In deze zaak heeft verzoekster op 15 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw), waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 december 2024 gepland, maar verzoekster is niet verschenen, omdat haar advocaat zich ziek had gemeld. De rechtbank heeft op 10 december 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster heeft een moeilijke financiële situatie en ontvangt een PW-uitkering, waarmee zij haar huur kan betalen. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat het eerder verleende moratorium op 15 augustus 2024 is verstreken en dat de wet niet voorziet in een mogelijkheid om een moratorium voor meer dan zes maanden uit te spreken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om een nieuwe voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, omdat zij nog niet is aangemeld voor schuldhulpverlening en het minnelijk traject zich nog in de beginfase bevindt. De rechtbank heeft aangegeven dat verzoekster in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien de situatie verandert.