ECLI:NL:RBROT:2024:12988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
10/996713-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift, witwassen en verduistering van een erfenis met gevangenisstraf en taakstraf

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift, witwassen en verduistering van een erfenis. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks een forse overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte, geboren in 1947, werd beschuldigd van het vervalsen van koopovereenkomsten en een huurovereenkomst, alsook van het verduisteren van gelden uit een nalatenschap. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een koopovereenkomst valselijk had opgemaakt en deze had gebruikt om minder invoerrechten te betalen aan de Portugese autoriteiten. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte geldbedragen had verduisterd die toebehoorden aan de erfgenamen van een overleden persoon. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en gezondheid, mee in de strafmaat. De verdachte werd ook gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van valsheid in geschrift, witwassen en verduistering bleef staan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996713-18
Datum uitspraak: 11 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde onder a, c, d en ad 2;
  • bewezenverklaring van het overige onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar;

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging voor de feiten 2 en 4. Uit de tenlastelegging blijkt onvoldoende welke handelingen en transacties precies strafbaar worden geacht. Hierdoor is voor de verdediging onvoldoende duidelijk waartegen zij zich dient te verweren.
Daarnaast is er sprake van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM). Sinds het moment van horen van de verdachte in 2018 zijn ruim zes jaren verstreken. Het lange tijdsverloop is niet aan de verdachte te wijten en door het tijdsverloop wordt de verdediging haar verdedigingsmogelijkheden ontnomen. Het Openbaar Ministerie dient ook daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging geen vragen oproept ten aanzien van de beschuldiging die daarin wordt verwoord. Gelet op de inhoud van het procesdossier en de tenlastelegging, in onderlinge samenhang bezien, is voldoende duidelijk wat de verdenking tegen de verdachte inhoudt. Dat blijkt ook uit het feit dat door de verdediging eerder verweer is gevoerd en onderzoekswensen zijn ingediend op basis van de concept tenlastelegging.
De rechtbank stelt met de verdediging en officier van justitie vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan – ook een forse – overschrijding van de redelijke termijn echter slechts in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging leiden. Een dergelijk uitzonderlijk geval acht de rechtbank hier niet aan de orde.
4.3.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1 – valse koopovereenkomst
5.1.1.
Partiële vrijspraak onder a, c en d ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder a, c en d ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat de koopovereenkomst daadwerkelijk verzonden of getoond is aan instanties. Een e-mail van de Portugese autoriteiten met betrekking tot gevraagde belastingen, is hiervoor onvoldoende.
5.1.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het onder b ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat in de woning van de verdachte drie koopovereenkomsten voor de catamaran [naam catamaran] zijn aangetroffen. De overeenkomsten bevatten verschillende verkoopbedragen, namelijk €120.000,-, € 160.000,- en € 220.000,- . De verdachte heeft op de terechtzitting bevestigd dat de koopovereenkomst met het bedrag € 220.000,- de originele overeenkomst betreft. De koopovereenkomst met het bedrag € 160.000,- heeft onderaan pagina 1 geen handtekeningen en de handtekeningen op pagina 2 en 3 zijn gekopieerd. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de getekende koopovereenkomst met het bedrag € 220.000,- gebruikt heeft om de koopovereenkomst met het bedrag € 160.000,- op te stellen. Hieruit volgt dat dat de koopovereenkomst met het bedrag € 160.000,- valselijk is opgemaakt. De verdachte heeft deze koopovereenkomst vervolgens gebruikt om minder invoerrechten te betalen aan de Portugese autoriteiten. Hieruit volgt dat de verdachte de vervalste koopovereenkomst doelbewust heeft gebruikt ‘als echt en onvervalst’ in het maatschappelijk verkeer.
5.1.4.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5.2.
Feit 2 - witwassen
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het dossier geen bewijs bevat dat er door de verdachte € 220.000,- contant is betaald aan [naam 1] . De verklaring van [naam 1] hierover is ongeloofwaardig. Bovendien zijn er in het dossier geen aanwijzingen te vinden dat de verdachte over dergelijke geldbedragen kon beschikken. Ten aanzien van het geldbedrag van ruim € 12.000,- refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het geldbedrag van € 28.987,50 dat zou zijn betaald aan de Portugese autoriteiten merkt de verdediging op dat dit bedrag niet dusdanig hoog is dat dit een witwasvermoeden rechtvaardigt. Voor zover dit vermoeden er wel is, heeft de verdachte een op voorhand niet onaannemelijk en min of meer verifieerbare verklaring afgelegd. Ook stelt de verdediging zich op het standpunt dat Nederland geen rechtsmacht heeft tot vervolging van witwassen van dit bedrag.
5.2.2.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een bedrag ter hoogte van € 220.000,- contant heeft betaald aan [naam 1] voor de catamaran [naam catamaran] . Dit blijkt uit de koopovereenkomst met het bedrag van
€ 220.000,- en de verklaring van [naam 1] . Het vermoeden van witwassen van dit geldbedrag blijkt uit het feit dat deze transactie niet in verhouding staat tot de inkomsten van de verdachte in 2015 en 2016. De verklaring van de verdachte op dit punt is ongeloofwaardig.
5.2.3.
Beoordeling
Partiële vrijspraak € 220.000,-
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] , die een belang heeft bij de stelling dat de verdachte heeft betaald voor de catamaran, bezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, onvoldoende basis biedt voor de overtuiging dat de verdachte € 220.000,- contant aan [naam 1] heeft betaald, zodat de verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Rechtsmacht
Aangezien de verdachte € 28.987,50 heeft overgemaakt vanaf zijn Nederlandse bankrekening, heeft Nederland rechtsmacht met betrekking tot de vervolging van witwassen van dit bedrag.
Beoordelingskader witwassen
Voor een veroordeling voor opzetwitwassen dient te worden bewezen dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het ten laste gelegde voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Als de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat de conclusie over de herkomst van het geld juist is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Uit de bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de geldbedragen die in de tenlastelegging staan en een nauwkeurig aangeduid misdrijf. De vraag is vervolgens of er ten aanzien hiervan een gerechtvaardigd vermoeden is dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig moeten zijn.
Uit de overzichten inkomsten per jaar blijkt dat de verdachte in 2015 in totaal € 10.999,- en in 2016 € 11.173,-. bruto inkomsten had. De banksaldo’s van de verdachte zijn respectievelijk € 726,- en € 624,-. De oorsprong van de financiële middelen voor de op de tenlastelegging genoemde transacties in die periode van in totaal ruim € 40.000,- is dan ook onduidelijk. Het voorgaande rechtvaardigt een vermoeden van witwassen.
Verklaring verdachte
Van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
De verdachte heeft verklaard dat hij de factuur van ruim € 12.000,- voor de transportkosten van de catamaran van zijn banktegoeden heeft betaald, maar dat hij deze factuur pas later had gekregen. De verdachte heeft over de betaling van € 28.987,50 aan de Portugese autoriteiten eerst verklaard dat hij geld van ‘een ander’ heeft gekregen, dat hij niet meer wist van wie, maar dat het van [naam 1] zou kunnen zijn geweest. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij contant geld van [naam 1] kreeg om de transacties te voldoen. De verdachte heeft dit niet verder onderbouwd en zijn verklaring vindt geen steun in het dossier.
Nu de verklaringen van de verdachte niet eenduidig zijn en/of niet onderbouwd, acht de rechtbank deze ongeloofwaardig. Gelet op het bovenstaande kan een criminele herkomst van de bedragen op de tenlastelegging als enige aanvaardbare verklaring gelden
5.2.4.
Conclusie
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken ten aanzien van het geldbedrag van
€ 220.000,-. Voor het overige wordt het verweer van de raadsman verworpen.
5.3.
Feit 3 – valse huurovereenkomst
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen oogmerk heeft gehad om een huurovereenkomst vals op te stellen en als echt en onvervalst te doen gebruiken door [naam 2] .
5.3.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat door [naam bedrijf] een huurovereenkomst is overlegd aan de Kamer van Koophandel voor een bedrijfsruimte gelegen op het [adres 2] . De huurovereenkomst ging in op 15 november 2018 en eindigde op 14 november 2019. De opmaakdatum was 30 september 2018. [naam 2] heeft hierover verklaard dat de verdachte de huurovereenkomst heeft opgesteld en dat de opmaakdatum niet klopt. Dat blijkt ook uit het feit dat tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte een huurovereenkomst van bedrijfsruimte aangetroffen met daarin dezelfde tekst. Deze huurovereenkomst is door de verdachte verzonden per e-mail op 7 februari 2019 aan [naam 2] . Hieruit volgt dat de huurovereenkomst valselijk is opgemaakt en dat de verdachte deze overeenkomst doelbewust heeft gebruikt ‘als echt en onvervalst’ in het maatschappelijk verkeer.
5.3.3.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5.4.
Feit 4 – verduistering erfenis
5.4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte om (een deel van) de nalatenschap te verduisteren ontbreekt. De verdachte heeft naar eer en geweten gehandeld om een zo hoog mogelijk bedrag voor de erven te bewerkstelligen. De raadsman van de erven en de kantonrechter hebben bovendien nooit aangegeven dat er onregelmatigheden zouden plaatsvinden. Bovendien heeft de verdachte ook diverse kosten gemaakt ten behoeve van de vereffening van de nalatenschap.
5.4.2.
Beoordeling
Van verduistering zoals tenlastegelegd is sprake als verdachte zich opzettelijk wederrechtelijk geld van een ander heeft toegeëigend dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar onder zich had.
Uit het dossier blijkt dat [naam 3] op [datum] is overleden. Door de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte op 7 mei 2014 als vereffenaar aangewezen. Na verkoop van twee woningen uit de boedel ontvangt de verdachte € 87.506,08 op zijn privérekening, waarna dit wordt doorgestort naar de bankrekening van [naam stichting] waarvan de verdachte enig bestuurder is. Ook ontvangt de verdachte op zijn privérekening huur en ander inkomen uit de boedel van € 28.690,-. Op de bankrekening van [naam stichting] is ook te zien dat er bedragen worden betaald die te maken lijken te hebben met de nalatenschap. Op geen van de onderzochte rekeningen is echter iets te zien dat duidt op een betaling aan de erfgenamen van [naam 3] of hun vertegenwoordiger. Door de verdachte is ook geen eindafrekening overgelegd.
De verdachte heeft welbewust, zonder rechtsgrond, geld van de erfgenamen naar zijn privérekening en de rekening van [naam stichting] (waarover alleen de verdachte kon beschikken) overgeboekt. De verdachte kon zo als heer en meester over deze gelden beschikken, terwijl hij geen recht had op deze gelden. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank worden bestempeld als opzettelijke, wederrechtelijke toe-eigening van dit geld en daarmee als verduistering.
De verklaring van de verdachte dat hij het nog bezig was om het geld uit de erfenis aan de erven over te maken, doet niets af aan het feit dat hij dit geld eerst heeft verduisterd.
5.4.3.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 te Arnhem en/of (elders) in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
b. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 160.000 (DOC-052),
heeft vervalst immers heeft hij, verdachte, valselijk in strijd met de waarheid op genoemd geschrift - zakelijk weergegeven - vermeld:
ad 1) in de koopovereenkomsten dat een bedrag ter hoogte van EUR 160.000 binnen zeven werkdagen na het tekenen van de overeenkomst zal worden betaald voor de " [naam catamaran] ', zulks met het oogmerk om voormeld geschrift als echt en onvervalst te gebruiken ;
2 primair
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 in Arnhem en/of (elders) in Nederland geldbedragen (waaronder EUR 12.000 en EUR 28.987,50) voorhanden heeft gehad en overgedragen terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedragen (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit een of meer misdrij(f)(ven);
3
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 14 maart 2019 te Arnhem een huurovereenkomst van bedrijfsruimte (DOC-197) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt immers heeft hij, verdachte, valselijk in strijd met de waarheid in die huurovereenkomst gesteld dat [naam bedrijf] een bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] huurt van [naam 2] , zulks met het oogmerk om die huurovereenkomst, althans dat geschrift, als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
4
hij in de periode van 7 mei 2014 tot en met 7 juli 2020, in Arnhem , opzettelijk een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3] en/of zijn erfgenamen, en dat verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [naam 3] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair. valsheid in geschrift;

2.primair. witwassen;

3.valsheid in geschrift;

4.verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, witwassen en verduistering van een erfenis.
De verdachte heeft een koopovereenkomst vervalst en een huurovereenkomst valselijk opgemaakt. Door het opstellen van deze overeenkomsten heeft de verdachte een papieren werkelijkheid willen creëren zoals het hem of een client van hem uitkwam, los van de daadwerkelijke situatie. Aan de juistheid van koop- en huurovereenkomsten wordt maatschappelijk gezien veel waarde gehecht. Het handelen van de verdachte ondermijnt de betrouwbaarheid van dergelijke documenten.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Dit alles gaat ten koste van de samenleving.
Wanneer bij testament een executeur-testamentair wordt benoemd zijn de erven van de nalatenschap van de overledene grotendeels afhankelijk van de werkzaamheden van de executeur-testamentair. Dit betekent dat de betrouwbaarheid van deze persoon boven elke twijfel verheven dient te zijn. De verdachte heeft dit in hem te stellen vertrouwen op grove wijze beschaamd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 november 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (waaronder diens hoge leeftijd en kwetsbare gezondheidstoestand) en de forse overschrijding van de redelijke termijn van ruim vier jaren aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De verdachte heeft drie maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelet op zijn persoonlijke omstandigheden niet passend geacht. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf is passend en geboden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het gemak waarmee de verdachte een papieren werkelijkheid maakt wanneer hem of zijn cliënten dat zo uitkomt doet vrezen voor herhaling. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Beoordeling
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de volgende goederen een last zal worden gegeven tot teruggave aan de verdachte:
  • € 2.050,-, met omschrijving N.03.01.001/6063819_109660, in beslag genomen op 14 maart 2019;
  • € 2.400,-, in beslag genomen op 4 september 2018;
  • €1.280,-, in beslag genomen op 4 september 2018;
Ten aanzien van het in beslag genomen saldo ter waarde van € 23.436,60 op de bankrekening [rekeningnummer] van [naam stichting] zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 321 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
€ 2.050,-, met omschrijving N.03.01.001/6063819_109660, in beslag genomen op 14 maart 2019;
€ 2.400,-, in beslag genomen op 4 september 2018;
€1.280,-, in beslag genomen op 4 september 2018;
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Saldo ter waarde van € 23.436,60 op de rekening [rekeningnummer] ten name van [naam stichting] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op 11 december 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1 primair

hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 te Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 220.000 (DOC-052), en/of,
b. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 160.000 (DOC-052), en/of,
c. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 120.000 (DOC-052), en/of,
d. een kwitantie d.d. 28 april 2016 ter hoogte van EUR 220.000 (DOC-065),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) telkens valselijk in strijd met de waarheid op genoemde geschriften - zakelijk weergegeven - vermeld en/of doen vermelden:
ad 1) in de koopovereenkomsten dat een bedrag ter hoogte van EUR 220.000, en/of EUR 160.000 en/of EUR 120.000 binnen zeven werkdagen na het tekenen van de overeenkomst zal worden betaald voor de " [naam catamaran] ', en/of,
ad 2) in de kwitantie dat een bedrag ter hoogte van EUR 220.000 is ontvangen van hem,
verdachte, op 21 april 2016,
zulks (telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;

1 subsidiair

hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 te Arnhem, en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 220.000 (DOC-052), en/of,
b. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 160.000 (DOC-052), en/of,
c. een koopovereenkomst met de titel "Purchase Agreement - " [naam catamaran] " FP Bahia 2006" d.d. 21-04-2016 met een verkoopbedrag ter hoogte van EUR 120.000 (DOC-052), en/of,
d. een kwitantie d.d. 28 april 2016 ter hoogte van EUR 220.000 (DOC-065),
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat telkens valselijk in strijd met de waarheid op genoemde geschriften - zakelijk weergegeven - is vermeld en/of doen vermelden:
ad 1) in de koopovereenkomsten dat een bedrag ter hoogte van EUR 220.000, en/of EUR 160.000 en/of EUR 120.000 binnen zeven werkdagen na het tekenen van de overeenkomst zal worden betaald voor de " [naam catamaran] ', en/of,
ad 2) in de kwitantie dat een bedrag ter hoogte van EUR 220.000 is ontvangen van hem, verdachte, op 21 april 2016,
heeft afgeleverd aan [naam 1] en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd waren om gebruik van te maken als ware(n) deze/die echt en onvervalst;

2 primair

hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 in Arnhem en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,(van) een of meer goed(eren) (ter waarde van EUR 220.000) en/of geldbedrag(en) (waaronder EUR 12.000 en/of EUR 28.987,50) voorhanden heeft/hebben gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit een of meer misdrij(f)(ven);

2 subsidiair

NN, op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 te Arnhem en/of Zwolle, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(van) een of meer goed(eren) te weten een catamaran en/of een schip genaamd " [naam catamaran] ", en/of (van) een of meer geldbedrag(en), te weten (een) geldbedrag(en) ter hoogte van ten minste EUR 12.100 en/of EUR 28.987,50, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den)en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrij(f)(ven)tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 september 2018 te Arnhem en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door onder andere het verrichten van betalingen;
3
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 14 maart 2019 te Arnhem en/of Apeldoorn en/of Oosterhout en/of tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,-een huurovereenkomst van bedrijfsruimte (DOC-197) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), valselijk in strijd met de waarheid in die huurovereenkomst gesteld dat [naam bedrijf] een bedrijfsruimte gelegen aan [adres 2] huurt van [naam 2] , zulks met het oogmerk om die huurovereenkomst, althans dat geschrift, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken; Venlo, en/of (elders) in Nederland;
4
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 mei 2014 tot en met heden, althans tot en met 7 juli 2020, in Arnhem en/of (elders) in Nederland, opzettelijk (een) geldbedrag(en) ter hoogte van ten minste EUR 16.200 en/of EUR 87.506,08, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3] en/of zijn erfgenamen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en dat verdachte onder zich had in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [naam 3] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.