In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 april 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een winkel gelegen op een bedrijventerrein in Barendrecht, vastgesteld op € 723.000,- per 1 januari 2022. Eiseres, die de onroerende zaak gebruikt, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelt dat de waarde niet hoger kan zijn dan € 663.000,-. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde heeft onderbouwd met een matrix en vergelijkingsobjecten, en dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank wijst ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.