ECLI:NL:RBROT:2024:13092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
C/10/687717 / JE RK 24-2240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 oktober 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling van de kinderen heeft aangevraagd. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar door problemen met alcohol- en drugsgebruik van de moeder is de veiligheid van de kinderen in het geding. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootmoeder moederszijde, die als een stabiele en veilige omgeving wordt gezien. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024 waren de moeder, haar advocaat, en de grootmoeder aanwezig, terwijl de vader niet is verschenen. De moeder heeft aangegeven dat ze blij is met de huidige situatie en dat het belangrijk is dat de kinderen bij hun grootmoeder blijven wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/687717 / JE RK 24-2240
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum ] 2020 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 1],
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum ] 2020 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. F.C. Frederiks, kantoorhoudende in Zwijndrecht,
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2].
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 3],
hierna te noemen de grootmoeder moederszijde,
wonende in [woonplaats 3].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de grootmoeder moederszijde;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten [naam 4] en [naam 5].
Aan de moeder is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat
mr. F.C. Frederiks toegewezen.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de grootmoeder moederszijde.
2.3.
Bij beschikking van 9 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 10 januari 2024 (te lezen als tot 10 januari 2025).

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Het gaat goed met de meisjes bij hun grootmoeder en het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om hun verblijf bij de grootmoeder moederszijde te waarborgen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI en heeft aangegeven dat de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de grootmoeder moederszijde een mooie oplossing is. Het is daarbij wel van belang dat zo spoedig mogelijk pleegzorg bij de grootmoeder moederszijde wordt ingezet.
4.3.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder ter zitting verklaard dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op hun plek zijn bij de grootmoeder moederszijde en dat het belangrijk is dat zij stabiel wordt en clean blijft. Zij is blij met het feit dat de meisjes beiden bij hun oma kunnen wonen.

5.De verklaring van de informant

5.1.
De grootmoeder moederszijde heeft ter zitting verklaard dat zij hoopt dat het met de moeder beter gaat en dat zij over een aantal jaren weer zelf voor haar kinderen kan zorgen. Tot die tijd zorgt de grootmoeder met alle liefde voor de (klein)kinderen. Ook is het fijn dat de grootouders vaderszijde betrokken zijn. Het gaat de meisjes zo goed als maar mogelijk, daar is zij blij mee en trots op.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder door haar alcohol- en drugsgebruik moeite heeft om de veiligheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te waarborgen en om de zorg- en opvoedingstaken voor hen op zich te nemen. Daarom wonen de kinderen bij de grootmoeder moederszijde. De moeder heeft het traject bij de Hoop afgerond en is voor een nazorgtraject (verslavingszorg) bij Antes aangemeld. In de afgelopen periode is de moeder teruggevallen in het middelengebruik.
6.2.
Tijdens de zitting is gebleken van een prille positieve ontwikkeling, waarbij de moeder heeft aangegeven dat zij heeft besloten om geen middelen meer te gebruiken, dat zij al een tijd clean is en dat zij zich sindsdien veel beter voelt. Dit verdient een compliment. Nu de kinderen bij de grootmoeder moederszijde verblijven zonder een ouder met gezag, dient hun plaatsing bij de grootmoeder moederszijde te worden geformaliseerd. Namens en door de moeder is tegen het verzoek van de GI geen verweer gevoerd. Integendeel, de moeder is blij met de inzet van grootmoeder moederszijde en met de wetenschap dat de beide meisjes het goed hebben daar. De moeder is trots op de meiden.
6.3.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, met ingang van 31 oktober 2024 tot 10 januari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024 door
mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 31 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.