ECLI:NL:RBROT:2024:13148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
11224499 CV EXPL 24-18208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling door Lidl Nederland GmbH

In deze zaak heeft Lidl Nederland GmbH, gevestigd in Neckarsulm, Duitsland, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert. De vordering betreft de terugbetaling van een bedrag van € 480,86 dat door Lidl aan de gedaagde is betaald, terwijl er geen arbeidsovereenkomst in werking was getreden. De gedaagde had voorafgaand aan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst aangegeven af te zien van de overeenkomst. Lidl heeft op 12 juni 2023 en 7 juli 2023 verzocht om terugbetaling van het bedrag, maar de gedaagde heeft dit bedrag niet terugbetaald. Lidl vordert nu terugbetaling op basis van onverschuldigde betaling en daarnaast de vergoeding van incassokosten en rente.

Tijdens de zitting op 10 december 2024 was de gemachtigde van Lidl, mr. F. Ackermans, aanwezig, maar de gedaagde is niet verschenen. De kantonrechter heeft de primaire vordering van Lidl toegewezen, omdat de gedaagde niet heeft betwist dat zij geen werkzaamheden heeft verricht voor Lidl en de betaling dus onterecht was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de regeling omtrent onverschuldigde betaling van toepassing is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die het onaanvaardbaar zouden maken voor Lidl om terugbetaling te vorderen.

De kantonrechter heeft ook de incassokosten en de rente toegewezen, evenals de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 779,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Lidl het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 579,37 aan Lidl, inclusief rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11224499 CV EXPL 24-18208
datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Lidl Nederland GmbH,
vestigingsplaats: Neckarsulm, Duitsland,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Lidl’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 juni 2024, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van 27 juni 2024;
  • het verzoek tot uitstel aan de zijde van [gedaagde] van 11 juli 2024;
  • correspondentie met Flanderijn over het afstand doen van recht met betrekking tot het verstekvonnis van 18 juli 2024;
  • het antwoord van [gedaagde] van 27 augustus 2024;
  • de akte van Lidl van 29 november 2024.
1.2.
Op 10 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mr. F. Ackermans namens de gemachtigde van Lidl aanwezig. [gedaagde] is niet verschenen, hoewel zij wel behoorlijk is opgeroepen. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Lidl en [gedaagde] hebben een arbeidsovereenkomst gesloten met ingangsdatum 24 april 2023. Vóór de ingangsdatum heeft [gedaagde] aangegeven af te zien van de overeenkomst, waardoor de overeenkomst nooit in werking is getreden. Lidl heeft daarna een (salaris)betaling verricht aan [gedaagde] van € 480,86. Vervolgens heeft Lidl op 12 juni 2023 en 7 juli 2023 verzocht om dit bedrag terug te betalen, nu [gedaagde] niet heeft gewerkt voor het salaris dat zij heeft ontvangen. [gedaagde] heeft dit bedrag niet terugbetaald aan Lidl. In deze procedure vordert Lidl terugbetaling van het bedrag dat is betaald aan [gedaagde] , primair op grond van onverschuldigde betaling en subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Daarnaast vordert Lidl de buitengerechtelijke incassokosten van € 72,13 en € 26,38 aan vervallen rente. Tot slot vordert Lidl dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
De kantonrechter kent de primaire vorderingen toe. Hieronder zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel komt.
[gedaagde] moet € 480,86 betalen aan Lidl
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] € 480,86 moet betalen aan Lidl. [gedaagde] betwist niet dat zij geen werkzaamheden heeft verricht voor Lidl. Daarnaast merkt [gedaagde] op dat Lidl een administratieve fout heeft gemaakt door deze betaling te doen. Het standpunt van Lidl wordt dus niet weersproken, waardoor vaststaat dat Lidl de betaling heeft gedaan zonder dat er een verplichting bestond om deze betaling aan [gedaagde] te doen. [gedaagde] moet dan ook het bedrag terugbetalen aan Lidl.
2.4.
[gedaagde] stelt dat het niet gepast is om een betaling te vorderen voor niet-geleverde diensten. Hieruit leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] het standpunt inneemt dat het in dit geval onredelijk is van Lidl om een betaling te vorderen die niet op haar verzoek is verstrekt. De kantonrechter ziet dit als een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 2 BW).
2.5.
Het verweer van [gedaagde] slaagt niet. De regeling met betrekking tot de onverschuldigde betaling is in het leven geroepen om aan de partij die per abuis een betaling heeft verricht, in dit geval Lidl, een recht op terugbetaling te geven. Het argument dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is van Lidl een beroep te doen op het recht op terugbetaling is door [gedaagde] verder niet onderbouwd. Dat is wel nodig; de lat voor onaanvaardbaarheid ligt hoog en er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat Lidl geen beroep op onverschuldigde betaling zou mogen doen. Die bijzondere omstandigheden zijn door [gedaagde] niet aangevoerd.
2.5.
De subsidiaire vordering hoeft niet besproken te worden nu de primaire vordering wordt toegewezen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 72,13 betalen
2.6.
De incassokosten van € 72,13 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat Lidl genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Lidl moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 779,04. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Lidl dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Lidl te betalen € 579,37 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119BW over een bedrag van € 480,86 vanaf 19 juni 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Lidl worden begroot op € 779,04;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
64363