ECLI:NL:RBROT:2024:13065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
C/10/686333 / JE RK 24-2057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 november 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige besproken. De zaak betreft de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2011, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling NIDOS. De kinderrechter heeft de procedure op 14 november 2024 behandeld, waarbij de moeder van de minderjarige aanwezig was, bijgestaan door een tolk, en vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige positieve stappen heeft gezet en dat er een goede samenwerking is met de moeder. De GI verzoekt om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, wat door de kinderrechter wordt toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de hulp aan de moeder essentieel is voor een succesvolle terugplaatsing van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/686333 / JE RK 24-2057
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling NIDOS, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 september 2024;
  • het toetsingsbesluit van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door een tolk;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon A] en mw. [persoon B] .
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan mw. [persoon C] , de mentor van [voornaam minderjarige] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Syrische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. A. Toma, tolk in de Syrische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter en een brief voorgelezen. Ook heeft [voornaam minderjarige] een brief van mw. [persoon D] , de JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) van [voornaam minderjarige] , aan de kinderrechter overhandigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een bij de rechtbank bekend adres.
2.3.
Bij beschikking van 15 november 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 26 november 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 26 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De afgelopen periode heeft [voornaam minderjarige] positieve stappen gezet. De GI is bezig met het uitbreiden van de bezoekmomenten van [voornaam minderjarige] bij de moeder, met als doel een volledige terugplaatsing bij de moeder. Momenteel is [voornaam minderjarige] iedere donderdagmiddag tot maandagochtend bij de moeder thuis. De GI heeft een goede samenwerking met de moeder. Ook op de momenten dat het minder goed gaat, is de moeder eerlijk en geeft zij dit aan. De GI acht een verlenging voor de duur van zes maanden nog noodzakelijk om opvoedondersteuning in te zetten in de thuissituatie en aan de hand hiervan de bezoekmomenten van [voornaam minderjarige] bij de moeder thuis te monitoren. Door middel van opvoedondersteuning wil de GI de moeder een stevige basis geven in haar moederrol, zodat zij kan omgaan met de emotieregulatieproblematiek van [voornaam minderjarige] op de momenten dat dit nodig is. Deze week staat een intakegesprek gepland voor de opvoedondersteuning. Eerst met de moeder en een dag later met [voornaam minderjarige] .
4.2.
Door de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige] zit in de puberleeftijd en de moeder heeft hierbij hulp nodig. De moeder is bang dat [voornaam minderjarige] zich niet aan de regels zal houden bij de moeder thuis en maakt zich zorgen over de invloed van [voornaam minderjarige] op zijn broer op het moment dat hij thuis komt wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van zes maanden.
De motivering van de kinderrechter gericht aan [voornaam minderjarige]
5.3.
, er is bij jou op dit moment een jeugdbeschermer van NIDOS betrokken. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer nog betrokken blijft voor een periode van zes maanden. De afgelopen maanden zijn de bezoeken bij jouw moeder thuis uitgebreid en op dit moment verblijf je elke donderdagmiddag tot maandagochtend bij je moeder. Dit gaat goed en de jeugdbeschermer wil dit verder gaan uitbreiden. Om dit verder te kunnen uitbreiden en ervoor te zorgen dat het goed blijft gaan, is hulp nodig voor jouw moeder. De jeugdbeschermer wil hiervoor opvoedondersteuning gaan inzetten, waarbij een hulpverlener bij je moeder thuis zal komen en gaat kijken hoe het thuis gaat tussen jou, je moeder en je broer. Deze week zullen jij en je moeder hiervoor een gesprek hebben en de verwachting is dat de hulp daarna snel kan starten. De kinderrechter wil ook graag dat de hulp snel gaat starten, zodat jij vaker bij je moeder thuis kan zijn.
5.4.
Naast de betrokkenheid van een jeugdbeschermer, vindt de kinderrechter ook een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog nodig voor een periode van zes maanden. De kinderrechter vindt dit nodig om drie redenen.
5.5.
De eerste reden is om je moeder te helpen bij de opvoeding. Op het moment dat jij thuis komt wonen, moet je moeder zorgen voor jou en je broer. Je moeder heeft hierbij hulp nodig, zodat zij ook op moeilijkere momenten er voor jou kan zijn en leert om hierin de juiste keuzes te maken. De tweede reden is dat de kinderrechter wil dat het goed blijft gaan met jou. Op dit moment gaat het goed en zet je grote stappen vooruit. Ook je JIM geeft dit aan in de brief die jij aan de kinderrechter hebt gegeven. Je bent gezellig en werkt goed mee op school. Wel gaat het soms wat minder met jouw gedrag, maar het is positief dat je jezelf herpakt. Het is van belang dat je deze positieve ontwikkeling de komende maanden verder voortzet. De derde en laatste reden is dat nog gekeken moet worden hoe het thuis gaat tussen jou, je moeder en je broer voordat jij volledig thuis komt wonen. Het doel is dat jij volledig thuis gaat wonen bij je moeder. Op dit moment is het daarvoor nog wel te vroeg. De kinderrechter is het eens met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 oktober 2024 en vindt dat jij zo snel als mogelijk thuis moet gaan wonen bij je moeder. De machtiging tot uithuisplaatsing moet dan ook niet langer gebruikt worden als noodzakelijk. Op het moment dat het goed blijft gaan met jou, je moeder en je broer thuis en je moeder de juiste hulp heeft gekregen, kan jij misschien eerder naar huis dan de zes maanden die nu zijn uitgesproken. De komende periode zullen je bezoekmomenten bij je moeder thuis verder worden uitgebreid. De kinderrechter hoopt dat het goed blijft gaan met jou en je zo snel mogelijk thuis kan gaan wonen bij je moeder.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 26 mei 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 26 mei 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.