4.2.1.Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat geen sprake is van giften in de zin van artikel 328ter lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar om gelden waar een prestatie tegenover heeft gestaan. Het handelen van de verdachte kan weliswaar als maatschappelijk onwenselijk of onethisch worden gezien, maar het levert geen grond op voor strafrechtelijke aansprakelijkheid.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Hiertoe is primair aangevoerd dat de tapgesprekken tussen de verdachte en [naam 2] (hierna: [naam 2]) uitgesloten dienen te worden als bewijsmiddel. De verdediging heeft [naam 2] niet als getuige kunnen bevragen, nu hij zich integraal op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Derhalve is geen sprake geweest van een praktische en effectieve uitoefening van het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Omdat geen adequate compensatie kan worden geboden, is bewijsuitsluiting aan de orde. Het bewijs dat resteert, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Subsidiair is aangevoerd dat het causale verband tussen de giften en een tegenprestatie ontbreekt. Bij het aanvaarden van geld heeft nimmer de zakelijke verhouding een rol gespeeld en de betalingen hebben er niet toe geleid dat [naam 2] meer opdrachten kreeg.
Meer subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is van de zogenoemde kickbackbetalingen.
4.2.2.Beoordeling
Artikel 328ter Wetboek van Strafrecht
Artikel 328ter Wetboek van Strafrecht - waarin de niet-ambtelijke omkoping is neergelegd - heeft als beschermd belang de zuiverheid van de dienstbetrekking, het vertrouwen tussen werknemer en werkgever dat door het handelen in strijd met de plicht wordt beschaamd.
Lid 1 van genoemd wetsartikel stelt strafbaar het handelen of nalaten in strijd met de plicht van de dienstbetrekking. Daaronder valt in ieder geval (lid 3) het in strijd met de goede trouw tegenover de werkgever verzwijgen van het aannemen dan wel vragen van een gift.
Blijkens de wetsgeschiedenis is het bijzondere aan artikel 328ter Sr dat de strafbaarheid van het omgekocht worden afhankelijk is gesteld van het verzwijgen van de voordelen in strijd met de goede trouw tegenover de werkgever (in ruime zin). Wordt tegenover de werkgever open kaart gespeeld, dan is geen sprake van strafbaar handelen. In artikel 328ter Sr ligt aldus een algemene (wettelijke) plicht besloten om telkens binnen de onderneming openheid te betrachten waar het gaat om gelden of voordelen die worden aangeboden, aangenomen of gevraagd tijdens de uitoefening van een functie. Wanneer in strijd met deze openheid wordt gehandeld ontstaat strafbaarheid. (Kamerstukken II 2000/01, 27509 (R 1671), 3, p. 16).
Zaaksdossier Kiwi (feit 3)
Vaststaat dat de verdachte in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 9 maart 2016 geldbedragen heeft ontvangen van [naam 3], dan wel van BMT Netherlands B.V. (hierna: BMT), het schade-expertisebedrijf waarvoor [naam 3] destijds als managing director werkzaam was. De verdachte was destijds werkzaam als Legal & Claims Manager bij rederij CMA CGM en verrichtte daarnaast werkzaamheden voor [naam 3], dan wel voor BMT, die niet tot haar takenpakket bij CMA CGM behoorden. CMA CGM had voor grote geldbedragen aan facturen openstaan bij BMT en in overleg met [naam 3] probeerde de verdachte ervoor te zorgen dat deze facturen alsnog werden betaald door na te gaan of de facturen correct waren ingevoerd in het systeem, door bij te houden welke facturen wel en niet betaald waren en door de druk op te voeren bij het hoofdkantoor van CMA CGM om tot betaling aan BMT over te gaan. In ruil daarvoor ontving de verdachte van [naam 3] geldbedragen ter hoogte van 5% van de facturen die CMA CGM aan BMT betaalde, hetgeen zij verzweeg voor haar werkgever CMA CGM.
De verdachte ontving de geldbedragen door zelf facturen op te maken gericht aan BMT ter attentie van [naam 3] met daarop vermeld “
consultancy fee”. Een aantal van deze facturen was op naam van de broer van de verdachte opgemaakt, te weten [naam 4] en deze facturen werden ook door BMT aan hem betaald. De broer van de verdachte maakte vervolgens geldbedragen over naar de verdachte onder vermelding van “
lening”.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend gelden te hebben ontvangen in ruil voor het verrichten van incassowerkzaamheden voor [naam 3], dan wel BMT, zonder dat haar werkgever CMA CGM daarvan op de hoogte was. De rechtbank is van oordeel dat door aldus te handelen de ten laste gelegde (passieve) niet-ambtelijke omkoping wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Zaaksdossier Bes (feit 2)
Vaststaat dat de verdachte in de periode van 30 december 2019 tot en met 14 juli 2020 contante geldbedragen heeft ontvangen van [naam 2], mededirecteur bij [naam bedrijf 2]. De verdachte was destijds nog steeds werkzaam als Legal & Claims Manager bij rederij CMA CGM.
De verdachte heeft bij de politie bekend dat zij van [naam 2] drie keer per jaar contante geldbedragen, die varieerden van € 500,- tot € 1500,-, heeft ontvangen voor de vele zaken die zij vanuit CMA CGM aan [naam 2] gunde, terwijl haar werkgever daar niet van op de hoogte was.
Ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring genuanceerd en verklaard dat [naam 2] haar slechts af en toe uit vriendschap financieel hielp. Dit stond los van de zakelijke relatie tussen CMA CGM en [naam 2], aldus de verdachte.
De rechtbank acht de ter terechtzitting aangepaste verklaring niet geloofwaardig, nu deze verklaring geen steun vindt in het dossier. Daarentegen wordt de eerder door de verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring wel ondersteund, namelijk door het
OVC-gesprek van 27 mei 2020 waarin zij - toen zij zich onbespied waande - aan [naam 3] gedetailleerd heeft uitgelegd hoe de contante betalingen door [naam 2] tot stand kwamen en wat zij in ruil daarvoor deed.
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode uit hoofde van haar functie als Legal & Claims Manager contante geldbedragen heeft aangenomen in ruil voor het gunnen van opdrachten aan [naam bedrijf 2] en dat zij dit heeft verzwegen tegenover haar werkgever. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee de ten laste gelegde (passieve) niet-ambtelijke omkoping wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de tapgesprekken tussen de verdachte en [naam 2] uitgesloten dienen te worden als bewijsmiddel, nu de verdediging [naam 2] niet effectief heeft kunnen ondervragen en daar geen afdoende compensatie voor kan worden geboden. Aan de beoordeling van dit verweer wordt niet toegekomen, omdat de bewezenverklaring niet (mede) op deze tapgesprekken is gebaseerd.