In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 19 augustus 2024. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een betaling van 6,72% aan de preferente schuldeisers en 3,36% aan de concurrente schuldeisers heeft voorgesteld. Ondanks dat tien van de twaalf schuldeisers akkoord gingen met het voorstel, hebben Trotz Vastgoed en de gemeente Rotterdam geweigerd in te stemmen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om verzoeker de gelegenheid te geven nadere informatie aan te leveren, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel het maximaal haalbare is voor verzoeker.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de schuldeisers die hebben ingestemd met het voorstel en de belangen van Trotz Vastgoed en de gemeente Rotterdam, die hun instemming hebben geweigerd. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling, die is getoetst door de Kredietbank Rotterdam, goed gedocumenteerd is en dat verzoeker, gezien zijn huidige situatie en toekomstperspectief, niet in staat is om meer te bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de schuldeisers die hebben geweigerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om Trotz Vastgoed en de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.