In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2024, vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Schuerman, betaling van twee opeisbare bedragen van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.P. Kloppenburg. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die partijen op 25 januari 2023 hebben gesloten na de beëindiging van hun affectieve relatie. Deze overeenkomst stipuleert dat eiseres recht heeft op € 25.000 voor inbreng in de woning van gedaagde, waarvan nog € 13.000 openstaat, en € 11.000 wegens overwaarde op een andere woning van gedaagde, dat voor 31 december 2023 betaald moest zijn.
Gedaagde heeft erkend dat beide bedragen opeisbaar zijn geworden, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde € 24.000 aan eiseres moet betalen, inclusief wettelijke rente vanaf de dagvaarding op 2 juli 2024. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.223,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, zelfs als gedaagde in hoger beroep gaat.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen partijen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres volledig toegewezen, wat de rechtszekerheid voor eiseres waarborgt.