ECLI:NL:RBROT:2024:13046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
10/072124-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing in Rotterdam

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002 en ingeschreven op een bepaald adres. De zaak betreft de tenlastelegging van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing, gepleegd op 6 december 2021 te Capelle aan den IJssel. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de twee ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bordewijk, heeft betoogd dat de verklaring van de aangever niet als bewijs kan dienen, omdat deze niet is gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als onvoldoende wettig en overtuigend bewijs beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de aangever, waardoor de verdachte van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, dat eerder was geschorst. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N. Jallal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/072124-22
Datum uitspraak: 15 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de twee ten laste gelegde feiten.

4.Vrijspraak

Standpunt verdediging
De verdachte dient van de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken, nu de verklaring van de aangever niet kan worden gebruikt als bewijsmiddel. Ondanks diverse oproepen is het niet gelukt om de aangever bij de rechter-commissaris nader te horen en te ondervragen. De verdediging heeft geen afstand gedaan van de getuige.
Mocht de rechtbank toch oordelen dat er voldoende steunbewijs aanwezig is om de verklaringen van de aangever als bewijs te kunnen gebruiken, dan geldt dat de verklaringen van de aangever op essentiële punten verschillend en onjuist zijn. Er moet dan ook getwijfeld worden aan de inhoud van zijn afgelegde verklaringen. Ook dat betekent dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde feiten is.
Beoordeling rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is er in het dossier onvoldoende (steun)bewijs voor de verklaringen van de aangever dat hij wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en is afgeperst.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 november 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 6 december 2021 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] onder bedreiging met een vuurwapen (gelijkend
voorwerp) in een personenauto te (laten) stappen en/of daarbij al dan niet
gezichtsbedekkende kleding te dragen en/of daarbij dreigend de woorden toe te
voegen "Stap in of je wordt geschoten", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- voornoemd vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op die [slachtoffer]
en/of
- de woorden toe te voegen "We willen nu geld hebben, 2500 euro, anders kom je
niet weg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) met voornoemde auto rond te gaan rijden;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 6 december 2021 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan
een derde toebehoorde(n) door
- die [slachtoffer] onder bedreiging van een vuurwapen (gelijkend
voorwerp) in een personenauto te stappen en/of daarbij al dan niet
gezichtsbedekkende kleding te dragen en/of
- voornoemd vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op die [slachtoffer]
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden toe te voegen "We willen nu
geld hebben, 2500 euro, anders kom je niet weg" en/of te zeggen dat hij zijn horloge
moest afgeven, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met voornoemd vuurwapen (gelijkend
voorwerp) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )