ECLI:NL:RBROT:2024:13192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1128 en FT RK 24/1132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met Esso Kanaalweg

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die kampt met psychische problemen en onder behandeling is, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder Esso Kanaalweg. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker veertien schuldeisers heeft, waarvan dertien instemden met de regeling. Esso, met een vordering van € 118,35, weigerde echter in te stemmen, onder andere vanwege het veiligheidsbeleid van tankstations en de aard van de schuld. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Esso. De rechtbank oordeelde dat het voorstel van verzoeker het maximaal haalbare was en dat de schuldenproblematiek van verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, op een stabiele manier opgelost moest worden. De rechtbank heeft Esso bevolen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 18 december 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 20 augustus 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Esso Kanaalweg, in behandeling bij LAVG TankCollect (hierna: Esso);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Esso heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. Hierin heeft Esso tevens aangegeven enkel schriftelijk verweer te voeren.
Ter zitting van 11 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer E. Koster, werkzaam bij BilancioBudget B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw [persoon B] en mevrouw [persoon C] , beiden werkzaam bij CVD Begeleiding (hierna: hulpverlening).
Namens verzoeker zijn ter zitting aanvullende stukken overgelegd aan de rechtbank.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers met vijf vorderingen en twaalf concurrente schuldeisers met twaalf vorderingen. De Belastingdienst en de gemeente Rotterdam hebben zowel preferente als concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 35.098,73 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 19 april 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,55% aan de preferente schuldeisers en 1,78% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is niet in staat om te werken, omdat hij kampt met psychische problemen. Hij is daarvoor onder behandeling bij een psychiater en ontvangt hiervoor ook medicatie. Verder is sprake van een WMO-arrangement op basis van sociaal en persoonlijk functioneren. Verzoeker wordt in dat kader begeleid door CVD, vanuit daar heeft hij ook dagbesteding. Zij helpen hem ook met gezondheid gerelateerde zaken. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden.
Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de situatie financieel stabiel is. Verder heeft hulpverlening ter zitting verklaard dat verzoeker zich aan de afspraken houdt.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Esso stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 118,35 op verzoeker, welke 0,3% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Esso te kennen gegeven dat het accepteren van het aanbod haaks staat op het intensieve veiligheidsbeleid van tankstations in Nederland. Daarnaast heeft acceptatie mogelijke negatieve invloed op een eventuele aangifte.
In haar verweerschrift heeft Esso – kort samengevat – aangegeven dat het verzoek dwangakkoord moet worden afgewezen. De vordering van Esso bedraagt € 118,35 en is ontstaan doordat verzoeker heeft getankt zonder te betalen. De schuld van Esso is daarom niet te goeder trouw ontstaan. Bovendien zijn ook andere schulden niet te goeder trouw ontstaan. Uit het aanbod volgt namelijk dat sprake is van verslavingsproblematiek. De schulden die betrekking hebben op de verslaving zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan. Daarnaast is verzoeker in het verleden een onderneming gestart, waaruit schulden zijn ontstaan. Ook deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw. Voorts is door verzoeker niet onderbouwd waarom Esso niet in redelijk heeft kunnen weigeren met instemming met de schuldregeling. Esso acht een saneringskrediet ook niet het juiste middel, omdat dit niet het maximaal haalbare is. Esso zet haar vraagtekens bij de gezondheidsklachten van verzoeker, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Een saneringskrediet zou toekomstige positieve resultaten uit arbeid niet ten goede laten komen aan de schuldeisers. Bovendien biedt een wettelijk traject meer waarborgen, zoals toezicht door een rechter-commissaris. Een toewijzing van het dwangakkoord zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid en een verkeerd signaal afgeven aan de maatschappij, omdat tanken zonder te betalen nu beloond kan worden met een dwangakkoord. Tot slot, voor zover een kostenveroordeling wordt verzocht, dan dient deze te worden afgewezen, althans dient deze op nihil te worden gesteld. Esso heeft immers inhoudelijk verweer gevoerd en er zijn geen kosten aan de zijde van verzoeker.

4. De beoordeling

De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Esso in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Esso een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 0,3%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Gebleken is dat verzoeker al geruime tijd psychische beperkingen ondervindt, welke nog steeds aantoonbaar aanwezig zijn en waarvoor hij thans onder behandeling is, zo blijkt uit de ter zitting overgelegde verklaring van de GGZ. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Verzoeker heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Verder neemt de rechtbank in haar overweging mee dat de wijze waarop de schulden – waaronder dus de schuld bij Esso - zijn ontstaan, al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule, een toelating tot de schuldsaneringsregeling niet in de weg zou hebben gestaan. Dit mede gelet op de persoonlijke ontwikkelingen die verzoeker inmiddels heeft doorgemaakt. Verzoeker heeft zijn situatie inmiddels ingrijpend veranderd. Verzoeker heeft zich vrijwillig onder beschermingsbewind laten stellen en heeft vanuit de Wet Maatschappelijke ondersteuning begeleiding vanuit CVD. Verder blijkt, uit de ter zitting overgelegde verklaring van de GGZ, dat verzoeker voor zijn verslaving niet alleen onder behandeling staat en voorlopig zal blijven staan, maar dat de verslaving ook in remissie is.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Esso, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Esso te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De rechtbank ziet in de aard van de schuld van verzoeker aan Esso aanleiding om Esso als de in het ongelijk gestelde partij niet te veroordelen in de eventuele kosten van de procedure.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Esso om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.