In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] huurt sinds 2020 een kamer van [gedaagde] in Rotterdam. Tijdens de huurperiode zijn er vochtplekken ontstaan als gevolg van lekkage, wat [eiseres] heeft doen besluiten om herstel van de schade en huurprijsvermindering te vorderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkage ernstige schade heeft veroorzaakt aan de kamer van [eiseres] en dat deze vochtplekken als een gebrek moeten worden aangemerkt volgens artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot herstel van de schade wordt afgewezen, omdat [eiseres] geen belang meer heeft bij herstel, aangezien [gedaagde] heeft bevestigd dat het herstel inmiddels heeft plaatsgevonden.
Wat betreft de huurprijsvermindering, vordert [eiseres] een schadevergoeding van € 600,-, gebaseerd op een vermindering van het huurgenot door de lekkage. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] recht heeft op huurprijsvermindering vanaf 6 maart 2024, maar kan de hoogte van de huurprijsvermindering niet beoordelen zonder informatie over de huurprijs zelf. Daarom is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten, waarna [gedaagde] daarop kan reageren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.