Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaak in het kort
substationsvan de tankterminal van HES Hartel Tank Terminal B.V. (hierna: HES), de opdrachtgever van Randridge. Randridge betwist deze facturen en doet een beroep op opschorting en verrekening met de vorderingen die zij op ISP stelt te hebben. Randridge vordert op haar beurt de betaling van een vertragingsboete en een verklaring voor recht dat de brand in één van de
substationsis veroorzaakt door ISP en ISP aansprakelijk is voor de schade die Randridge hierdoor heeft geleden.
2.De procedure
- de dagvaarding van 20 juli 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2024 en de toen overgelegde spreekaantekeningen van mr. Hannina en mr. Roijers;
- het B2-formulier van onttrekking van 1 juli 2024 van mr. Roijers;
- de akte uitlating na comparitie en overlegging producties van 2 juli 2024 van ISP.
3.De feiten
substations).
substationsde koelinstallaties ontwerpt, levert en installeert voor € 811.000,00. Partijen hebben de afspraken hierover neergelegd in een
Purchase Ordermet
Special Terms & Conditions(hierna: de overeenkomst). Ook zijn de algemene (inkoop)voorwaarden van Randridge op de overeenkomst van toepassing, de zogeheten
“Purchase of Goods, Terms and Conditions Mandatory Equipment & Materials”.
acceptance note. Dit goedkeuringsformulier van Randridge werd in de praktijk een
payment certificategenoemd. In artikel 7 van de algemene inkoopvoorwaarden staat dat wijzigingen in de hoeveelheid van de leveren producten in overleg plaatsvindt, waarna de overeenkomst wordt aangepast door middel van een
revised Purchase Order.
liquidated damages(hierna: vertragingsboete), gelijk aan maximaal 10% van de overeengekomen prijs, betaalt aan Randridge wanneer zij de werkzaamheden niet binnen de afgesproken termijnen heeft afgerond. Partijen hebben in artikel 4 van de overeenkomst afgesproken dat ISP de werkzaamheden voor alle
substationsbinnen 19 kalenderweken vanaf de datum van de overeenkomst, maar uiterlijk (voor het laatste
substation) op 30 oktober 2021, afrondt. Verder is in dit artikel het volgende tijdschema opgenomen, dat als uitgangspunt geldt voor het berekenen van de vertragingsboete:
substation3 van de terminal. HES en de verzekeraar van Randridge, Sedgwick, hebben naar aanleiding van deze brand rapporten opgesteld. In het rapport van 8 september 2022 van HES,
Incident Summary, staat dat de brand is ontstaan op de plek waar ISP laswerkzaamheden heeft verricht. In het rapport is over de (mogelijke) oorzaken van de brand verder het volgende vermeld:
Preliminary report, is de schade door de brand begroot op € 5.000.000,00 en staat over de mogelijke oorzaken van de brand het volgende vermeld:
4.Het geschil
in conventie
substationsvan het project van HES. Op grond van deze overeenkomst moet Randridge de facturen van ISP betalen. Randridge heeft deze facturen niet tijdig betaald. Hierdoor schiet Randridge tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
substation3 heeft veroorzaakt en de vertragingsboete die ISP aan Randridge moet betalen door de vertragingen in het werk van ISP.
substation3 van de terminal van HES is veroorzaakt door ISP, en ook dat ISP aansprakelijk is voor en gehouden is tot vergoeding van de hierdoor door Randridge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
substationsop te leveren. Daarom moet ISP op grond van de artikelen 2 en 4 van de overeenkomst de vertragingsboete aan Randridge betalen. Randridge legt aan haar vordering voor een verklaring voor recht ten grondslag dat de brand is veroorzaakt door toedoen van ISP, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in het faillissement van HES. Hierdoor heeft Randridge schade geleden omdat zij inkomsten heeft misgelopen.
5.De beoordeling
Bevoegde rechter en toepasselijk recht
substation1, in de factuur nader gespecificeerd als
pumpskid, control cabinet, piping material en cables. Randridge betwist dat zij deze factuur moet betalen omdat zij niet weet of ISP deze goederen daadwerkelijk heeft geleverd, waardoor zij geen goedkeuringsformulier (
payment certificate) voor de betaling daarvan heeft afgegeven.
payment certificateheeft afgegeven en zij deze factuur moet betalen. De vordering van ISP wordt op dit punt toegewezen.
substationsomdat de schakelkasten in deze
substationsdoor Randridge waren verplaatst. Het staat vast dat ISP dit meerwerk in opdracht van Randridge heeft verricht. Hoewel Randridge zich in eerste instantie nog op het standpunt stelde dat niet zij maar HES de opdracht voor dit meerwerk aan ISP heeft verstrekt, heeft zij ter zitting uiteindelijk slechts de hoogte van de facturen betwist. Tussen partijen is dus niet (langer) in geschil dat ISP dit meerwerk in opdracht van Randridge heeft verricht. Overigens rijmt dit ook met de inhoud van de e-mails van partijen hierover, waaronder e-mails van 31 mei 2022. [1] Daaruit volgt dat Randridge ISP met een tekening heeft bericht over de nieuwe positie van de schakelkasten, waarop ISP heeft gereageerd dat langere kabels nodig zijn en zij extra kosten hiervoor in rekening zal brengen. Uit deze e-mails blijkt geen rechtstreekse opdracht van HES aan ISP.
purchase orderen/of
payment certificatemaakt dit niet anders. Randridge had moeten begrijpen dat extra kosten verbonden zijn aan extra werkzaamheden, zoals ISP in haar e-mail van 31 mei 2022 aan Randridge heeft bericht. Dat partijen voor deze werkzaamheden de vaste prijs in de facturen zijn overeengekomen, heeft ISP echter onvoldoende onderbouwd. Onweersproken staat vast dat ISP de werkzaamheden voor de langere bekabeling tussen mei 2022 en augustus 2022 heeft uitgevoerd. Uit het verloop van de e-mails van partijen in die periode blijkt dat ISP pas op 9 augustus 2022, dus na aanvang van haar werkzaamheden, Randridge heeft bericht over de kosten van dit meerwerk en om een
purchase orderheeft gevraagd. Anders dan ISP stelt, volgt uit deze gang van zaken niet dat partijen voor dit meerwerk op voorhand een vaste prijsafspraak hebben gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat in de overeenkomst of de algemene inkoopvoorwaarden van Randridge is neergelegd op welke wijze de prijs voor meerwerk moet worden bepaald, anders dan de afspraak dat
unit ratesvoor
top-upsgeldig zijn tot 31 december 2021 (maar daarop beroepen partijen zich in dit verband niet). Daarom moet voor de beantwoording van de vraag welke prijs voor dit meerwerk dan in rekening moet worden gebracht, aansluiting worden gezocht bij een redelijke prijs.
substationals volgt opgebouwd: € 7.975,00 kosten kabels, € 6.890,00 manuren, € 1.635,00 reiskosten en € 250,00 kosten overig materiaal. Randridge betwist alleen de drie keer in rekening gebrachte reiskosten en manuren omdat ISP deze kosten niet voldoende heeft gespecificeerd. In dit verband stelt ISP ten onrechte dat partijen niet hebben afgesproken dat ISP haar facturen nader specificeert. In artikel 1 van de overeenkomst is namelijk bepaald dat Randridge de facturen betaalt na ontvangst van een correcte factuur en onderliggende stukken. Ook als partijen in de praktijk hiervan afweken, lag het wel op de weg van ISP om haar facturen in deze procedure, na betwisting door Randridge, nader te onderbouwen. Het is aan ISP om te onderbouwen dat alle gefactureerde werkzaamheden zijn verricht, dat alle reiskosten zijn gemaakt en dat de door haar in rekening gebrachte prijs redelijk is. Dit kan blijken uit afgetekende urenstaten, werkbonnen en gespecificeerde facturen van de leverancier. Deze onderliggende stukken heeft ISP niet overgelegd, waardoor aan de betwisting van Randridge geen hoge eisen kunnen worden gesteld. ISP heeft voor de onderbouwing van deze facturen slechts verwezen naar het overzicht van de kosten dat zij van haar leverancier heeft ontvangen, maar dit overzicht biedt zonder onderliggende stukken onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen beoordelen of
drie keerreiskosten zijn gemaakt en
drie keerin rekening gebrachte manuren in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden én redelijk zijn. ISP heeft dus de gevorderde reiskosten en de manuren met haar overzicht onvoldoende onderbouwd. Echter, omdat het meerwerk nu eenmaal is verricht, vast staat dat ISP hiervoor kosten heeft gemaakt en Randridge rekening had kunnen houden met deze extra kosten, acht de rechtbank het redelijk voor dit meerwerk uit te gaan van
éénkeer reiskosten en
éénkeer manuren. De vordering van ISP wordt op dit punt toegewezen tot € 43.752,50. [2]
tops-upsin de zin van dat artikel moet worden verstaan. Daarom komt veel belang toe aan de tekst van het artikel in samenhang bezien met de overige inhoud van de overeenkomst.
fixed and firmzijn. Aan het einde van dit artikel staat dat de eenheidsprijzen ook gelden voor
top-upstot 31 december 2021. De rechtbank leest deze zin niet als een generieke uitzondering op de eerste alinea van dit artikel: het ziet alleen op meerwerkopdrachten. Daarmee beschermt de opdrachtgever zich tot 31 december 2021 tegen hogere prijzen voor meerwerk. Voor meerwerk na die datum gelden de prijzen niet en gelden dus redelijke prijzen. Daarmee beschermt de opdrachtnemer zich tegen het ongelimiteerd moeten blijven hanteren van de eenheidsprijzen voor meerwerkopdrachten. Een andere uitleg van de zin over de
top-upsvalt niet te rijmen met de eerste alinea van artikel 13 van de overeenkomst. Kortom: de tarieven uit de overeenkomst zijn vast voor de duur van het gehele project, behalve dat voor meerwerk de eenheidsprijzen na 31 december 2021 herzien mogen worden. Factuur F23009 ziet niet op meerwerk maar – zo begrijpt de rechtbank– op gestegen kosten van materiaal dat onderdeel uitmaakt van het opgedragen werk. Het is dus geen
top-up, maar valt onder de hoofdregel van artikel 13 dat de afgegeven prijzen
fixed and firmzijn. ISP mag deze gestegen kosten dus in beginsel niet factureren.
we have a discussion about the extra cost we have made because of all the delay in the project. That is in total € 75K, also discussed with [naam] ´. [4] Het hebben van een discussie weerspreekt juist dat er een afspraak is gemaakt. Dat ISP de factuur met [naam] heeft besproken maakt nog niet dat hij deze factuur, waarvan de hoogte kennelijk nog niet vaststond, heeft goedgekeurd. Ook als Randridge deze factuur zonder betwisting zou hebben behouden, zoals ISP stelt, volgt hieruit – in het licht van het voorgaande – evenmin dat Randridge de factuur heeft goedgekeurd. ISP heeft gelet hierop onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De vordering van ISP wordt op dit onderdeel afgewezen.
substation3 heeft veroorzaakt en aansprakelijk is voor de door haar (Randridge) geleden schade. Zowel voor de beoordeling van het gevoerde opschortings- en verrekeningsverweer als voor de beoordeling van de vorderingen van Randridge is van belang dat komt vast te staan dat ISP is tekort geschoten in haar verplichtingen. Dit wordt hierna beoordeeld.
substationsbinnen 19 kalenderweken vanaf de datum van de overeenkomst afrondt. Voor ieder
substationhebben partijen een duur afgesproken en daarbij een startdatum en een einddatum vermeld. ISP had haar werkzaamheden voor het laatste
substationuiterlijk op 30 oktober 2021 moeten afronden. Partijen hebben deze termijnen in hun overeenkomst aangemerkt als fatale termijnen omdat zij hebben afgesproken dat ISP de vertragingsboete moet betalen bij overschrijding daarvan. Vast staat dat ISP haar werkzaamheden niet volgens het overeengekomen tijdschema heeft afgerond. Dit brengt mee dat ISP in beginsel de vertragingsboete moet betalen, tenzij sprake is van overmacht
(Force Majeure)of ISP aantoont dat de vertraging in de uitvoering van haar werkzaamheden aan Randridge kan worden toegerekend.
substationsin een zodanige staat aan ISP ter beschikking te stellen, dat ISP haar werkzaamheden kon uitvoeren. Daarbij komt dat onweersproken is vast komen te staan dat partijen de oorspronkelijke data in het tijdschema in onderling overleg hebben verschoven zonder daarbij een financiële compensatie af te spreken. De gevorderde vertragingsboete wordt afgewezen.
€ 5.787,00(3 punten × tarief V € 1.929,00)