ECLI:NL:RBROT:2024:13166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1602 en FT RK 24/1603
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Faillissementswet

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster had eerder, op 14 november 2024, een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, omdat zij in financiële problemen verkeerde. De rechtbank had eerder al op 19 mei 2023 een moratorium van zes maanden verleend, maar deze termijn was inmiddels verstreken. De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een moratorium voor meer dan zes maanden uit te spreken. Verzoekster had aangevoerd dat haar situatie was veranderd, omdat zij nu in loondienst was en een vast inkomen had, wat haar in staat stelde om de huur te betalen. Echter, de rechtbank concludeerde dat het minnelijk traject nog in een beginstadium verkeerde en dat verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schuldsanering. De uitspraak werd gedaan door rechter W.J. Roos-van Toor en griffier T.M.M. de Laat, en werd openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: afwijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 10 december 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 14 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 19 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 december 2024.
Ter zitting van 3 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, advocaat van verzoekster;
  • de heer M. El Joghrafi, werkzaam bij JM Bewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Woonfonds Zuid-Holland 2 B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 februari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft daarom hulp gezocht bij JAW Advocaten en bij JM Bewind B.V. Ook heeft zij zich aangemeld bij de Kredietbank Rotterdam. De advocaat van verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat in de wet weliswaar staat dat een voorlopige voorziening voor zes maanden kan worden verleend, maar dat hieruit niet duidelijk blijkt of hierop ook uitzonderingen mogelijk zijn. De situatie van verzoekster is inmiddels veranderd. Deze feiten en omstandigheden zijn dusdanig veranderd dat een (nieuwe) belangenafweging een tweede moratorium voor zes maanden rechtvaardigt. Zo was verzoekster ten tijde van de eerste voorlopige voorziening nog werkzaam als zelfstandige, terwijl zij nu in loondienst is. Zij heeft nu een vast inkomen uit arbeid. Daarmee heeft verzoekster voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen en deze worden ook voldaan. De huur van december 2023 is namelijk betaald. Bovendien heeft verzoekster inmiddels beschermingsbewind aangevraagd bij JM Bewind B.V. De beschermingsbewindvoerder zal zorgdragen voor de volledige en tijdige betaling van de huurpenningen, zodra het bewind is uitgesproken.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Vast is komen te staan dat verzoekster op 24 maart 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Fw, een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw heeft ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad (‘moratorium’). Bij vonnis van 19 mei 2023 is door de rechtbank Rotterdam bepaald dat de tenuitvoerlegging van het op 7 februari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis tot ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ( [postcode] ) voor de duur van zes maanden wordt opgeschort. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is op 19 mei 2023 door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft nu opnieuw verzocht een moratorium toe te wijzen voor de duur van zes maanden. Artikel 287b lid 5 Fw bepaalt echter dat de desbetreffende voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden. Door het eerder afgekondigde moratorium is deze periode inmiddels verstreken. De wet voorziet niet in een mogelijkheid om een moratorium voor meer dan zes maanden uit te spreken.
Gezien het bovenstaande wijst de rechtbank het verzoek moratorium af.
De rechtbank stelt ook vast dat het minnelijk traject nog in de beginstadium zit en naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. Verzoekster zal gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287b Fw af;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.