In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen een eiser, woonachtig op Sint Eustatius, en een gedaagde, die niet in de procedure is verschenen. De eiser had de gedaagde gedagvaard wegens het niet nakomen van betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. De eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van achterstallige huur. De gedaagde is echter niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen, omdat de eiser niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de gemeentelijke schuldhulpverlening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijs € 850,50 per maand bedraagt en dat de gedaagde een huurachterstand heeft van € 3.481,- tot en met augustus 2024, welke met rente moet worden betaald. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de lopende huur van € 850,50 per maand vanaf september 2024. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.