In deze zaak heeft verzoeker op 14 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 19 december 2024 gepland. Tijdens de zitting zijn zowel de advocaat van verzoeker, de heer mr. J. Pearson, als de vertegenwoordiger van de verweerster, mevrouw mr. M.J. Blankenstein, gehoord. Verzoeker heeft aangegeven dat hij voldoende inkomsten heeft uit zijn onderneming in de steigerbouw om zijn huurtermijnen te voldoen, en heeft zijn deel van de huur voor december 2024, met uitzondering van € 0,89, voldaan. De verweerster, IG@ Vastgoed B.V., heeft echter betoogd dat verzoeker al geruime tijd huurachterstanden heeft en dat zijn verzoek moet worden afgewezen.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat het aannemelijk is dat verzoeker in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg hij de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.