Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 mei 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen;
- de dupliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een betalingsachterstand van zorgpremies en zorgkostendeclaraties. De gedaagde heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ en is op basis daarvan verplicht om premies, eigen risico, eigen bijdrage en eventuele door VGZ voorgeschoten zorgkosten te betalen. VGZ stelt dat de gedaagde verschillende zorgkostendeclaraties uit de periode van 2018 tot en met 2023 en de zorgpremies van augustus 2017 tot en met april 2018 niet volledig heeft betaald, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van € 3.371,33. VGZ heeft haar eis echter beperkt tot € 2.500,-. De gedaagde voert verweer aan, stellende dat hij geen schulden heeft bij VGZ omdat zijn betalingen via de gemeente verlopen. Hij beweert dat de betalingsachterstand mogelijk is ontstaan door een onterecht stopgezette uitkering door de gemeente.
De kantonrechter heeft de eis van VGZ toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.500,-, met wettelijke rente, aan VGZ. De kantonrechter oordeelt dat VGZ haar vordering voldoende heeft onderbouwd en dat de gedaagde de specificaties van de betalingsachterstand niet inhoudelijk heeft betwist. De gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.019,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat.