ECLI:NL:RBROT:2024:13046
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing in Rotterdam
Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002 en ingeschreven op een bepaald adres. De zaak betreft de tenlastelegging van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing, gepleegd op 6 december 2021 te Capelle aan den IJssel. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de twee ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bordewijk, heeft betoogd dat de verklaring van de aangever niet als bewijs kan dienen, omdat deze niet is gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als onvoldoende wettig en overtuigend bewijs beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de aangever, waardoor de verdachte van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, dat eerder was geschorst. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N. Jallal.