Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer mr. D.A. IJpelaar, advocaat van verzoekster;
- de heer M. El Joghrafi, werkzaam bij JM Bewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Rechtbank Rotterdam
Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster had eerder, op 14 november 2024, een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, omdat zij in financiële problemen verkeerde. De rechtbank had eerder al op 19 mei 2023 een moratorium van zes maanden verleend, maar deze termijn was inmiddels verstreken. De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een moratorium voor meer dan zes maanden uit te spreken. Verzoekster had aangevoerd dat haar situatie was veranderd, omdat zij nu in loondienst was en een vast inkomen had, wat haar in staat stelde om de huur te betalen. Echter, de rechtbank concludeerde dat het minnelijk traject nog in een beginstadium verkeerde en dat verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schuldsanering. De uitspraak werd gedaan door rechter W.J. Roos-van Toor en griffier T.M.M. de Laat, en werd openbaar uitgesproken op 10 december 2024.