In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 januari 2021 in Vlaardingen betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte heeft tijdens een worsteling met het slachtoffer, [slachtoffer], een mes gepakt en deze in de rug van het slachtoffer gestoken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar zou zijn. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer en dat er sprake was van noodweer.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon ontsnappen aan de aanranding en dat haar handelen proportioneel was. Hierdoor werd het beroep op noodweer gegrond verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte wel bewezen dat zij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. Uiteindelijk werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit niet strafbaar was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.