ECLI:NL:RBROT:2024:13187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1633 en FT RK 24/1634
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurtermijnen en beschermingsbewind

In deze zaak heeft verzoekster op 19 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 december 2024 gehouden, waarbij verzoekster en haar vertegenwoordigers aanwezig waren. Verzoekster heeft aangegeven dat zij onder beschermingsbewind staat en dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede door haar inkomsten uit arbeid en ZZP-werk. De verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, heeft echter aangevoerd dat er al lange tijd problemen zijn met verzoekster en dat er eerder een ontruiming gepland was.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster bewijs heeft overgelegd van een dreigende ontruiming, heeft de rechtbank geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven en haar schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar dat zij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen. De beslissing is op 10 december 2024 openbaar uitgesproken door rechter W.J. Roos-van Toor, in aanwezigheid van griffier T.M.M. de Laat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 10 december 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 19 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 19 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 december 2024.
Ter zitting van 3 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer J.L. Brouwer, werkzaam bij Mijnbudgetcoach.nl B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, advocaat van verzoekster;
  • de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , namens Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij Zuidweg & Partners en bij Mijnbudgetcoach.nl B.V. Verzoekster heeft inkomsten uit arbeid. Zij is op dit moment 24 uur in de week in loondienst, uitbreiding van de uren is mogelijk. Daarnaast werkt zij ook als ZZP’er. Daarmee heeft zij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Verzoekster heeft de huur van december voldaan. Daarnaast staat verzoekster sinds kort onder beschermingsbewind bij Mijnbudgetcoach.nl B.V. De beschermingsbewindvoerde zal zorgdragen voor de volledige en tijdige betaling van de vaste lasten, waaronder de huur.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat de grens van haar geduld inmiddels is bereikt. De problematiek met verzoekster speelt al lang. Aanvankelijk stond in november 2023 al een ontruiming gepland. Deze is uiteindelijk geannuleerd omdat verzoekster toen ook de kans heeft gekregen om een schuldhulpverleningstraject te starten. Inmiddels is dat al een jaar geleden.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 24 oktober 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 26 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 4 oktober 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft nu deels een vast dienstverband en is deels werkzaam als zelfstandige. Aanvankelijk was verzoekster volledig zelfstandige en waren er periodes met onvoldoende inkomsten. Verzoekster heeft nu voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur van de maand december 2024 is voldaan. Daarnaast staat verzoekster sinds kort onder beschermingsbewind. Hiermee wordt gewaarborgd dat de huurtermijnen tijdig en volledig worden voldaan. Zij heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet en is gemotiveerd om tot een oplossing van haar schuldenproblematiek te komen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 4 oktober 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
19 november 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.