Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer mr. D.A. IJpelaar, advocaat van verzoeker.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 25 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van zijn huurwoning, nadat de rechtbank op 31 oktober 2024 een vonnis had uitgesproken tot ontruiming. Verzoeker, die als ZZP'er werkt, had tijdelijk financiële problemen door een onderbreking in zijn werkzaamheden, maar heeft inmiddels weer voldoende inkomsten om de huur te betalen. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de verweerster, Stichting Woonbron, niet aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, gezien het vonnis tot ontruiming en de aankondiging van de verweerster om tot ontruiming over te gaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en geconcludeerd dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker de huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.