Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De kern van het geschil
2.De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2024, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord van 8 mei 2024, met productie 1;
- de brief van de rechtbank van 23 mei 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van de rechtbank van 7 augustus 2024, met daarin een zittingsagenda;
- het B3-formulier van 6 september 2024 van de advocaat van de man, met een aanvulling van productie 1;
- de brief van 6 september 2024 van de advocaat van de vrouw, met productie 4.
- de mondelinge behandeling van 16 september 2024.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De rechtbank is bevoegd
“De vrouw eist niet haar deel van de overwaarde op…”.De vrouw had dus een vordering op de man, daar waren partijen het over eens. De reden waarom de vrouw haar deel van de overwaarde niet opeiste, blijkt ook uit het beding: de vrouw eiste haar deel van de overwaarde niet op omdat zij wilde dat de woning niet verkocht werd, zodat de zoon van partijen in de woning zou kunnen verblijven wanneer hij bij zijn vader op bezoek was. Gelet hierop moet het voor de man duidelijk zijn geweest dat de vrouw haar vorderingsrecht slechts wilde opschorten voor zolang als hij in de woning zou wonen. De man is hiermee akkoord gegaan. Dat betekent dat het beding zo moet worden uitgelegd dat de vrouw aanspraak kan maken op haar deel van de overwaarde zodra de woning verkocht is. Dat is nu het geval.