ECLI:NL:RBROT:2024:13191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1597
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Faillissementswet

Op 14 november 2024 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening bij voorraad. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift vastgesteld op 19 december 2024. Tijdens deze zitting is verzoekster, ondanks een behoorlijke oproeping, niet verschenen. Evenmin is de verweerster, Stichting Havensteder, verschenen zonder bericht van verhindering. Op 23 december 2024 heeft de advocaat van verzoekster de rechtbank geïnformeerd dat het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling was ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens de uitspraak op 24 december 2024 bepaald.

Het verzoek was gericht op het treffen van een voorlopige voorziening om verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen. De advocaat van verzoekster heeft verklaard dat verzoekster na indiening van het verzoekschrift is aangemerkt als gedupeerde van de Kinderopvangtoeslagaffaire, waardoor de huurachterstand inmiddels volledig is voldaan. Hierdoor was de advocaat van mening dat het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig was en dat het verzoek kon worden afgewezen.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Verzoekster had bewijsstukken overgelegd, waaronder een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming. Echter, gezien de verklaring van de advocaat dat de huurachterstand was voldaan, concludeerde de rechtbank dat er geen (spoedeisend) belang of bedreigende situatie meer aanwezig was. Daarom werd het verzoek afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: afwijzing
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 24 december 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 14 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 14 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 19 december 2024.
Ter zitting van 19 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • de heer mr. B. el Ouath, advocaat van verzoekster;
  • de heer M. el Joghrafi, werkzaam bij JM Bewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Verzoekster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Stichting Havensteder, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet ter terechtzitting verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft de rechtbank op 23 december 2024 nader bericht. Hij heeft daarin, namens verzoekster, het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingetrokken.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en – zo begrijpt de rechtbank – verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
De advocaat van verzoekster heeft ter zitting verklaard dat verzoekster na indiening van het verzoekschrift is aangemerkt als gedupeerde van de Kinderopvangtoeslagaffaire. Dit heeft ertoe geleid dat de huurachterstand inmiddels volledig is voldaan. Hij is derhalve ervan overtuigd dat verweerster niet tot ontruiming zal overgaan, waardoor het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De advocaat van verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderhavige verzoek daarom kan worden afgewezen.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Verzoekster heeft een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 5 november 2024 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 25 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster. De advocaat van verzoekster heeft ter zitting evenwel verklaard dat de huurachterstand inmiddels volledig is voldaan en dat daarom niet langer wordt gevreesd dat verweerster tot ontruiming over zal gaan.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat thans geen sprake meer is van een (spoedeisend) belang dan wel een bedreigende situatie zoals is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu hiervan geen sprake is, zal het verzoek worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287b Fw af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.