In deze zaak heeft Lidl Nederland GmbH, gevestigd in Neckarsulm, Duitsland, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert. De vordering betreft de terugbetaling van een bedrag van € 480,86 dat door Lidl aan de gedaagde is betaald, terwijl er geen arbeidsovereenkomst in werking was getreden. De gedaagde had voorafgaand aan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst aangegeven af te zien van de overeenkomst. Lidl heeft op 12 juni 2023 en 7 juli 2023 verzocht om terugbetaling van het bedrag, maar de gedaagde heeft dit bedrag niet terugbetaald. Lidl vordert nu terugbetaling op basis van onverschuldigde betaling en daarnaast de vergoeding van incassokosten en rente.
Tijdens de zitting op 10 december 2024 was de gemachtigde van Lidl, mr. F. Ackermans, aanwezig, maar de gedaagde is niet verschenen. De kantonrechter heeft de primaire vordering van Lidl toegewezen, omdat de gedaagde niet heeft betwist dat zij geen werkzaamheden heeft verricht voor Lidl en de betaling dus onterecht was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de regeling omtrent onverschuldigde betaling van toepassing is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die het onaanvaardbaar zouden maken voor Lidl om terugbetaling te vorderen.
De kantonrechter heeft ook de incassokosten en de rente toegewezen, evenals de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 779,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Lidl het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 579,37 aan Lidl, inclusief rente en kosten.