ECLI:NL:RBROT:2024:13169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1672 en FT RK 24/1673
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een moratorium op huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoeker op 22 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 december 2024 bepaald. Tijdens deze zitting was verweerster, Aegon Levensverzekering N.V., niet aanwezig. Verzoeker heeft aanvullende stukken overgelegd en het verzoek strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster het vonnis van 4 oktober 2024 tot ontruiming van zijn woonruimte uitvoert. Verzoeker heeft aangegeven dat hij in financiële problemen verkeert en hulp heeft gezocht bij de Kredietbank Rotterdam. Hij heeft verklaard dat hij zijn huurtermijnen kan voldoen, en heeft de huur voor december 2024 al betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. Daarom heeft de rechtbank het moratorium toegewezen, maar voor een kortere termijn van drie maanden in plaats van de verzochte zes maanden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft voorwaarden verbonden aan de voorlopige voorziening, waaronder de verplichting voor de schuldhulpverlening om verslag uit te brengen over de voortgang van de schuldregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 10 december 2024
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 22 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 22 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 december 2024.
Ter zitting van 3 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Aegon Levensverzekering N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
Verzoeker heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft verklaard dat hij nooit met geld heeft leren omgaan, daardoor zijn er schulden ontstaan. Hij zit al in de schulden sinds de periode dat hij bij zijn vader woonde, maar verzoeker durfde niet aan te geven dat hij schulden had. Verzoeker ‘stak zijn kop in het zand’ en kwam in een negatieve spiraal terecht. Aangezien er door meerdere schuldeisers loonbeslag lag, kon verzoeker de huur niet meer betalen. Verzoeker wil nu tot een oplossing van zijn (schulden)problematiek komen. Hij heeft zich daarom gemeld bij de Kredietbank Rotterdam om hem te helpen met zijn financiële situatie. Schuldhulpverlening heeft budgetbeheer aangevraagd. Ook heeft hij zich aangemeld bij een psycholoog, om hem te helpen op mentaal gebied. Tijdens de zitting is verzoeker ook de mogelijkheid geboden om versneld beschermingsbewind aan te vragen. Verzoeker heeft ter zitting het formulier ingevuld om zich verder over het beschermingsbewind te laten informeren. Verzoeker gaf daarbij aan alle hulp aan te zullen grijpen. Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid ter hoogte van € 2.548,96 (netto). Met de huidige inkomsten is verzoeker in staat om de vaste lasten, waaronder de huur, volledig en op tijd te betalen. Hij heeft de huur van de maand december 2024 voldaan. Verzoeker erkende ter zitting, dat hij vóór december andere schulden heeft betaald, waaronder een betaling aan zijn vriendin.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 4 november 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 26 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 4 oktober 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen worden voldaan. Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. Verzoeker heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. De huur van de maand december 2024 is voldaan. Verzoeker heeft een belangrijke stap gezet door hulp op meerdere gebieden te zoeken. De vaste lasten, waaronder de huur zullen worden betaald hetzij door de budgetbeheerder hetzij door een eventueel te benoemen beschermingsbewindvoerder. Daarmee heeft hij positieve ontwikkelingen in gang gezet om tot een oplossing van zijn (schulden)problematiek te komen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank wijst het moratorium toe, maar ziet aanleiding om af te wijken van de verzochte termijn van zes maanden. De rechtbank zal het moratorium toewijzen voor drie maanden. De rechtbank heeft bij haar beoordeling namelijk betrokken dat verzoeker de huurtermijnen van het afgelopen jaar, behoudens de huur van december 2024, niet heeft betaald. Verzoeker heeft, in plaats van de huurbetaling, betaling van andere schulden, waaronder in de privésfeer, voorrang gegeven. De totale vordering van de verhuurder is daardoor, volgens het exploot, opgelopen tot maar liefst € 19.424,77. De verhuurder heeft er belang bij dat de huurschuld niet (nog) verder oploopt. Bovendien is verzoeker pas zeer recentelijk in beweging gekomen om tot een oplossing van zijn (schulden)problematiek te komen.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 4 oktober 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van
drie maandenvanaf
22 november 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.