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, [benadeelde partij 2]. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.200,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/312303-23 onder 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 november 2023.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Ter zake van het onder parketnummer 10/015512-23 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, [benadeelde partij 3]. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen. Tevens heeft de officier van justitie de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat niet duidelijk is waarom de benadeelde partij pas twee jaar later en kennelijk alleen bij de verdachte immateriële schade verzoekt.
8.3.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/015512-23 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van
€ 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging 10/086862-23

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van belediging van een ambtenaar in functie veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 28 uur subsidiair 14 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
9.4.
Beoordeling
De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging, de vordering afwijzen.

10.Vordering tenuitvoerlegging 10/119917-21

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 augustus 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 30 uur subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 september 2021.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
10.4.
Beoordeling
De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging, de vordering afwijzen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 46, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa, 141, 157, 284, 300, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan begeleid wonen of aan een verblijf in een (soortgelijke) instelling voor jeugdhulpverlening en zich zal houden aan de daar geldende regels;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan behandeling, indien dat door de jeugdreclassering of de instelling voor jeugdhulpverlening waar hij verblijft nodig wordt geacht;
- zich zal inspannen een zinvolle dagbesteding te hebben en te behouden in de vorm van school (en stage) en zich daarbij zal houden aan het rooster van en de afspraken met school en stage;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de (jeugd)reclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn op het adres [adres 2], dan wel op het adres van de instelling waar hij verblijft, en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, bevolen in de zaak met parketnummer 10/192741-24, met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde jeugddetentie;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, bevolen in de zaak met parketnummer 10/312303-23; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, bevolen in de zaak met parketnummer 02-127767-23; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
[benadeelde partij 1]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
[benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
[benadeelde partij 3]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer 10/086862-23 van 15 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer 10/119917-21 van 31 augustus 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/192741-241
hij, op of omstreeks 11 juni 2024, te Antwerpen, in België, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen
van een ontploffing en/of brandstichting (artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een vuurwerkbom (meerdere aan elkaar vastgemaakte flessen (bidons) met daarin
brandbare vloeistof (benzine) en suiker en daarbij een stuk vuurwerk (cobra6) en
een aansteeklont) en/of
- (een) (extra) fles(sen) ((een)bidon(s)) met daarin brandbare vloeistof (benzine) en
suiker en/of
- een aansteker en/of
- een (mobiele) telefoon (Iphone) en/of
- een (zwarte) bivakmuts en/of
- een (zwarte) (linker)handschoen en/of
- een (zwarte) trui
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2
hij, op of omstreeks 11 juni 2024, te Antwerpen, in België, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artike 2 lid 1
Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van
ontploffing, namelijk een vuurwerkbom (meerdere aan elkaar vastgemaakte flessen
(bidons) met daarin brandbare vloeistof (benzine) en suiker en daarbij een stuk
vuurwerk (cobra6) en een aansteeklont), voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 juni 2024, te Antwerpen, in België, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te
weten één Cobra 6, bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en/of
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/312303-231
hij, op of omstreeks 20 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, op de
openbare weg te weten de Sportlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een elektrische step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich dreigend op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op die step stond) die [slachtoffer 1] vast en/of beet te pakken en
(vervolgens) vast te houden en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op die step stond) aan/tegen die [slachtoffer 1] te duwen en/of te
trekken en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op die step stond) die [slachtoffer 1] (dreigend) naar een kant te drijven
en/of (vervolgens) (dreigend) naar een stoep(rand) te drijven als gevolg waarvan die
[slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- die [slachtoffer 1] (aan de capuchon) vast te pakken en die [slachtoffer 1] naar de grond toe te
trekken en/of
- meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) in het gezicht en/of op/tegen het
lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een elektrische step, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
2
hij, op of omstreeks 17 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, op de
openbare weg, te weten de Van Blommesteynweg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich (in overtal) (dreigend) aan die [slachtoffer 2] op te dringen en/of
- die mobiele telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 2] te trekken/rukken en/of
- (dreigend) aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Als je nog één keer je
handen naar mij uitstrekt dan sla ik je kapot", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking en/of
- (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) filmde) die [slachtoffer 2] te dwingen sorry
te zeggen en/of te zeggen dat [naam 4] de baas was en/of een blaadje van de grond
te eten en/of te zeggen dat die [slachtoffer 2] homo was en/of te zeggen dat [naam 4] de baas
was en (vervolgens) die beelden te verspreiden via (social)media en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat)(met de vlakke hand) een klap in/op/tegen
het gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te geven en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat) tegen het hoofd, althans het lichaam van
die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) door
- zich (in overtal) (dreigend) aan die [slachtoffer 2] op te dringen en/of
- (dreigend) aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Als je nog één keer je
handen naar mij uitstrekt dan sla ik je kapot", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking en/of
- (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) filmde) die [slachtoffer 2] te dwingen sorry
te zeggen en/of te zeggen dat [naam 4] de baas was en/of een blaadje van de grond
te eten en/of te zeggen dat die [slachtoffer 2] homo was en/of te zeggen dat [naam 4] de baas
was en (vervolgens) die beelden te verspreiden via (social)media en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat)(met de vlakke hand) een klap in/op/tegen
het gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te geven en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat) tegen het hoofd, althans het lichaam van
die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen;
3
hij, op of omstreeks 17 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond zat)
- (met de vlakke hand) een klap in/op/tegen het gezicht althans het lichaam van die
[slachtoffer 2] te geven en/of
- tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen;
4
hij, op of omstreeks 17 november 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer 2],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [slachtoffer 2]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
(terwijl verdachte die [slachtoffer 2] filmde) sorry te zeggen en/of te zeggen dat [naam 4]
de baas was en/of een blaadje van de grond te eten en/of te zeggen dat die
[slachtoffer 2] homo was en/of te zeggen dat [naam 4] de baas was en (vervolgens) die
beelden te verspreiden via (social)media, door zich (dreigend) aan die [slachtoffer 2] op
te dringen en/of die [slachtoffer 2] te gebieden voornoemde handelingen te verrichten
en/of teksten/woorden uit te spreken;
5
hij, op of omstreeks 14 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, op de
openbare weg, te weten het Metroplein,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een
(OV-)kaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2]
en/of een derde toebehoorde(n) door
- zich (in overtal) (dreigend) aan die [slachtoffer 2] op te dringen en/of
- (dreigend) aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "een vriend is naar je op
zoek" en/of "loop maar even neem dan breng ik je naar hem toe" en/of "maak je
zakken leeg" en/of "doe het snel", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of
strekking en/of
- het aftasten en/of doorzoeking van de (broek)zak(ken) van die [slachtoffer 2] en/of
- (met de vlakke hand) een klap in/op/tegen het gezicht althans het lichaam van die
[slachtoffer 2] te geven
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 november 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met de vlakke hand) een klap in/op/tegen het
gezicht althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te geven;
6
hij, op of omstreeks 22 september 2023, te Rotterdam,
openlijk, te weten, (tramhalte) Keizerswaard, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of goed(eren) te weten [slachtoffer 3]
door meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) te slaan en/of te stompen op
het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 3];
Parketnummer 02/127767-23
1
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Nieuwdorp,
gemeente Borsele, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
en/of
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door het voorhanden hebben van auto's en/of dopsleutels en/of doppen en/of
tassen en/of GSM's en/of flensmoeren en/of schroevendraaiers en/of een boor
en/of een dremel en/of een handzaag en/of tassen;
2
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of Nieuwdorp,
gemeente Borsele, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het terrein van het bedrijf
Lineage in de haven van Vlissingen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van
- braak,
- inklimming,
- een valse sleutel;
Parketnummer 10/106936-23hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten aan [adres 1],
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een ruit
door een of meerdere ste(e)n(en) tegen voornoemde ruit aan te gooien;
terwijl hij, verdachte, dit goed opzettelijk heeft vernield;
Parketnummer 10/015512-23hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 mei 2022 te
Rotterdam, althans in Nederland,
een ander, te weten [slachtoffer 4],,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
die [slachtoffer 4] de woorden "Ik ga nooit meer homo worden." uit te laten spreken,
door die [slachtoffer 4] te filmen en/of hem op zijn knieën te laten zitten;