ECLI:NL:RBROT:2024:13084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
10-016477-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer en ontslag van alle rechtsvervolging in zaak van zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 januari 2021 in Vlaardingen betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte heeft tijdens een worsteling met het slachtoffer, [slachtoffer], een mes gepakt en deze in de rug van het slachtoffer gestoken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar zou zijn. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer en dat er sprake was van noodweer.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon ontsnappen aan de aanranding en dat haar handelen proportioneel was. Hierdoor werd het beroep op noodweer gegrond verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte wel bewezen dat zij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. Uiteindelijk werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit niet strafbaar was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-016477-21
Datum uitspraak: 13 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging omdat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar is;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De verdachte heeft verklaard dat zij niet met kracht heeft gestoken en dit wordt niet weerlegd door de overige bewijsmiddelen. Niet duidelijk is welke wond als gevolg van het steken met het mes is ontstaan, hoe diep en hoe groot die wond was en wat het gevolg van deze steekwond was. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het ten laste gelegde en dat door haar handelen dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De medische verklaringen zijn hierover niet duidelijk. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Op 17 januari 2021 vond in de woning van de verdachte een geweldsincident plaats tussen de verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Niet ter discussie staat dat de verdachte op enig moment in de keuken een mes heeft gepakt en dat zij [slachtoffer] hiermee heeft gestoken.
Uit de FARR-verklaring en het aanvullend proces-verbaal met de letselbeschrijving volgt dat [slachtoffer] meerdere verwondingen had, waarvan een deel door medisch ingrijpen was ontstaan, en dat de steekwond in zijn rug het gevolg was van het steken door de verdachte. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse die zagen dat [slachtoffer] een steekwond in zijn rug had van ongeveer vier centimeter breed. De rechtbank maakt uit voornoemde bewijsmiddelen op dat de wond op de rug van [slachtoffer] rechts onder zijn schouderblad het steekletsel betreft. Het verweer dat niet kan worden vastgesteld welke wond het gevolg was van het steken met het mes door de verdachte wordt verworpen.
Vervolgens dient beoordeeld te worden hoe dit letsel en het handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd. In de FARR-verklaring wordt het totaal van verwondingen, de steekwond en de verwondingen als gevolg van het medisch ingrijpen, aangemerkt als potentieel dodelijk letsel. De rechtbank kan op basis van deze verklaring echter niet beoordelen – en evenmin op basis van de overige bewijsmiddelen – of de steekwond op zichzelf ook potentieel dodelijk was. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel (deels) bewezen. Als gevolg van het steken met een mes was sprake van een forse bloeding uit de lever en een ribbreuk. Dat dit letsel het gevolg was van het steken met het mes wordt ondersteund door aanwijzingen dat onder meer leverweefsel van [slachtoffer] op het lemmet aanwezig was. Medisch ingrijpen, een operatie om de bloeding te stoppen, was noodzakelijk en er was sprake van een geschatte genezingsduur van ongeveer twee maanden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Door met een mes met een lemmet van circa 20 centimeter in de rug van [slachtoffer] te steken heeft de verdachte daarnaast minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging daarmee bewezen.
Ten aanzien van het slaan/stoten in het gezicht dan wel tegen het lichaam van [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat, voor zover dit al bewezen zou kunnen worden verklaard, niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of dat de kans daarop bestond. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde en acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem te steken met een mes.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 17 januari 2021 te Vlaardingen,
aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond van vier centimeter breed en een forse bloeding
vanuit de lever en een ribbreuk), heeft toegebracht,
door
- die [slachtoffer] met een mes, in de rug en/of rechterzij, te steken
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
Zware mishandeling.
5.2.
Beroep op noodweer
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar een beroep op noodweer toekomt. De verdachte werd aangevallen door [slachtoffer] en mocht zich hiertegen verweren. Dat de verklaring van de verdachte betrouwbaar is, volgt ook uit het feit dat deze in een vroeg stadium reeds is afgelegd en wordt ondersteund door het forensisch onderzoek.
Standpunt officier van justitie
Ook de officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging, omdat zij een noodweersituatie aannemelijk acht.
Beoordeling
Indien door of namens de verdachte een beroep wordt gedaan op noodweer, dient de rechtbank allereerst te beoordelen of zij de feitelijke toedracht, zoals door de verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk acht. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de door de verdachte geschetste toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt. Meer concreet dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het door de verdachte begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van haar eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De verdachte heeft – kort weergegeven – het volgende verklaard over de toedracht van het incident op 17 januari 2021. De verdachte was samen met [slachtoffer] en een vriend in haar woning. Nadat deze vriend was vertrokken, werd [slachtoffer] boos en begon hij de verdachte te duwen, waardoor een worsteling ontstond en de verdachte op de grond viel. [slachtoffer] heeft de verdachte vervolgens naar de keuken gesleurd/geduwd, haar bij de keel gegrepen en in een wurggreep gehouden. De verdachte kon geen kant op en kreeg geen lucht meer en dacht dat zij misschien dood zou gaan. Zij heeft vervolgens het mes gepakt en [slachtoffer] gestoken.
De rechtbank constateert dat over de toedracht van het incident slechts twee personen een verklaring hebben afgelegd, namelijk de verdachte en [slachtoffer]. Deze verklaringen stemmen deels overeen, maar staan op essentiële onderdelen lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet als onaannemelijk ter zijde kan worden geschoven. De verdachte heeft steeds verklaard dat zij door [slachtoffer] werd aangevallen en op basis van het forensisch onderzoek kan niet worden uitgesloten dat het is gegaan zoals de verdachte heeft verklaard. Daar komt bij dat de verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de medische informatie van een forensisch arts die de verdachte op 17 januari 2021 heeft onderzocht. Daarin staat onder meer beschreven dat er in de hals links en rechts rode huidafwijkingen zichtbaar zijn en dat dat letsel past bij de door de verdachte aangegeven toedracht.
Gelet op het dossier dat aan de rechtbank is voorgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte geschetste scenario aannemelijk is. De rechtbank is voorts van oordeel dat onder die omstandigheden sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen zij zich mocht verdedigen. Deze omstandigheden geven eveneens aanleiding tot de conclusie dat de verdachte met haar handelen heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op de benarde positie waarin zij zich bevond, kon zij zich niet onttrekken aan de aanranding en mocht van haar niet worden verwacht dat zij een andere uitweg zou hebben gekozen dan het aanwenden van geweld door het pakken van en steken met een mes.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de
verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, het beroep op noodweer rechtvaardigen.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het feit is niet strafbaar en de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij] zich in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.869,20 aan materiële schade en een vergoeding van € 16.359,00 aan immateriële schade. Daarnaast wordt een schadepost opgevoerd van € 100.000,00 voor de situatie dat hoger beroep wordt ingesteld en de vordering dient te worden aangepast.
6.1.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dus geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging/ tekst gewijzigde tenlastelegging/ tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
- ( meermalen) met een mes, althans een scherp en/ of puntig voorwerp, in de rug
en/of (rechter)zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gesneden en/of
gestoken en/of geprikt, en/of
- ( meermalen) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen,
aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
klaplong en/of een steekwond van vier centimeter breed en/of een forse bloeding
vanuit de lever en/of een ribbreuk), heeft toegebracht,
door
- die [slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de rug en/ of (rechter)zij, althans het lichaam, te steken en/ of te
prikken en/of te snijden, en/of
- die [slachtoffer] (meermalen). in/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan
en/of te stoten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk
- ( meermalen) met een mes, althans een scherp en/ of puntig voorwerp, in de rug
en/of (rechter)zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gesneden en/of
gestoken en/of geprikt, en/of
- ( meermalen) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.