Voetnoten
1.Een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan ook ten uitvoer gelegd worden als een partij in hoger beroep gaat.
2.Een bodemprocedure is een procedure waarin definitief over de rechtsverhouding tussen partijen wordt geoordeeld. Dit is in tegenstelling tot een kort geding: dat gaat om een ordemaatregel. In een bodemprocedure is meer ruimte voor bewijsvoering.
3.Artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.Artikel 1 van het eerste protocol bij het Europese verdrag voor de rechten van de mens (het EVRM), artikel 17 van het handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en artikel 37 van richtlijn (EU) 2016/2341 (de IORP-richtlijn).
5.Artikel 134 Pensioenwet (artikel 129 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling); artikel 44 van de Pensioenwet (artikel 55 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling); de termijn voor verstrekking van het uniform pensioen overzicht uit § 7.4 Beleidsregel Informatieverstrekking van de AFM.
6.Ontwerpbesluit vaststelling transitietermijnen van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. De inhoud van dit ontwerpbesluit was ten tijde van de mondelinge behandeling van het kort geding alleen openbaar via een toetsingsbesluit van de AFM van 27 november 2024 en partijen hebben op die manier hiernaar verwezen.
7.Zie de beleidsregel informatieverstrekking van de AFM van september 2024, onder 7.4.
8.Zie de toezichttoets ontwerpbesluit vaststelling transitietermijnen van de AFM van 27 november 2024.
9.Zie het Transitiebulletin pensioenen van de AFM uit september 2024.
10.Ook uit de door [eiser] overgelegde publicatie van Pensioen Pro van 5 december 2024 blijkt dit niet. Daarin staat juist dat navraag bij de AFM leert dat het transitieoverzicht uiterlijk 1 december bij de deelnemers moet zijn, als een fonds op 1 januari overstapt.
11.De Pensioenwet geldt kort gezegd voor werknemers, de Wet verplichte beroepspensioenregeling voor vrije beroepen.
12.Artikel 44 van de Pensioenwet / artikel 55 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling eisen de verstrekking van informatie over een wijziging van een pensioenreglement binnen drie maanden
13.[eiser] zegt dat hij de brief op 4 december 2024 heeft ontvangen, BPL stelt dat [eiser] de brief op 1 december 2024 (digitaal) heeft ontvangen. Het verschil is gering en [eiser] heeft op zitting bevestigd dat hij geen belang heeft bij een uitstel tot 4 januari 2025.
14.[eiser] betoogt dat die keuze in strijd is met het EVRM en het EU recht. Een oordeel hierover vergt een beoordeling van de keuzes die de wetgever in dit verband heeft gemaakt en (onder meer) de proportionaliteit daarvan. Partijen stellen daarover niets. De voorzieningenrechter kan hierover binnen de beperkingen van een kort geding niet ‘in abstracto’ een voorlopig oordeel vellen.
15.Bij een collectieve waardeoverdracht, niet zijnde het invaren vanwege de Wet toekomst pensioenen, heeft een individuele deelnemer wel bezwaarrecht.