ECLI:NL:RBROT:2024:13041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/10/689651 / KG ZA 24-1102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verwijdering van artikel en videobeelden in kort geding met betrekking tot publicatie op sociale media

In deze zaak, die op 19 december 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiser, woonachtig in Hendrik-Ido-Ambacht, dat gedaagde, eveneens woonachtig in Hendrik-Ido-Ambacht, een artikel en videobeelden van haar website verwijdert. Dit artikel en de videobeelden zijn gerelateerd aan een voorval dat op 14 juli 2022 heeft plaatsgevonden en door gedaagde is gefilmd. Eiser stelt dat de publicatie onrechtmatig is en vordert dat gedaagde ook de website ControleAltDelete.nl informeert over de onrechtmatigheid van de publicatie. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien het artikel al sinds oktober 2023 online staat en er een bodemprocedure aanhangig is waarin deze kwestie ook aan de orde komt. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over een tijdelijke aanpassing van het artikel, zodat de inhoud niet meer herleidbaar is naar de betrokken partijen. De voorzieningenrechter wijst de overige vorderingen van eiser af, waarbij hij de belangen van de vrijheid van meningsuiting van gedaagde zwaarder laat wegen dan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eiser. De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689651 / KG ZA 24-1102
Vonnis in kort geding van 19 december 2024
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Hendrik-Ido-Ambacht,
eiser,
advocaat mr. L.M. Bisschop te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
advocaat mr. J. Faber te Etten-Leur.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Op 14 juli 2022 heeft tussen de partijen een voorval plaatsgevonden, dat door [gedaagde] is gefilmd. [gedaagde] heeft een fragment van de door haar gemaakte videobeelden op haar website [website] geplaatst, met een artikel. De website ControleAltDelete.nl heeft dat artikel en de videobeelden op diverse sociale media-accounts geplaatst. [eiser] heeft daar bezwaar tegen en vordert in dit kort geding dat [gedaagde] (onder druk van een dwangsom) wordt bevolen om het artikel en het fragment van de videobeelden van haar website te halen en om de website ControleAltDelete.nl te berichten dat het op die website gepubliceerde artikel onrechtmatig is en dat dit artikel én de videobeelden die zijn gepubliceerd op de sociale media-accounts van Controle Alt Delete moeten worden verwijderd. [gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiser]. De voorzieningenrechter legt in dit vonnis een tussen de partijen op de zitting gemaakte afspraak over de gepubliceerde artikelen vast en wijst de rest van de vorderingen van [eiser] af. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 november 2024, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 en 2;
  • de mondelinge behandeling op 13 december 2024;
  • de spreekaantekeningen van mr. Bisschop.

3.De beoordeling

Het spoedeisend belang

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening in deze zaak. Daarvoor is van belang dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat het artikel over het voorval al sinds de maand oktober 2023 online staat en dat [eiser] zelf stelt dat hij in de maand augustus 2024 (dus ruim drie maanden vóór de aanvraag van een datum om deze zaak te behandelen) heeft geconstateerd dat het artikel en een fragment van de door [gedaagde] gemaakte videobeelden online staan. Verder is van belang dat in een bodemprocedure tussen de partijen waar (in reconventie) het artikel en de videobeelden op de website van [gedaagde] onderwerp van het debat zijn inmiddels een mondelinge behandeling is gepland op 13 januari 2025. [eiser] heeft onvoldoende toegelicht dat hij ondanks dit alles zoveel spoed heeft bij zijn vorderingen dat hij de uitkomst van de bodemprocedure niet hoeft af te wachten. Toch wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] niet al op deze grond af, vanwege wat hierna wordt overwogen.
De tekst van het artikel
3.2.
De partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een (tijdelijke) aanpassing van het artikel op de website van [gedaagde], die ervoor moet zorgen dat de inhoud daarvan niet meer herleidbaar is naar de partijen. De aanpassing houdt concreet in dat woorden zoals “buurman”, “[gedaagde]” en “Hendrik-Ido-Ambacht” worden vervangen door woorden zoals “man”, “vrouw” en “woonplaats”.
3.3.
Partijen hebben te kennen gegeven dat zij het wenselijk achten dat in dit vonnis de aangepast tekst wordt opgenomen, om misverstand te voorkomen. Het aangepaste artikel komt dan als volgt te luiden:

Conflict en seksuele intimidatie
Een langlopend conflict. Een 51-jarige Afro-Surinaamse vrouw woont alleen met haar zoon sinds haar scheiding. Sinds de scheiding wordt zij, naar eigen zeggen, lastiggevallen door een man. Die man maakt seksuele avances, maar ze gaat er niet op in. Ze doet in september 2021 een melding van seksueel intimiderend gedrag bij de politie. Ze krijgt te horen dat de wijkagent hier niets mee doet. Pas op een warme julidag in 2022 komt de politie naar haar woning.
Aanval door de manEen camera legt vast wat er gaat gebeuren. De vrouw is aan het werk in haar tuin. Opeens staat daar de man voor haar. Hij heeft last van haar muziek. De vrouw vraagt hem om weg te gaan. Direct daarna valt hij haar aan. Hij duwde haar met beide handen naar achteren, gaf haar een vuistslag tegen het hoofd, greep haar bij de keel en vervolgens sleurt hij haar in een houdgreep naar de schuur en probeerde haar daarin op te sluiten. De man slaagt daar niet in. Hij komt vervolgens met het tuingereedschap in de hand en de vrouw in de houdgreep weer uit de schuur. Hij trekt haar over het erf. Wanneer een andere man nadert, weet de vrouw zich los te maken en snel naar binnen te lopen. Ze belt de politie.
Politie Rotterdam raadt aangifte afPolitieagenten van de eenheid Rotterdam zijn binnen een kwartier ter plaatse. De vrouw laat aan de agenten de videobeelden zien. De politieagenten zijn daarna ruim een uur bij de man binnen. Na overleg vertellen zij de vrouw dat als zij aangifte doet de man een tegenaangifte kan doen aangezien zij hem ter zelfverdediging in de ballen heeft gegrepen. Dezelfde avond wordt de vrouw gebeld door [naam], een politieagent uit Papendrecht. Hij maakt zich aan de telefoon bekend als hulpofficier van justitie. Dat is het niveau van een leidinggevende op de groep, ook wel operationeel expert genoemd. [naam] raadt haar af om aangifte te doen. De vrouw zet toch door en doet op 21 juli aangifte.
Politieagent belt advocaat opDe advocaat van de vrouw stuurt begin augustus een brief naar de man. Hij verzoekt hem dringend om de vrouw met rust te laten en informeert hem dat er aangifte is gedaan. Als hij haar niet met rust laat zal de advocaat met en kort geding een contactverbod laten opleggen. De man, zo blijkt later, speelt de gegevens van de advocaat door naar politieagent [naam] De agent belt vervolgens de advocaat op en meldt dat ze niets met de aangifte gaan doen. [naam] spreekt bij de vrouw een voicemail met dezelfde boodschap in. Hierna merkt de vrouw een escalatie in het gedrag van de man. Met een laserpen richt hij een laser op haar borsten wanneer zij in de keuken staat. Ook wordt er secondelijm in het slot van de schutting gedaan en wordt haar autospiegel gesloopt.
OM gaat niet over tot vervolging
Na de zomervakantie ontvangt de vrouw een brief van het Openbaar Ministerie. De politie laat weten dat er onvoldoende bewijs is om de man te vervolgen. De voornaamste reden, zo staat in de brief, is dat politieagent [naam] heeft verklaard dat er sprake is van ‘geweld tussen [***]’ en dat er ‘meerdere waarheden’ aan het verhaal kleven. Het Openbaar Ministerie stuurt ook een brief met daarin de bevestiging dat er niemand wordt vervolgd. De officier van justitie van het OM schrijft dat “strafrechtelijke vervolging het achterliggende geschil [***] niet ten goede zal komen”.
Klacht: politie mocht niet zomaar haar advocaat bellen
De vrouw dient een klacht in tegen agent [naam] vanwege het ontmoedigen van aangifte, de partijdigheid én het zomaar bellen van haar advocaat. De klachtencommissie vindt alleen het bellen naar de advocaat ongeoorloofd. De klacht is inmiddels doorgezet naar de Ombudsman. Op 6 september 2023 diende haar klacht bij het gerechtshof. Ze vraagt in een art 12 Sv procedure om alsnog tot vervolging over te gaan.
Reactie politie en OM
De politie Rotterdam laat in een reactie weten dat het “eenieder vrij staat om een klacht voor te leggen aan de Nationale Ombudsman.” Het Openbaar Ministerie zegt het oordeel van het gerechtshof af te wachten.
Reactie Controle Alt Delete
Eerst even de context. De Rotterdamse politie kwam in 2020 onder vuur te liggen na de Jan Smit appgroep, waarin racistische appjes gedeeld werden. Ook appten deze agenten over de in 2018 gedode Hümeyra. De aanpak van haar stalker door het politie en het OM schoot volgens de Inspectie Justitie en Veiligheid ernstig tekort, waarna de 16-jarige scholiere vermoord werd. In 2023 startte de politie een nieuw onderzoek naar een WhatsApp-groep naar de politie Rotterdam waarin politiemedewerkers seksistische uitspraken zouden hebben gedaan over collega’s.
Juist binnen deze context is het zorgelijk dat een Rotterdamse leidinggevende politieagent de ruimte neemt én krijgt om de aangifte van de vrouw te ontmoedigen. Ook de beslissing van het OM is, juist binnen deze Rotterdamse context, niet te begrijpen. Het is de taak en verantwoordelijkheid van politie en justitie om in te grijpen wanneer burgers de grens van fysiek geweld overschrijden. Vooral als kwetsbare vrouwen daar het slachtoffer van zijn.”.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna onder de beslissing verstaan dat de partijen het erover eens zijn dat de tekst van het artikel op de website van [gedaagde] ([website]) wordt vervangen door de tekst zoals in overweging 3.3. is weergegeven. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het gezien de afspraken die de partijen hebben gemaakt voor de hand ligt dat [gedaagde] ook haar naam in de tekst in het filmpje dat bij het artikel op haar website staat aanpast naar “
De vrouw”. Al deze aanpassingen gelden totdat er een einduitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Afhankelijk van de zitting en de beslissingen in de bodemprocedure kunnen daarna, zo nodig, verdere of andere afspraken gemaakt worden.
3.5.
De partijen zijn het er tijdens de mondelinge behandeling verder over eens geworden dat [gedaagde] een schriftelijk bericht aan Controle Alt Delete stuurt, met daarin het verzoek om het artikel op hun website (ControleAltDelete.nl) te vervangen door de tekst zoals in overweging 3.3. is weergegeven. Dit zal de voorzieningenrechter daarom hierna onder de beslissing ook verstaan. Het ligt gezien de afspraken die de partijen hebben gemaakt ook voor de hand dat [gedaagde] Controle Alt Delete verzoekt om andere tot [eiser] of [gedaagde] zelf herleidbare verwijzingen uit teksten en beeldmateriaal te vervangen, alles totdat er een einduitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Partijen realiseren zich dat het aan Control Alt Delete is of zij aan dat verzoek voldoet.
De beelden bij het artikel
3.6.
De vorderingen van [eiser] die betrekking hebben op de videobeelden die bij de artikelen op de websites van [gedaagde] en Controle Alt Delete staan, worden afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.7.
Er is sprake van een botsing tussen grondrechten, aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] en aan de andere kant het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser]. Portretrecht is een wezenlijk onderdeel van dat laatste recht en houdt het recht van de persoon in om het gebruik en de publicatie van zijn portret te controleren (zie Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) d.d. 7 februari 2012, Axel Springer AG v. Germany en Von Hannover II, en EHRM d.d. 21 februari 2002, no. 42409/98, Schüssel/Oostenrijk). De voorzieningenrechter moet alle relevante omstandigheden van het geval afwegen om te bepalen welke van deze rechten in dit geval zwaarder weegt. Bij deze afweging geldt als uitgangspunt dat aan geen van beide rechten voorrang toekomt. Bovendien brengt het oordeel dat één van beide rechten zwaarder weegt dan het andere recht mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM, dan wel artikel 10 lid 2 EVRM. Als gebruik wordt gemaakt van herkenbare beelden – zoals in deze zaak volgens [eiser] het geval is – is in het kader van deze afweging niet van belang dat, naast de schending van de persoonlijke levenssfeer, dat/of ook schending van het portretrecht aan de vordering ten grondslag wordt gelegd (Hoge Raad 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230).
3.8.
De voorzieningenrechter constateert dat de kwaliteit van de beelden, in combinatie met de hoek waaruit deze zijn genomen, meebrengt dat [eiser] voor een buitenstaander niet goed herkenbaar is; er is ook geen sprake van sterk opvallende kenmerken aan persoon en/of kleding etcetera. [eiser] is geen algemeen bekende persoon. Dat betekent, dat de kans dat iemand die geen naaste van [eiser] is en niet van het incident op de hoogte is hem op de beelden hoogstwaarschijnlijk niet zal herkennen. [eiser] heeft in lijn daarmee tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij tot aan dat moment door niemand (behoudens mensen uit zijn directe omgeving die al van de kwestie op de hoogte waren) is aangesproken naar aanleiding van het artikel en/of de videobeelden. Tegen die achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] in dit geval moet wijken voor het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde]. Dit geldt te meer, omdat het gevraagde gebod ziet op de toekomst en partijen inmiddels hebben afgesproken dat het artikel op de website van [gedaagde] wordt aangepast en dat [gedaagde] Controle Alt Delete gaat verzoeken om ook het artikel op haar website aan te passen. Door deze maatregelen nemen de herleidbaarheid en herkenbaarheid van het artikel én de videobeelden nog verder af. [gedaagde] hoeft de videobeelden dus niet van haar website te verwijderen en hoeft ook Controle Alt Delete niet te verzoeken de videobeelden van haar website te verwijderen.
Vanzelfsprekend geldt deze afwijzing in dit kort geding totdat, eventueel, in de bodemprocedure beslissingen zijn genomen.
De proceskosten
3.9.
De partijen hebben voor een gedeelte van de vorderingen van [eiser] een regeling getroffen. Mede tegen de achtergrond van die regeling worden de overige vorderingen afgewezen. De voorzieningenrechter compenseert daarom de proceskosten. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verstaat dat de partijen het erover eens zijn dat de tekst van het artikel op de website van [gedaagde] ([website]) wordt vervangen door de tekst zoals in overweging 3.3. is weergegeven totdat er een einduitspraak is gedaan in de bodemprocedure;
4.2.
verstaat dat de partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] een schriftelijk bericht aan Controle Alt Delete stuurt, met daarin het verzoek om het artikel op hun website (ControleAltDelete.nl) te vervangen door de tekst zoals in overweging 3.3. is weergegeven totdat er een einduitspraak is gedaan in de bodemprocedure;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
3349 / 106