Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert een verhuurder in kort geding ontruiming van een huurwoning en betaling van achterstallige huur van de gedaagde, die een schoonmaakbedrijf exploiteert. De huurovereenkomsten voor twee woningen zijn aangegaan voor de periode van 15 september 2023 tot en met 14 september 2025. De beheerder heeft de huurovereenkomsten ontbonden en gedaagde gesommeerd om de woningen te ontruimen. De gedaagde heeft de huurachterstand niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de benedenwoning moet plaatsvinden, omdat de huurachterstand voldoende is om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagde heeft niet aangetoond dat de huurachterstand onterecht is. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.877,- aan huur, evenals een gebruiksvergoeding van € 799,- per maand vanaf 1 december 2024. De vordering tot betaling van een boete en buitengerechtelijke kosten is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.