ECLI:NL:RBROT:2024:13094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
C/10/666562 / HA ZA 23-865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen hoofdaannemer en onderaannemer over betaling van openstaande facturen en aansprakelijkheid voor schade door brand

In deze zaak tussen de besloten vennootschap INDUSTRIAL SOLUTION PARTNER B.V. (ISP) en RANDRIDGE INTERNATIONAL LIMITED (Randridge) gaat het om een geschil over openstaande facturen en aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een brand. ISP, de onderaannemer, vordert betaling van openstaande facturen voor werkzaamheden die zij heeft verricht in de substations van een tankterminal, terwijl Randridge, de hoofdaannemer, zich beroept op opschorting en verrekening. Randridge vordert op haar beurt een vertragingsboete en een verklaring voor recht dat ISP aansprakelijk is voor de schade door de brand die op 30 augustus 2022 in een van de substations is ontstaan.

De rechtbank oordeelt dat Randridge een deel van de facturen van ISP moet betalen, omdat Randridge onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweren. De vorderingen van Randridge worden afgewezen, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd na betwisting door ISP. De rechtbank concludeert dat ISP niet aansprakelijk is voor de schade door de brand, omdat Randridge niet heeft aangetoond dat de brand door ISP is veroorzaakt. De rechtbank wijst de vorderingen van Randridge in reconventie af en veroordeelt Randridge tot betaling van € 130.691,00 aan ISP, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666562 / HA ZA 23-865
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INDUSTRIAL SOLUTION PARTNER B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Hannina te Dordrecht,
tegen
rechtspersoon naar vreemd recht
RANDRIDGE INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd te Wicklow, Ierland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat voorheen mr. J.G.M. Roijers.
Partijen zullen hierna ISP en Randridge genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Het gaat in deze zaak om een geschil tussen een onderaannemer, ISP, en de hoofdaannemer, Randridge. ISP vordert betaling van openstaande facturen. ISP heeft in opdracht van Randridge werkzaamheden verricht in de
substationsvan de tankterminal van HES Hartel Tank Terminal B.V. (hierna: HES), de opdrachtgever van Randridge. Randridge betwist deze facturen en doet een beroep op opschorting en verrekening met de vorderingen die zij op ISP stelt te hebben. Randridge vordert op haar beurt de betaling van een vertragingsboete en een verklaring voor recht dat de brand in één van de
substationsis veroorzaakt door ISP en ISP aansprakelijk is voor de schade die Randridge hierdoor heeft geleden.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat Randridge een deel van de facturen van ISP moet betalen. De vorderingen van Randridge worden afgewezen omdat zij die, na betwisting door ISP, onvoldoende heeft onderbouwd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juli 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 30 mei 2024 en de toen overgelegde spreekaantekeningen van mr. Hannina en mr. Roijers;
  • het B2-formulier van onttrekking van 1 juli 2024 van mr. Roijers;
  • de akte uitlating na comparitie en overlegging producties van 2 juli 2024 van ISP.
2.2.
De rechtbank heeft ter zitting met partijen een aantal (proces)afspraken gemaakt over het verdere verloop van de procedure en hen in de gelegenheid gesteld om de rechtbank bij (antwoord)aktes daarover te berichten (zie hierna onder 5.11, 5.23 en 5.27). ISP heeft de afgesproken akte genomen, Randridge niet. Zoals uit het procesverloop blijkt, heeft mr. Roijers zich als advocaat van Randridge onttrokken. De zaak is naar de rol verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat aan de kant van Randridge. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor Randridge.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
ISP is een onderneming die verwarmingsinstallaties bouwt, plaatst en onderhoudt en zich verder bezighoudt met energiezuinige proceskoeling.
3.2.
Randridge houdt zich bezig met het verrichten van werkzaamheden in de elektrotechniek.
3.3.
Randridge heeft van HES de opdracht gekregen om elektriciteits- en installatiewerkzaamheden te verrichten voor een door HES te realiseren tankterminal op de Maasvlakte in Rotterdam. Tot die werkzaamheden behoorden de levering en montage van vier onderverdeelstations (hierna: de
substations).
3.4.
Randridge heeft een deel van die werkzaamheden aan ISP uitbesteed. ISP en Randridge hebben op 14 juni 2021 een overeenkomst gesloten waarin zij hebben afgesproken dat ISP voor de
substationsde koelinstallaties ontwerpt, levert en installeert voor € 811.000,00. Partijen hebben de afspraken hierover neergelegd in een
Purchase Ordermet
Special Terms & Conditions(hierna: de overeenkomst). Ook zijn de algemene (inkoop)voorwaarden van Randridge op de overeenkomst van toepassing, de zogeheten
“Purchase of Goods, Terms and Conditions Mandatory Equipment & Materials”.
3.5.
In artikel 1 van de overeenkomst zijn de volgende betaalcondities vermeld:
“1. Pavment Terms
SELLER may submit invoices for Progress Payments at the following stages of progress.
A. 10% of PURCHASE ORDER PRICE, upon BUYER's approval (minimum Code-2) of the key documents and submission of Performance Bank Guarantee.
B. 10% of PURCHASE ORDER PRICE, upon placement of sub-orders Purchase Orders and submitting the unpriced sub-orders copies to BUYER.
C. 15% of PURCHASE ORDER PRICE, upon receipt of raw materials in SELLER premises and transfer of ownership to BUYER.
D. 55% of PURCHASE ORDER PRICE, on pro-rata basis, upon delivery of all GOODS for each delivery lot, as per agreed delivery terms.
E. 10% of PURCHASE ORDER PRICE, after delivery of all GOODS and upon submission & acceptance (Code 1) of all required and final certified documents
(Dispatch Dossier, Certification Data Book, Manufacturing Record Book, Operating & Maintenance Manual, Installation & Maintenance Manual, Installation, etc.) as per VDRL (hard copies & soft files).
SELLER is allowed to submit the invoices after completion of each milestone above and the amount will be paid in 45 days after receipt of correct invoice and supporting documents received at month end.
Payment shall be as per Article 11 of the Purchase of Goods Terms and Conditions attached to this PURCHASE ORDER.”
3.6.
In artikel 11 van de algemene inkoopvoorwaarden is de wijze van factureren en betalen tussen partijen uitgewerkt: Randridge betaalt de factuur van ISP na een goedkeuringsformulier, een
acceptance note. Dit goedkeuringsformulier van Randridge werd in de praktijk een
payment certificategenoemd. In artikel 7 van de algemene inkoopvoorwaarden staat dat wijzigingen in de hoeveelheid van de leveren producten in overleg plaatsvindt, waarna de overeenkomst wordt aangepast door middel van een
revised Purchase Order.
3.7.
Daarnaast luidt artikel 2 van de overeenkomst dat ISP
liquidated damages(hierna: vertragingsboete), gelijk aan maximaal 10% van de overeengekomen prijs, betaalt aan Randridge wanneer zij de werkzaamheden niet binnen de afgesproken termijnen heeft afgerond. Partijen hebben in artikel 4 van de overeenkomst afgesproken dat ISP de werkzaamheden voor alle
substationsbinnen 19 kalenderweken vanaf de datum van de overeenkomst, maar uiterlijk (voor het laatste
substation) op 30 oktober 2021, afrondt. Verder is in dit artikel het volgende tijdschema opgenomen, dat als uitgangspunt geldt voor het berekenen van de vertragingsboete:
3.8.
In artikel 5.1 van de (inkoop)voorwaarden staat dat als de (op)leverdatum niet wordt gehaald, de vertragingsboete niet verschuldigd is als er sprake is van overmacht of de vertraging in de werkzaamheden niet kan worden toegerekend aan de opdrachtnemer.
3.9.
De uitgangspunten voor de door partijen te hanteren tarieven en prijzen zijn uitgewerkt in artikel 13 van de overeenkomst. Dit artikel luidt als volgt:
“13.Prices and Rates
The rates, prices and sums agreed in this PURCHASE ORDER as per the attached Price Schedule are firm and fixed and no escalation whatsoever will apply during execution of the PURCHASE ORDER.
The PURCHASE ORDER PRICE is inclusive of the below:
a- All fees, approvals, authorizations, permits, import, export licenses and the like in all the countries where the PURCHASE ORDER will be performed or raw materials and components to make the GOODS are sourced.
b- The preparation and submission of technical engineering documentation, and Shipping Documents in BUYER's specified formats.
Rates and prices agreed in the PURCHASE ORDER shall remain valid throughout the contract period and these include management, performing engineering, documentation, inspection, testing and services to perform the work under the PURCHASE ORDER in a safe and efficient manner by the SELLER. The unit prices also cover the provision of required consumables, items of permanent and temporary nature, all approvals, authorizations, permits, import and export licenses
to the extent required for the original quantities. Unit rates are also inclusive of all taxes, duties, levies, imposts, territorial agency commissions and the likes at all locations, country, or countries where work under the PURCHASE ORDER will be performed.
All unit rates in the scope of supply arc valid for top-ups (irrespective of the quantity) until 31-December-2021.
SELLER will start manufacturing based on the call-off basis and lots submitted by BUYER. Quantity in the attached Price Schedule is indicative and BUYER is allowed to deviate from the quantity for any line item.”
3.10.
Op 30 augustus 2022 is een brand ontstaan in
substation3 van de terminal. HES en de verzekeraar van Randridge, Sedgwick, hebben naar aanleiding van deze brand rapporten opgesteld. In het rapport van 8 september 2022 van HES,
Incident Summary, staat dat de brand is ontstaan op de plek waar ISP laswerkzaamheden heeft verricht. In het rapport is over de (mogelijke) oorzaken van de brand verder het volgende vermeld:
“(…)
According to the fire experts the cause of the fire is either the presence of flammable material in the pipe which ignited while the pipe was welded electrically, or a failure of either the wiring in the connecting piece (short circuiting) or a technical failure of the welding equipment itself causing the temperature to rise above the autoignition temperature of PE.
(…)
Either a product failure of the connecting piece (short-circuiting of wires) or presence of flammable material in the pipe (human error) seem to be the most likely direct cause. Which one didn't become clear in the investigation.
(…)
The possibility of a fire inside PE piping as a result of welding and the difficulty of extinguishing such a fire have not been foreseen by ISP, Randridge and HES while preparing the work and PTW. (…)”
3.11.
In het (voorlopige) rapport van 16 september 2022 van Sedgwick,
Preliminary report, is de schade door de brand begroot op € 5.000.000,00 en staat over de mogelijke oorzaken van de brand het volgende vermeld:
“On 30 August 2022, ISP was installing a plastic pipeline system for the cooling and automation equipment in substation 3. During this work, around 10.30 hrs, a fire started in the false floor between the ground floor and the substation floor. (…) We understood that the CAR insurers had instructed investigation agency I-Tek to investigate the cause of the fire. Their report is not available yet, but preliminary findings would suggest that there is a link between the work carried out by ISP and the start of the fire. The exact cause is said not to be known. Due to the very severe destruction caused by the fire, it is far from certain whether the cause can be ascertained. (…)
(…)
We found that a hole had been burnt in the false floor near the seat of the fire in the false floor. According to a statement, this location would correspond to where ISP had been working on their pipe welding. (…)
(…)
As mentioned, the fire investigation has not yet been completed. Preliminary findings would show a link between the work carried out by IPS and the occurrence of the fire. The exact technical cause is not clear (yet). On-site we noticed that the destruction at the point of origin due to the fire and heat was so great that it was quite questionable whether the exact cause could be conclusively established. (…)”
3.12.
ISP heeft een aantal facturen aan Randridge gestuurd met het verzoek om deze tijdig te betalen. Randridge heeft deze facturen, ook na aanmaning, niet binnen de afgesproken betaaltermijn van 45 dagen betaald:
Factuurnummer
factuurdatum
ziet op
hoogte factuur (incl. btw)
Vervaldatum*
F220120
16-09-2022
meerwerk bekabeling
€ 20.267,50
01-11-2022
F220121
16-09-2022
meerwerk bekabeling
€ 20.267,50
01-11-2022
F220122
16-09-2022
meerwerk bekabeling
€ 20.267,50
01-11-2022
F220147
28-11-2022
termijnbetaling 1 D
€ 86.938,50
13-01-2023
F230009
28-11-2022
prijsstijging materialen
€ 90.079,66
13-01-2023
* De hier vermelde vervaldata zijn gebaseerd op de overeengekomen betalingstermijn van 45 dagen.
3.13.
Voordat het project van HES was afgerond, is HES failliet verklaard op 9 januari 2023. ISP had haar werkzaamheden toen nog niet afgerond.
3.14.
Per e-mail van 15 mei 2023 heeft Randridge ISP bericht dat zij de facturen van ISP niet zal betalen en haar verwezen naar (de curator van) HES.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
ISP vordert – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Randridge veroordeelt tot betaling van:
- € 237.820,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag dat Randridge in verzuim is tot de dag dat volledig is betaald;
- € 2.964,10 aan buitengerechtelijke kosten; en
- de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
ISP legt aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen ISP en Randridge een overeenkomst is gesloten op grond waarvan ISP koelinstallaties heeft geleverd en gemonteerd voor de
substationsvan het project van HES. Op grond van deze overeenkomst moet Randridge de facturen van ISP betalen. Randridge heeft deze facturen niet tijdig betaald. Hierdoor schiet Randridge tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
4.3.
Het verweer van Randridge strekt tot afwijzing van de vorderingen van ISP, met veroordeling van ISP bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten. Randridge betwist de (hoogte van de) in rekening gebrachte facturen. Voor zover ISP een vordering heeft op Randridge, dan voert Randridge aan dat deze schuld is overgenomen door HES. Ook doet ISP een beroep op opschorting omdat ISP het werk niet tijdig heeft afgerond. Daarnaast moeten de facturen van ISP worden verrekend met de schade die Randridge heeft geleden door de brand die ISP in
substation3 heeft veroorzaakt en de vertragingsboete die ISP aan Randridge moet betalen door de vertragingen in het werk van ISP.
in reconventie
4.4.
Randridge vordert – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- ISP veroordeelt tot betaling van € 81.100,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
- voor recht verklaart dat de brand op 30 augustus 2022 bij
substation3 van de terminal van HES is veroorzaakt door ISP, en ook dat ISP aansprakelijk is voor en gehouden is tot vergoeding van de hierdoor door Randridge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Randridge legt aan haar geldvordering ten grondslag dat ISP is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. ISP is er namelijk niet in geslaagd om binnen de afgesproken termijnen de koelinstallaties voor de
substationsop te leveren. Daarom moet ISP op grond van de artikelen 2 en 4 van de overeenkomst de vertragingsboete aan Randridge betalen. Randridge legt aan haar vordering voor een verklaring voor recht ten grondslag dat de brand is veroorzaakt door toedoen van ISP, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in het faillissement van HES. Hierdoor heeft Randridge schade geleden omdat zij inkomsten heeft misgelopen.
4.6.
ISP betwist de vorderingen van Randridge en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Randridge bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten. Ten aanzien van de vertragingsboete voert zij aan dat de vertraging in de oplevering van de koelinstallaties niet aan haar te wijten is en zij betwist de brand veroorzaakt te hebben of overigens tekortgeschoten te zijn.

5.De beoordeling

Bevoegde rechter en toepasselijk recht

5.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat Randridge is gevestigd in Ierland en ISP in Nederland. Daarom moet de rechtbank eerst haar internationale bevoegdheid beoordelen en nagaan welk recht op de zaak van toepassing is.
5.2.
Het gaat hier om een burgerlijke en handelszaak, waardoor de rechtbank de vraag of zij bevoegd is, dient te beantwoorden aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I-bis). Omdat in Nederland uitvoering is gegeven aan de overeenkomst tussen partijen, is op grond van artikel 7 lid 1 Brussel I-bis de Nederlandse rechter bevoegd. Omdat de vorderingen in reconventie voortvloeien uit dezelfde overeenkomst tussen partijen is op grond van artikel 8 lid 3 van Brussel I-bis de Nederlandse rechter ook bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen.
5.3.
Op grond van de rechtskeuze uit de toepasselijke inkoopvoorwaarden van Randridge is het Nederlandse recht van toepassing. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat het Weens Koopverdrag in deze zaak niet van toepassing is. Weliswaar betreft de overeenkomst tussen partijen ook de koop van roerende zaken, maar de overeenkomst ziet in overwegende mate op aanneming van werk en daarop ziet dit verdrag niet.
Is er sprake van schuldoverneming door HES?
5.4.
Randridge voert aan dat zij niet gehouden is om de facturen van ISP te betalen, omdat HES de schuld van Randridge heeft overgenomen en op die wijze de schuldenaar is geworden van ISP. Als dat zo is, dan is Randridge bevrijd van de betaling van de facturen en had ISP HES moeten aanspreken voor de betaling daarvan. Daarom beoordeelt de rechtbank eerst of er sprake is van een schuldovername door HES.
5.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Burgerlijke rechtsvordering (Rv) rusten in dit geval de stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast dat er sprake is van een schuldovername bij Randridge.
5.6.
Voor een overname van een schuld is overeenstemming vereist tussen de schuldenaar en de derde die de schuld overneemt, er moet mededeling gedaan zijn aan de schuldeiser en deze moet toestemming voor de schuldovername hebben verleend. De kennisgeving aan de schuldeiser moet door de schuldenaar en de derde gezamenlijk plaatsvinden. Een kennisgeving van alleen de schuldenaar heeft geen betekenis, tenzij deze door de derde daartoe gemachtigd is.
5.7.
Op zich is tussen partijen niet in geschil dat HES op enig moment, na goedkeuring door Randridge, facturen van ISP betaalde. Ook niet in geschil is dat Randridge en HES voor deze betaalconstructie hebben gekozen door cashflowproblemen van Randridge. Anders dan Randridge aanvoert, volgt hier echter niet uit dat er sprake is van een schuldovername in de zin van de wet. Aan de daarvoor geldende vereisten is niet voldaan. In ieder geval blijkt uit de door Randridge overgelegde productie 6 de vereiste mededeling aan en de toestemming van ISP niet. De enkele wetenschap bij ISP dat haar facturen werden betaald door HES, is hiervoor onvoldoende. De betaling van de facturen door HES, betekent namelijk nog niet dat HES de facturen in kwestie heeft overgenomen als haar eigen schuld. Dat Randridge vóór de betaling van de facturen door HES deze goedkeurde, wijst er juist op dat Randridge de schuldenaar is (gebleven) van ISP. Randridge heeft, na betwisting door ISP, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Dit verweer van Randridge slaagt niet.
Moet Randridge de facturen betalen?
5.8.
ISP vordert betaling van de facturen door Randridge. Daarom rust op ISP
de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het door haar gevorderde bedrag. Dit betekent
dat zij moet stellen en - bij voldoende gemotiveerde betwisting door Randridge - moet
bewijzen dat de facturen terecht zijn verzonden.
5.9.
Randridge stelt zich in algemene zin op het standpunt dat ISP zich niet heeft gehouden aan de contractuele betalingsafspraken van partijen en de vordering van ISP al op die grond moet worden afgewezen. Op wat Randridge daartoe naar voren heeft gebracht en op wat ISP daar tegenover heeft gesteld, wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna teruggekomen.
Factuur termijnbetaling - F220147
5.10.
ISP stelt dat deze factuur betrekking heeft op een reguliere deelbetaling, zoals overeengekomen onder artikel 1 onder D van de overeenkomst. Volgens ISP heeft zij goederen geleverd voor
substation1, in de factuur nader gespecificeerd als
pumpskid, control cabinet, piping material en cables. Randridge betwist dat zij deze factuur moet betalen omdat zij niet weet of ISP deze goederen daadwerkelijk heeft geleverd, waardoor zij geen goedkeuringsformulier (
payment certificate) voor de betaling daarvan heeft afgegeven.
5.11.
De kern van het geschil is dus of ISP de goederen in de factuur heeft geleverd. Ter zitting heeft ISP verklaard dat de door haar geleverde goederen nog steeds op de terminal staan en dat deze zelfs zichtbaar zijn als je er langs rijdt. Hierop heeft de rechtbank ter zitting met partijen afgesproken dat zij samen naar de terminal van HES gaan om te controleren of de goederen daadwerkelijk door ISP zijn geleverd en de rechtbank daarover te berichten. In afwachting van verdere berichtgeving van partijen, is de zaak aangehouden.
5.12.
Vervolgens heeft ISP de rechtbank bericht dat het haar, ondanks diverse pogingen, niet is gelukt om met Randridge een afspraak in te plannen om de door haar geleverde goederen samen op locatie te bekijken. ISP heeft foto’s van de koelinstallatie overgelegd die zij, zonder de aanwezigheid van Randridge, op locatie heeft gemaakt. Volgens ISP volgt uit deze foto’s dat de goederen in de factuur daadwerkelijk zijn geleverd. Randridge heeft deze toelichting en de foto’s van ISP niet betwist. Dit komt voor rekening en risico van Randridge. Door geen afspraak te maken met ISP en evenmin te reageren op de akte van ISP, heeft Randridge nagelaten haar betwisting nader te onderbouwen. Dit leidt ertoe dat Randridge de verschuldigdheid van de factuur onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat ISP de goederen in deze factuur heeft geleverd, zodat Randridge ten onrechte geen
payment certificateheeft afgegeven en zij deze factuur moet betalen. De vordering van ISP wordt op dit punt toegewezen.
Facturen meerwerk - F220120, F220121 en F220122
5.13.
ISP vordert betaling van meerwerk dat bestaat uit het aanbrengen van langere kabels in drie
substationsomdat de schakelkasten in deze
substationsdoor Randridge waren verplaatst. Het staat vast dat ISP dit meerwerk in opdracht van Randridge heeft verricht. Hoewel Randridge zich in eerste instantie nog op het standpunt stelde dat niet zij maar HES de opdracht voor dit meerwerk aan ISP heeft verstrekt, heeft zij ter zitting uiteindelijk slechts de hoogte van de facturen betwist. Tussen partijen is dus niet (langer) in geschil dat ISP dit meerwerk in opdracht van Randridge heeft verricht. Overigens rijmt dit ook met de inhoud van de e-mails van partijen hierover, waaronder e-mails van 31 mei 2022. [1] Daaruit volgt dat Randridge ISP met een tekening heeft bericht over de nieuwe positie van de schakelkasten, waarop ISP heeft gereageerd dat langere kabels nodig zijn en zij extra kosten hiervoor in rekening zal brengen. Uit deze e-mails blijkt geen rechtstreekse opdracht van HES aan ISP.
5.14.
Dit brengt mee dat Randridge in beginsel voor deze extra werkzaamheden moet betalen. Het ontbreken van een formele
purchase orderen/of
payment certificatemaakt dit niet anders. Randridge had moeten begrijpen dat extra kosten verbonden zijn aan extra werkzaamheden, zoals ISP in haar e-mail van 31 mei 2022 aan Randridge heeft bericht. Dat partijen voor deze werkzaamheden de vaste prijs in de facturen zijn overeengekomen, heeft ISP echter onvoldoende onderbouwd. Onweersproken staat vast dat ISP de werkzaamheden voor de langere bekabeling tussen mei 2022 en augustus 2022 heeft uitgevoerd. Uit het verloop van de e-mails van partijen in die periode blijkt dat ISP pas op 9 augustus 2022, dus na aanvang van haar werkzaamheden, Randridge heeft bericht over de kosten van dit meerwerk en om een
purchase orderheeft gevraagd. Anders dan ISP stelt, volgt uit deze gang van zaken niet dat partijen voor dit meerwerk op voorhand een vaste prijsafspraak hebben gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat in de overeenkomst of de algemene inkoopvoorwaarden van Randridge is neergelegd op welke wijze de prijs voor meerwerk moet worden bepaald, anders dan de afspraak dat
unit ratesvoor
top-upsgeldig zijn tot 31 december 2021 (maar daarop beroepen partijen zich in dit verband niet). Daarom moet voor de beantwoording van de vraag welke prijs voor dit meerwerk dan in rekening moet worden gebracht, aansluiting worden gezocht bij een redelijke prijs.
5.15.
Volgens ISP zijn de kosten voor de langere bekabeling per
substationals volgt opgebouwd: € 7.975,00 kosten kabels, € 6.890,00 manuren, € 1.635,00 reiskosten en € 250,00 kosten overig materiaal. Randridge betwist alleen de drie keer in rekening gebrachte reiskosten en manuren omdat ISP deze kosten niet voldoende heeft gespecificeerd. In dit verband stelt ISP ten onrechte dat partijen niet hebben afgesproken dat ISP haar facturen nader specificeert. In artikel 1 van de overeenkomst is namelijk bepaald dat Randridge de facturen betaalt na ontvangst van een correcte factuur en onderliggende stukken. Ook als partijen in de praktijk hiervan afweken, lag het wel op de weg van ISP om haar facturen in deze procedure, na betwisting door Randridge, nader te onderbouwen. Het is aan ISP om te onderbouwen dat alle gefactureerde werkzaamheden zijn verricht, dat alle reiskosten zijn gemaakt en dat de door haar in rekening gebrachte prijs redelijk is. Dit kan blijken uit afgetekende urenstaten, werkbonnen en gespecificeerde facturen van de leverancier. Deze onderliggende stukken heeft ISP niet overgelegd, waardoor aan de betwisting van Randridge geen hoge eisen kunnen worden gesteld. ISP heeft voor de onderbouwing van deze facturen slechts verwezen naar het overzicht van de kosten dat zij van haar leverancier heeft ontvangen, maar dit overzicht biedt zonder onderliggende stukken onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen beoordelen of
drie keerreiskosten zijn gemaakt en
drie keerin rekening gebrachte manuren in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden én redelijk zijn. ISP heeft dus de gevorderde reiskosten en de manuren met haar overzicht onvoldoende onderbouwd. Echter, omdat het meerwerk nu eenmaal is verricht, vast staat dat ISP hiervoor kosten heeft gemaakt en Randridge rekening had kunnen houden met deze extra kosten, acht de rechtbank het redelijk voor dit meerwerk uit te gaan van
éénkeer reiskosten en
éénkeer manuren. De vordering van ISP wordt op dit punt toegewezen tot € 43.752,50. [2]
Factuur prijsstijging - F230009
5.16.
Tussen partijen is in geschil of de gefactureerde prijsstijging onder artikel 13 van de overeenkomst is toegestaan en of [naam] van Randridge deze factuur heeft goedgekeurd.
5.17.
De vraag hoe artikel 13 van de overeenkomst moet worden verstaan is een kwestie van uitleg. Randridge heeft ter zitting onbetwist verklaard dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst niet hebben gesproken over wat onder
tops-upsin de zin van dat artikel moet worden verstaan. Daarom komt veel belang toe aan de tekst van het artikel in samenhang bezien met de overige inhoud van de overeenkomst.
5.18.
Er is geen contractuele basis voor het factureren van de gestelde prijsstijging. Aan het begin van artikel 13 van de overeenkomst staat dat alle prijzen
fixed and firmzijn. Aan het einde van dit artikel staat dat de eenheidsprijzen ook gelden voor
top-upstot 31 december 2021. De rechtbank leest deze zin niet als een generieke uitzondering op de eerste alinea van dit artikel: het ziet alleen op meerwerkopdrachten. Daarmee beschermt de opdrachtgever zich tot 31 december 2021 tegen hogere prijzen voor meerwerk. Voor meerwerk na die datum gelden de prijzen niet en gelden dus redelijke prijzen. Daarmee beschermt de opdrachtnemer zich tegen het ongelimiteerd moeten blijven hanteren van de eenheidsprijzen voor meerwerkopdrachten. Een andere uitleg van de zin over de
top-upsvalt niet te rijmen met de eerste alinea van artikel 13 van de overeenkomst. Kortom: de tarieven uit de overeenkomst zijn vast voor de duur van het gehele project, behalve dat voor meerwerk de eenheidsprijzen na 31 december 2021 herzien mogen worden. Factuur F23009 ziet niet op meerwerk maar – zo begrijpt de rechtbank– op gestegen kosten van materiaal dat onderdeel uitmaakt van het opgedragen werk. Het is dus geen
top-up, maar valt onder de hoofdregel van artikel 13 dat de afgegeven prijzen
fixed and firmzijn. ISP mag deze gestegen kosten dus in beginsel niet factureren.
5.19.
De vraag is of dit anders wordt omdat [naam] de prijsstijging zou hebben goedgekeurd. ISP heeft onvoldoende onderbouwd dat [naam] van Randridge deze factuur heeft goedgekeurd. ISP verwijst voor de onderbouwing van haar stelling naar de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie. [3] Uit deze e-mails volgt de gestelde goedkeuring van [naam] niet. Sterker nog, ISP mailt Randridge dat ‘
we have a discussion about the extra cost we have made because of all the delay in the project. That is in total € 75K, also discussed with [naam] ´. [4] Het hebben van een discussie weerspreekt juist dat er een afspraak is gemaakt. Dat ISP de factuur met [naam] heeft besproken maakt nog niet dat hij deze factuur, waarvan de hoogte kennelijk nog niet vaststond, heeft goedgekeurd. Ook als Randridge deze factuur zonder betwisting zou hebben behouden, zoals ISP stelt, volgt hieruit – in het licht van het voorgaande – evenmin dat Randridge de factuur heeft goedgekeurd. ISP heeft gelet hierop onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De vordering van ISP wordt op dit onderdeel afgewezen.
Beroep op opschorting/verrekening in conventie en vorderingen in reconventie
5.20.
Randridge beroept zich voor de bedragen die zij wel aan ISP verschuldigd is op opschorting van haar betalingsverplichting en verrekening met twee vorderingen die zij op ISP stelt te hebben. De eerste vordering van Randridge betreft de vertragingsboete van € 81.100,00. De tweede vordering betreft de schadevergoedingsvordering van Randridge op de grond dat ISP de brand in
substation3 heeft veroorzaakt en aansprakelijk is voor de door haar (Randridge) geleden schade. Zowel voor de beoordeling van het gevoerde opschortings- en verrekeningsverweer als voor de beoordeling van de vorderingen van Randridge is van belang dat komt vast te staan dat ISP is tekort geschoten in haar verplichtingen. Dit wordt hierna beoordeeld.
Moet ISP vertragingsboete betalen aan Randridge?
5.21.
De rechtbank is van oordeel dat ISP geen vertragingsboete moet betalen aan Randridge en licht dit als volgt toe.
5.22.
Partijen hebben in de overeenkomst afgesproken dat ISP haar werkzaamheden voor de
substationsbinnen 19 kalenderweken vanaf de datum van de overeenkomst afrondt. Voor ieder
substationhebben partijen een duur afgesproken en daarbij een startdatum en een einddatum vermeld. ISP had haar werkzaamheden voor het laatste
substationuiterlijk op 30 oktober 2021 moeten afronden. Partijen hebben deze termijnen in hun overeenkomst aangemerkt als fatale termijnen omdat zij hebben afgesproken dat ISP de vertragingsboete moet betalen bij overschrijding daarvan. Vast staat dat ISP haar werkzaamheden niet volgens het overeengekomen tijdschema heeft afgerond. Dit brengt mee dat ISP in beginsel de vertragingsboete moet betalen, tenzij sprake is van overmacht
(Force Majeure)of ISP aantoont dat de vertraging in de uitvoering van haar werkzaamheden aan Randridge kan worden toegerekend.
5.23.
ISP voert aan dat de vertragingen in haar werkzaamheden niet aan haar kunnen worden toegerekend. Op verzoek van de rechtbank heeft ISP na de mondelinge behandeling een tijdlijn in het geding gebracht van haar werkzaamheden en daarbij met stukken onderbouwd uitgelegd waarom zij deze werkzaamheden niet volgens het afgesproken tijdschema heeft kunnen afronden. Deze nadere toelichting van ISP komt erop neer dat zij haar werkzaamheden door externe factoren, die niet in haar risicosfeer liggen, niet volgens het overeengekomen tijdschema heeft kunnen afronden. Ook zou er tegenslag zijn waardoor er meer werk nodig was dan in eerste instantie voorzien, waarover zij Randridge steeds heeft bericht. Randridge heeft deze nadere toelichting, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet weersproken.
5.24.
Dit betekent dat het verweer van ISP slaagt. Het was aan Randridge om als opdrachtgever de
substationsin een zodanige staat aan ISP ter beschikking te stellen, dat ISP haar werkzaamheden kon uitvoeren. Daarbij komt dat onweersproken is vast komen te staan dat partijen de oorspronkelijke data in het tijdschema in onderling overleg hebben verschoven zonder daarbij een financiële compensatie af te spreken. De gevorderde vertragingsboete wordt afgewezen.
Verklaring voor recht over de brand
5.25.
De gevorderde verklaring voor recht dat ISP aansprakelijk is voor de schade die Randridge heeft geleden door de brand, wordt eveneens afgewezen. Randridge heeft, na betwisting door ISP (die onder meer heeft aangevoerd dat zij bij het PVC lassen gebruik heeft gemaakt van een methode waarbij slechts in beperkte mate warmte vrijkomt), onvoldoende onderbouwd dat ISP de brand heeft veroorzaakt met als gevolg het faillissement van HES.
5.26.
Randridge heeft in verband met haar vordering verwezen naar rapporten van HES en haar verzekeraar, maar uit deze stukken volgt niet in definitieve zin dat de brand is veroorzaakt door ISP. In beide stukken staat dat er een link kan zijn met de laswerkzaamheden van ISP, maar definitieve conclusies worden niet getrokken. Zo wijst het stuk van HES meerdere mogelijke oorzaken aan en blijkt uit het rapport van Sedgwick dat de schade dermate groot was dat de oorzaak zich mogelijk niet definitief laat vaststellen. Evenmin onderbouwen deze stukken de stelling van Randridge dat de brand “de nekslag” was voor het faillissement van HES.
5.27.
Randridge heeft ter zitting nog verklaard dat zij vermoedt dat (de curator van) HES inmiddels een definitief schaderapport heeft. Hoewel daartoe na de zitting in de gelegenheid gesteld, heeft Randridge dit rapport niet overgelegd. Evenmin heeft zij uitgelegd waarom zij dat niet heeft gedaan. Daarmee heeft zij haar vordering op dit punt onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Dit klemt te meer omdat zij op zitting heeft erkend dat zij op het punt van de causaliteit het nodige huiswerk heeft om uit te zoeken. Daarom komt de rechtbank niet toe aan bewijsvoering op dit punt, ondanks het bewijsaanbod van Randridge.
5.28.
Omdat de vorderingen in reconventie van Randridge worden afgewezen, faalt ook het beroep van Randridge op opschorting en verrekening. De slotsom is dat Randridge € 130.691,00 in hoofdsom aan ISP moet betalen. [5]
Verzoek tot overlegging van stukken
5.29.
Beide partijen verzoeken de rechtbank nadere financiële stukken op te vragen bij de andere partij. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan, omdat dit niets toevoegt aan bovenstaande beoordeling. Dat HES al betaald zou hebben aan ISP voor de in geschil zijnde facturen, ligt zonder een nadere toelichting van Randridge niet voor de hand. Randridge heeft immers niet met die facturen ingestemd en zij zal HES dus niet hebben bericht dat deze facturen betaalbaar waren. Verder heeft ISP betwist dat zij beschikt over een eindrapport van de verzekeringsexperts en is het verzoek van Randridge om ISP te gelasten dit toch te overleggen, zo bezien onvoldoende onderbouwd.
Randridge moet wettelijke handelsrente betalen
5.30.
De gevorderde wettelijke handelsrente wordt als onvoldoende gemotiveerd betwist en op de wet gebaseerd toegewezen, zoals hierna vermeld. De wettelijke handelsrente is telkens verschuldigd vanaf de vervaldatum van de desbetreffende factuur. Door het laten verstrijken van de afgesproken betaaltermijnen van 45 dagen, is Randridge in verzuim geraakt.
Randridge moet de buitengerechtelijke kosten betalen
5.31.
ISP vordert verder op grond van artikel 6:96 BW als vermogensschade een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 2.964,10, die zij heeft berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toegewezen hoofdsom. Daarom wijst de rechtbank een vergoeding toe die aansluit bij de omvang van de toegewezen hoofdsom, te weten € 2.081,91. Nu ISP niet heeft gesteld dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie heeft verricht waarop de vordering betrekking heeft, is geen rekening gehouden met een vergoeding van btw.
Proceskosten in conventie en in reconventie
5.32.
Randridge moet in conventie de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. Omdat een deel van de vordering van ISP wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van ISP op basis van het toegewezen bedrag: De kosten aan de zijde van ISP worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
€ 5.787,00(3 punten × tarief V € 1.929,00)
Totaal€ 11.630,73
5.33.
Randridge zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De samenhang tussen conventie en reconventie is zodanig dat dit moet leiden tot toepassing van factor 0,5. De kosten aan de zijde van ISP worden begroot op:
- salaris advocaat: € 1.214,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief IV € 1.214,00)
5.34.
De nakosten worden begroot op € 278,00 exclusief de eventuele verhoging zoals vermeld in de beslissing. De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
5.35.
Randridge maakt bezwaar tegen de vordering van ISP om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij de beantwoording van de vraag of de rechtbank van haar discretionaire bevoegdheid om een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren gebruik zal maken, spelen de wederzijdse belangen een bepalende rol.
5.36.
Gelet op wat is overwogen in 5.21 tot en met 5.27 heeft Randridge onvoldoende onderbouwd dat haar belang zwaarder weegt dan het belang van ISP bij directe verkrijging van het toegewezen bedrag. Zij stelt niet meer dan dat zij zwaarwegende belangen heeft die zich ertegen verzetten. Dat betekent dat ISP het vonnis meteen mag uitvoeren, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Randridge om aan ISP te betalen een bedrag van € 132.772,91, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over € 130.691,00, telkens vanaf de vervaldatum van de desbetreffende factuur tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Randridge in de proceskosten, aan de zijde van ISP tot op heden begroot op € 11.630,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af,
6.5.
veroordeelt Randridge in de proceskosten, aan de zijde van ISP tot op heden begroot op € 1.214,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
6.6.
veroordeelt Randridge in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 278,00 voor de conventie en de reconventie samen, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Randridge niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn, mr. F. Aukema-Hartog en mr. Ü. Gümüs en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
1876/548/3309

Voetnoten

1.Productie 5 conclusie van antwoord in reconventie
2.Het resultaat van de som: 3x € 20.267,50 minus 2 x (€ 6.890,00 + € 1.635,00)
3.Productie 4 van de dagvaarding
4.Productie 4 van de dagvaarding: e-mail van 16 januari 2023 1:33
5.€ 86.938,50 + € 43.752,50 = € 130.691,00