ECLI:NL:RBROT:2024:13194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
10/118165-24; 10/018420-24 en 10/099290-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van een ontploffing, diefstal in vereniging en openlijk geweld in vereniging door een minderjarige

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing, diefstal in vereniging en openlijk geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 april 2024 in Vlaardingen samen met een medeverdachte in het bezit was van explosieve stoffen en vuurwerk, met de intentie om een ontploffing teweeg te brengen bij een woning. Dit feit vond plaats in een gebied waar eerder al meerdere ontploffingen hadden plaatsgevonden, wat de ernst van de situatie vergrootte. De verdachte heeft ook deelgenomen aan een diefstal van etenswaren bij een sushirestaurant in Rotterdam op 2 juli 2023 en heeft openlijk geweld gepleegd tegen een persoon op 4 september 2023 in Spijkenisse. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 157 dagen opgelegd, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan behandelingen. Daarnaast is er een werkstraf van 40 uur opgelegd, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft ook gedeeltelijke toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen uitgesproken, waarbij de verdachte schadevergoeding moet betalen aan de benadeelde partijen voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/118165-24; 10/018420-24 en 10/099290-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 5 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
raadsvrouw mr. G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 22 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/018420-24 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/099290-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 157 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/099290-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/118165-24 onder 1 subsidiair
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte in opdracht van een ander met een taxi naar de woning aan [adres 2] is gekomen en dat hij wist wat er in de tas zat die zij bij zich hadden. De verdachte heeft niet verklaard wat de opdracht precies inhield. De verdediging heeft zich ten aanzien van deze verdenking gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte in de nacht van 5 april 2024 zijn aangehouden op nog geen 100 meter van [adres 2], een adres waar in die periode meerdere (pogingen tot) ontploffingen hebben plaatsgevonden. Zij waren in het bezit van een tas met daarin een steen, zwaar vuurwerk (bestaande uit een Shell, Cobra 8, Barracuda en een zelf gefabriceerd vuurwerk met in totaal 500 gram flitspoeder erin) en twee flessen met daarin tweeëneenhalve liter van de brandbare stof methanol. Zowel de verdachte als de medeverdachte hadden een aansteker bij zich. Uit het onderzoek aan de telefoon van de medeverdachte leidt de rechtbank af dat zij de opdracht hadden om, tegen betaling, een ontploffing teweeg te brengen bij de woning aan [adres 2]. De verdachte heeft verklaard dat hij wist wat er in de tas zat, dat hij het pakket met vuurwerk heeft aangeraakt, dat hij in opdracht van een ander samen met de medeverdachte richting de woning aan [adres 2] liep en dat hij wist wat de bedoeling was. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte samen met een ander onderweg was naar de woning om daar een ontploffing teweeg te brengen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing.
4.3.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde (nagenoeg) heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 10/099290-24 ten laste gelegde op die wijze heeft begaan dat:
Parketnummer 10/118165-24
1. subsidiair)
hij op 5 april 2024 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van
eenmisdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van een woning een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk
voorwerpen en stoffen, te weten
- donkere en gezichtsbedekkende kleding en- aanstekers en- een tas met daarin een steen en drie stukken vuurwerk
(waaronder een Cobra 8 en/of Barracuda) en twee flessen met
daarin Methanol,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 5 april 2024 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een ander
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een tas met daarin drie stukken vuurwerk (waaronder een Cobra 8 en Barracuda) en twee flessen met daarin Methanol, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 10/018420-24
1.
hij op 2 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
etenswaren, die aan SushiPoint
gelegen aan [adres 3], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10/099290-24
hij op 4 september 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
openlijk, te weten, op metrostation Heemraadlaan (gelegen aan de
Hekelingseweg), in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1],
door die [slachtoffer 1]
- bij zijn vest en vast te pakken,
- meermalen tegen de borst en het lichaam te duwen en
- meermalen tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/118165-24
De eendaadse samenloop van
1. subsidiair
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°.
Parketnummer 10/018420-24
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen
Parketnummer 10/099290-24
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertien- en vijftienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, met een oplopende mate van ernst.
Allereerst heeft de verdachte zich op 2 juli 2023 samen met anderen op de openbare weg schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging/straatroof van een sushibezorger. De sushibezorger is (door een medeverdachte) bedreigd en door de groep waar de verdachte deel van uitmaakte omsingeld en van zijn bestelling beroofd. Ook de verdachte is met een bestelling weggerend. Met zijn handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Door op klaarlichte dag op de openbare weg een straatroof te plegen, van iemand die bovendien gewoon zijn werk aan het verrichten was, heeft verdachte daarnaast bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer alsook in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich op 4 september 2023 op een metrostation in Spijkenisse schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer 1]. Het slachtoffer is door de medeverdachte geduwd en in zijn gezicht geslagen, waarna de verdachte het slachtoffer met zijn vuisten meerdere malen in zijn gezicht en op zijn hoofd heeft geslagen. Bij dit geweldsincident is het slachtoffer ook gefilmd. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Bovendien brengen dergelijke geweldshandelingen, die op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden, grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich.
Ten slotte heeft de verdachte op 5 april zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een ontploffing bij een woning aan [adres 2], waar in het afgelopen jaar al meerdere (poging tot) ontploffingen hebben plaatsgevonden. Het gebied rond [adres 2] was daarom aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Dit houdt in dat de politie iedereen die zich in dat gebied bevindt preventief mag fouilleren. De verdachte en de medeverdachte zijn in de nacht van 5 april 2024 in de nabijheid van die woning aangetroffen met een plastic tas met daarin een steen, een (deels) zelfgemaakt explosief en flessen met een brandbare vloeistof. Hiermee heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte en de medeverdachte hadden hiermee een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen, die veel schade zou hebben veroorzaakt. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woning en de omwonenden. Helemaal nu dit soort feiten zich al meerdere keren hebben voorgedaan jegens hen. Ook leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van de feiten enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken over de gevolgen van zijn acties. Het feit dat jonge jongens als de verdachte zich ogenschijnlijk zo snel laten overhalen tot het uitvoeren van dergelijk acties tegen slachtoffers die zij helemaal niet kennen is een zeer zorgelijke ontwikkeling.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
Klinisch-Psycholoog [naam 1]heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 30 september 2024. Dit rapport houdt - zakelijk weergeven en voor zover van belang - het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ernstige normoverschrijdend-gedragsstoornis, met begin in de vroege adolescentie. Op dit moment kan van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling worden gesproken. De verdachte lijkt steeds verder in criminaliteit af te glijden en zijn persoonlijkheid is zich in antisociale richting aan het ontwikkelen.
Wat betreft de poging tot ontploffing kan worden gesteld dat de verdachte, vanwege zijn gedragsproblematiek, vanuit egocentrisch oogpunt en gericht op snelle behoeftebevrediging (‘snel en gemakkelijk geld verdienen’) handelde. Zijn impulscontrole schoot daarbij ernstig tekort; het vooruitzicht van ‘snel geld’ maakte dat hij zich gemakkelijk voor het karretje van de opdrachtgever(s) liet spannen. De verdachte kan geacht worden het ontoelaatbare van zijn gedrag in te zien. Vanwege zijn gedragsstoornis, die zich in de richting van een antisociale-persoonlijkheidsstoornis aan het ontwikkelen is, was hij echter in een verminderde mate in staat om andere gedragskeuzes te maken en daarnaar te handelen. Derhalve wordt geadviseerd om de verdachte het hem ten laste gelegde feit, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.​​​​​​​
In het geval van de openlijke geweldpleging op het metrostation en de diefstal en afpersing bij een maaltijdbezorger kan worden gesteld dat de verdachte in deze periode met een groep antisociale jongeren omging. Het is niet duidelijk geworden in hoeverre hij bij deze incidenten meer een leidende dan wel volgende rol heeft gehad. Er kan wel worden gesteld dat de normoverschrijdend-gedragsstoornis ook tijdens het plegen van deze hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, aanwezig was. Aangenomen wordt dat de problematiek op een soortgelijke wijze als bij de poging tot ontploffing heeft doorgewerkt. Er wordt geadviseerd om hem ook deze feiten, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
Individuele behandeling in de vorm van cognitieve gedragstherapie, gericht op impulsbeheersing, emotie- en agressieregulatie, het vergroten van de coping vaardigheden en het maken van verstandige keuzes is aangewezen. Om de kans op een succesvolle schoolgang op zijn nieuwe opleiding te vergroten, wordt het wenselijk geacht dat de hulpverlening vanuit ChapterNext van kracht blijft. De precieze invulling hiervan kan door de jeugdreclassering, ChapterNext, de verdachte en ouders worden afgesproken.
Om ouders meer handvatten in de opvoeding van de verdachte te bieden, is intensieve systemische hulpverlening, zoals FAST (Forensisch Ambulante Systeem Therapie) als interventie aangewezen. De verdachte geeft in het laatste gesprek aan dat hij spijt heeft van hoe hij zich in het gezin heeft gedragen en geeft aan hierin te willen veranderen.
Met de inzet van de bovenstaande hulpverlening kan hij zijn positieve en gemotiveerde houding hopelijk blijvend vasthouden, maar dient commitment aan de behandeling wel onvoorwaardelijk te zijn. Om deze commitment te stimuleren, is het van belang om de elektronische monitoring zolang als mogelijk te continueren.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 oktober 2024. De Raad adviseert gemotiveerd en conform het advies van klinisch-psycholoog [naam 1] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zicht houdt aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring;
- zijn medewerking verleent aan verscherpt toezicht in het kader van de ITB-Harde Kern Aanpak, zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich niet zal bevinden op of in de directe omgeving van de plaats Vlaardingen te provincie Zuid-Holland;
- zijn medewerking zal verlenen aan behandeling vanuit de Waag;
- zijn medewerking zal verlenen aan begeleiding met betrekking tot onderwijs/dagbesteding bij ChapterNext, zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal inspannen een zinvolle vrijetijdsbesteding te hebben en te behouden in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- naar school/stage zal gaan volgens rooster;
- zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte],
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De jeugdreclasseringheeft een evaluatie gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 oktober 2024. De jeugdreclassering adviseert gemotiveerd de rechtbank bij een bewezenverklaring de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze ook door de Raad zijn geadviseerd.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder [naam 2]naar voren gebracht dat
de verdachte zich na zijn schorsing in mei 2024 een periode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De verdachte ging goed naar school, haalde goede cijfers, hield zich aan afspraken en er waren geen problemen met zijn gedrag. Op het moment dat de enkelband er af ging heeft de verdachte zich niet (meer) aan de schorsingsvoorwaarden gehouden door van huis weg te lopen en voor niemand bereikbaar te zijn. Hierop is zijn schorsing voor een week opgeheven, waarna hij weer een kans heeft gekregen begin september 2024. Er is opnieuw een enkelband geplaatst. Sindsdien houdt de verdachte zich weer goed aan zijn schorsingsvoorwaarden. De verdachte wil vooral veel thuis blijven om situaties te vermijden. De verdachte maakt zich zorgen over zijn veiligheid op school. De jeugdreclassering bekijkt wat daarmee te doen. Het advies van de jeugdreclassering komt overeen met die van de Raad. In het geval een gebiedsverbod wordt opgelegd, verzoekt de jeugdreclassering er rekening mee te houden dat de verdachte in de toekomst mogelijk naar school zal gaan in Vlaardingen en de omgeving van de school van dat verbod uit te zonderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad en de jeugdreclassering, waarbij de duur van de elektronisch toezicht zal worden beperkt tot maximaal vier maanden omdat de verdachte op het moment van de uitspraak al twee maanden onder elektronisch toezicht heeft gestaan gedurende de periode dat hij voor de tweede keer is geschorst. Het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde straf is gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat hij niet terug hoeft naar de JJI. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten ook een werkstraf van de hierna te noemen duur opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, waaruit naar voren komt dat sprake is van een hoog recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De volgende vorderingen zijn door mr. R. Korver, ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 ten laste gelegde strafbare feiten, namens de in het geding gevoegde benadeelde partijen ingediend.
Vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering van [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partijen af te wijzen, omdat er geen causaal verband is tussen de gedragingen van de verdachte en de namens de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade. Subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat de benadeelde partijen in de vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat er in deze zaak twee minderjarige verdachten zijn en in de strafzaak van de medeverdachte (parketnummer 10.118192.24 (ECLI:NL:RBROT:2024)) geen enkele vordering benadeelde partij is ingediend. De verdediging heeft daartoe (conform haar pleitnotitie) aangevoerd dat het in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dat de ene inmiddels voor voorbereidingshandelingen veroordeelde minderjarige verdachte niets hoeft te betalen en de andere mogelijk nog te veroordelen minderjarige verdachte er alleen voor op zou moeten draaien. Op grond hiervan verzoekt de verdediging de rechtbank dan ook meer subsidiair tot matiging van de vorderingen over te gaan.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat - hoewel de onderbouwing van de vorderingen minimaal is - het aannemelijk is dat de bewezen verklaarde strafbare feiten verder hebben bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid en dat door het strafbare handelen van de verdachte en zijn medeverdachte rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aan de benadeelde partijen. De aard en de ernst van de feiten brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon aannemelijk is. Dat er, zowel voor als na het door de verdachte gepleegde feit, meerdere (pogingen tot) ontploffing hebben plaatsgevonden aan het adres van de benadeelde partijen doet er niet aan af dat ook dit strafbare feit heeft bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid bij de benadeelde partijen.
Bij de begroting van de immateriële schade in deze zaak heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat uit de summiere onderbouwing van de vordering volgt dat de door de benadeelde partijen geleden en gevorderde immateriële schade het gevolg is van een lange reeks vergelijkbare strafbare feiten. De onderhavige zaak heeft slechts betrekking op één van die feiten. Zonder nadere onderbouwing, welke ontbreekt, kan niet worden vastgesteld welk aandeel dit incident heeft gehad in het ontstaan van de schade. Gelet op deze omstandigheden, de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, acht de rechtbank in dit geval een bedrag van € 750,- per persoon billijk en daarom toewijsbaar. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 april 2024.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat in de strafprocedure tegen de medeverdachte (per abuis) geen vorderingen benadeelde partij waren ingediend, geen aanleiding tot matiging van de toe te wijzen bedragen aan schadevergoeding, zoals door de verdediging betoogd. Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van
€ 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij 4], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/099290-24 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 565,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover. Daarnaast heeft zij hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen, gelet op de aard en de ernst van het letsel. Het letsel van de benadeelde partij is beperkt gebleven, te weten twee bulten op zijn hoofd en een stekende hoofdpijn. Ook de aangehaalde jurisprudentie is niet geheel vergelijkbaar, aangezien het slachtoffer in de onderhavige zaak niet is getrapt, maar in plaats daarvan bij zijn vest of lichaam is vastgepakt.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (immateriële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 4] een schadevergoeding betalen van € 565,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 primair ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/118165-24 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, het in de zaak met parketnummer 10/018420-24 onder 1 ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 10/099290-24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 157 (honderdzevenenvijftig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan GGZ behandelingen van De Waag of een vergelijkbare instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan de coaching vanuit ChapterNext, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan (de afronding van) het Harde Kern traject;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] (geboren [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2]);
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, niet zal bevinden in Vlaardingen, met uitzondering van het gebied begrensd door de metrolijn, de Marathonweg en de A20, welke uitzondering slechts geldt de momenten waarop hij op school ([naam school]) aanwezig moet zijn;
- voor de maximale duur van 4 (vier) maanden zijn medewerking zal verlenen aan controle door middel van elektronisch toezicht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen volgens het rooster;
- gedurende de proeftijd zich inzet voor het hebben van een zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de afspraken met en aanwijzingen van de jeugdreclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
5 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
5 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 750,- (hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
5 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 4],te betalen een bedrag van
€ 565,- (zegge: vijfhonderdvijfenzestig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] te betalen
€ 565,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdvijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
4 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-118165-241
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning aan [adres 2] en/of nabijgelegen
woningen en/of de inboedel/huisraad van de woning aan [adres 2]
[adres 2] en/of de inboedel/huisraad van die nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te weten één van de zich in die nabijgelegen woningen bevindende pers(o)n(en), in
elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of anderen, te duchten was
- zich, in het donker gekleed en/of met gezichtsbedekking, in het bezit van een of
meerdere aanstekers en/of een tas met daarin een steen en/of drie, althans een of
meerdere, stukken vuurwerk (waaronder een Cobra 8 en/of Barracuda) en/of twee,
althans een of meerdere, flessen met daarin Methanol, althans een of meerdere
brandbare en/of brandversnellende stof(fen), naar [adres 2] heeft
begeven en/of in de richting van de woning aan [adres 2] is
gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van (een) woning(en)
brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een ander te duchten is, opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- donkere en/of gezichtsbedekkende kleding en/of
- een of meerdere aanstekers en/of
- een tas met daarin een steen en/of drie, althans een of meerdere, stukken
vuurwerk (waaronder een Cobra 8 en/of Barracuda) en/of twee, althans een of
meerdere, flessen met daarin Methanol, althans een of meerdere brandbare en/of
brandversnellende stof(fen), bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad
2
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een tas met daarin drie, althans een of meerdere, stukken vuurwerk
(waaronder een Cobra 8 en/of Barracuda) en/of twee, althans een of meerdere,
flessen met daarin Methanol, althans een of meerdere brandbare en/of
brandversnellende stof(fen),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10-018420-241
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
etenswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan SushiPoint
gelegen aan [adres 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 2],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden
wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten het verwijderen van foto's en/of filmpjes van zijn telefoon,
door die [slachtoffer 2]:
- te omsingelen,
- bij de kraag beet te pakken en/of
- te bedreigen met diefstal en/of vernieling van zijn fiets;
Parketnummer 10-099290-24hij op of omstreeks 4 september 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
openlijk, te weten, in/op/rond metrostation Heemraadlaan (gelegen aan de
Hekelingseweg), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1],
door die [slachtoffer 1]
- bij zijn vest en/of het lichaam vast te pakken,
- meermalen tegen de borst en/of het lichaam te duwen en/of
- meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.