ECLI:NL:RBROT:2024:12973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/7353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het verwijderen van schoorstenen in verband met monumentenzorg

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam en eiser, die een aanvraag om een omgevingsvergunning had ingediend voor het verwijderen van drie schoorstenen van zijn woning. De rechtbank beoordeelt de weigering van de aanvraag aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Erfgoedverordening 2010 van de gemeente Schiedam. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag is ingediend op 25 oktober 2022, voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, waardoor de Wabo zoals die gold vóór deze datum van toepassing blijft.

De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht is, omdat het belang van monumentenzorg zich verzet tegen de verlening van de vergunning. De schoorstenen worden beschouwd als een belangrijk beeldbepalend element in het cultuurhistorische daklandschap van Schiedam. De rechtbank wijst erop dat de schoorstenen een waardevolle, bouwhistorische meerwaarde geven aan het monument en de directe omgeving. Eiser heeft betoogd dat de schoorstenen geen essentieel onderdeel van het historisch dakenlandschap vormen, maar de rechtbank oordeelt dat het college zich op basis van de adviezen van de Commissie Welstand en Monumenten (CWM) op het standpunt heeft kunnen stellen dat de schoorstenen behouden moeten blijven.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit Schiedam, eiser
(gemachtigde: mr. M.D. Kaak),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam

(gemachtigden: mr. J. Pach en [persoon A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verwijderen van drie schoorstenen.
1.1.
Met het besluit van 19 december 2022 heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning voor [adres] in Schiedam (hierna: het pand) geweigerd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het besluit van 26 september 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 6 november 2023 beroep ingesteld.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 10 maart 2024.
1.5.
Eiser heeft op 19 november 2024 de gronden van het beroep aangevuld.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 25 oktober 2022 een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verwijderen van drie schoorstenen van de woning aan de [adres] (hierna: het perceel) ingediend. Eiser wil de schoorstenen verwijderen omdat de schoorstenen in erg slechte staat zijn met gevaar voor bewoners, omwonenden en bezoekers. De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de activiteiten “slopen in beschermd stads- of dorpsgezicht” en “handelingen met gevolgen voor beschermde monumenten”.
2.1.
Op 7 december 2022 heeft de Commissie Welstand en Monumenten (hierna: de CWM) een negatief welstandsadvies uitgebracht, waarbij getoetst is op ‘monument’ omdat er sprake is van een gemeentelijk monument in rijksbeschermd stadsgezicht. Er is negatief geadviseerd omdat de schoorstenen een belangrijk beeldbepalend element vormen in het cultuurhistorische daklandschap van Schiedam. Daarmee overstijgt het beeld van de schoorstenen het gehele pand. De CWM acht het daarmee niet wenselijk dat de schoorstenen verdwijnen. Op basis hiervan adviseert de CWM om de schoorstenen te behouden.
2.2.
Met het besluit van 19 december 2022 (hierna: het primaire besluit) heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de CWM, de omgevingsvergunning geweigerd omdat daarmee aan de door de CWM genoemde cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht, zoals hiervoor onder 2.1 (het cultuurhistorische daklandschap van Schiedam), onevenredig wordt aangetast.
2.3.
Naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft CWM op 26 september 2023 een aanvullend welstandsadvies gegeven. Het college heeft vervolgens, onder aanvulling van de motivering, met het bestreden besluit de weigering van de omgevingsvergunning gehandhaafd onder verwijzing naar de adviezen van de CWM. De CWM heeft in het aanvullend advies van 26 september 2023 overwogen dat de schoorstenen, zoals ze op het dak aanwezig zijn, een waardevolle, bouwhistorische meerwaarde geven aan het monument en de directe omgeving. Hierbij is onder meer in overweging genomen dat de positie en verschijningsvorm van de schoorstenen mogelijk niet vanuit de bouwtijd van het pand dateren, maar dat de gebruiksgeschiedenis van het pand afleesbaar is door de aanwezigheid van de schoorstenen op de huidige positie. Hiermee heeft de CWM antwoord gegeven op de vraag van de bezwaarschriftencommissie in hoeverre het belang van de monumentenzorg zich verzet tegen het verwijderen van de schoorstenen en in hoeverre met het verwijderen van de schoorstenen de monumentale waarden worden aangetast.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 25 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan “Binnenstad 2014”. Het perceel heeft de bestemming “Centrum -1” en de dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologie – 3”en “Waarde Beschermd Stadsgezicht A”.
7. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
8. Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wabo kan alleen worden geweigerd als het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Dit volgt uit artikel 2.16 van de Wabo. Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo kan alleen worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening. Dit volgt uit artikel 2.18 van de Wabo. Uit artikel 13 van de Erfgoedverordening 2010 Gemeente Schiedam volgt dat de vergunning slechts kan worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Het belang van monumentenzorg ten opzichte van het verwijderen van schoorsteen A
9. Eiser heeft ter zitting meegedeeld dat zijn beroep alleen nog ziet op het weigeren van een omgevingsvergunning voor het verwijderen van schoorsteen A. De rechtbank zal daarom de beroepsgronden die gericht zijn op de schoorstenen B en C buiten beschouwing laten.
Redengevende omschrijving
10. Eiser betoogt dat uit de aanwijzing als beschermd stadsgezicht niet voortvloeit dat de schoorsteen een essentieel onderdeel van het historisch dakenlandschap in Schiedam vormt. Hoewel schoorstenen deel kunnen uitmaken van het historische karakter van een stad, vooral in een stad met industriële geschiedenis zoals Schiedam, wordt dit niet specifiek benadrukt in de aanwijzing. Het pand van eiser is ook niet voor industriële doeleinden gebruikt.
10.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een gebouwd monument in principe het gehele pand bescherming geniet, alleen evident moderne toevoegingen vallen buiten deze bescherming. De omschrijving in het aanwijzingsbesluit dient alleen voor de juiste identificatie van het pand. Het college beschouwt de schoorsteen dan ook als onderdeel van het aangewezen monument.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat de schoorsteen niet expliciet in de redengevende omschrijving genoemd moet zijn. Uit vaste rechtspraak volgt dat wat in de redengevende omschrijving als zelfstandige eenheid is genoemd als beschermd monument geldt. Bij de vaststelling van een zelfstandige eenheid gaat het om datgene wat bouwkundig en functioneel een onlosmakelijk geheel vormt. [1] Uit de “Omschrijving” van de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument volgt dat het pand voor de gemeente Schiedam van algemeen belang is vanwege de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde. Het geheel levert een belangrijke beeldbepalende bijdrage in dit deel van de gevelwand aan de [straatnaam 2] . In het aanvullend advies van 26 september 2023 heeft de CWM toegelicht dat mede in overweging is genomen dat de positie en verschijningsvorm van de schoorstenen mogelijk niet vanuit de bouwtijd van het pand dateren, maar dat de gebruiksgeschiedenis van het pand afleesbaar is door de aanwezigheid van de schoorstenen op de huidige positie. De CWM heeft verder toegelicht dat de schoorstenen in Schiedam een essentieel onderdeel van het historisch dakenlandschap zijn. Het college heeft toegelicht dat op basis van de plattegronden en aanzichten op de bouwtekeningen de locaties van de schoorstenen en de historische ontwikkeling en functies van ruimten in het pand logisch te verklaren zijn. De rechtbank is van oordeel dat het college zich gelet op deze informatie op het standpunt heeft kunnen stellen dat de schoorsteen als zelfstandige eenheid onderdeel is van het beschermde monument.
Een waardevolle, bouwhistorische meerwaarde
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college heeft nagelaten te motiveren waarom de schoorsteen “een waardevolle, bouwhistorische meerwaarde geven aan het monument en de directe omgeving”. Eiser voert aan dat de gebruiksgeschiedenis dan wel afleesbaar mag zijn aan de schoorsteen, maar dat de schoorsteen dateert van een later tijdstip en dat het niet duidelijk is waarom de schoorsteen individueel in dat kader toch van specifieke waarde is. De schoorsteen is niet ontworpen met het doel esthetische of architecturale waarde of kenmerk toe te voegen aan het pand. Ook is de schoorsteen gebouwd zonder unieke ontwerpelementen. De schoorsteen is niet ingetekend op de oorspronkelijke bouwtekeningen. Eiser voert aan dat het college zich op dit punt niet op de adviezen van de CWM had mogen baseren. In dit kader wijst eiser op andere panden aan de [straatnaam 2] en [straatnaam 1] 1, 3 en 5 waar zichtbare schoorstenen ontbreken. Voorheen hoorde het pand aan de [straatnaam 1] 1, 3 en 5 bij het pand van eiser.
11.1.
Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan afgaan op het advies van een deskundige nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [2] Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur om een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd.
11.2.
De CWM heeft op 7 december 2022 een negatief advies uitgebracht. De CWM heeft de aanvraag getoetst aan het Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent de welstandsnota (hierna: de Welstandsnota) en het Erfgoed- en monumentenbeleid. Het beleid in de Welstandsnota is opgesteld vanuit de gedachte dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. De Schiedamse binnenstad kent veel verschillende, kenmerkende gebouwtypes met diverse functies waarbij aan de oostzijde van de [straatnaam 2] vooral pakhuizen en woonhuizen te vinden zijn. De CWM heeft zich in dit advies op het standpunt gesteld dat de schoorsteen een belangrijk beeldbepalend element in het cultuurhistorische daklandschap van Schiedam vormt. Daarmee overstijgt het beeld van de schoorsteen het gehele pand. In de aanvullende motivering van de CWM van 26 september 2023 is toegelicht dat de gebruiksgeschiedenis van het pand afleesbaar is door de aanwezigheid van de schoorsteen. Het verwijderen van de schoorsteen doet afbreuk aan de historie van het pand.
11.3.
Eiser heeft als second opinion het advies van de Commissie voor Second Opinions (hierna: de Commissie) van 16 januari 2024 overgelegd. Daarin is onder meer geconstateerd dat de schoorstenen afwijken van de oorspronkelijke bouwtekening, maar niet beschouwd kunnen worden als recente toevoegingen. Metselwerkverbanden en detaillering sluiten aan op die van de rest van het pand en wijzen op een eerder, wellicht al tijdens de bouw aangepaste uitvoering. De stabiliteitsschoren van de schoorstenen zijn niet (meer) aanwezig. In de redengevende omschrijving worden de schoorstenen niet expliciet als niet-beschermd benoemd. Het verwijderen van schoorsteen A vindt de Commissie acceptabel, omdat de beeldbepalende bijdrage aan de gevelwand voor schoorsteen A nauwelijks tot niet geldt en omdat voor het behoud een onevenredig grote bouwkundige ingreep nodig zou zijn.
11.4.
De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de adviezen van de CWM als ondeugdelijk aan te merken. Uit de adviezen van de CWM volgt dat de gebruiksgeschiedenis van het pand, als woonhuis met stookplaats, afleesbaar is door de aanwezigheid van schoorstenen. Op de bouwtekeningen van het pand is zichtbaar dat al in de 19e eeuw meerdere schouwen in het pand aanwezig waren. Dergelijke ontwikkelingen van functies in een gebouw maken deel uit van de historie van een pand zoals de CWM heeft beoordeeld. Het college heeft toegelicht dat het vanuit monumentenzorg begrijpelijk is dat de schoorsteen beschouwd kan worden als van minder beeldbepalende waarde voor het beschermd stadsgezicht, omdat deze minder zichtbaar is vanaf de [straatnaam 2] . Maar deze maakt dan nog wel deel uit van het beschermde stadsmonument. Monumentenzorg is van mening dat ook de onderconstructie van de schoorsteen moet worden teruggebracht omdat deze eerder zonder toestemming vanuit monumentenzorg is verwijderd. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het geen zicht heeft op mogelijk andere schoorstenen en of deze zonder vergunning zijn verwijderd. De schoorstenen die nu nog aanwezig zijn, moeten volgens het college behouden blijven om het historische karakter te waarborgen. Het oordeel van de CWM dat het verwijderen van de schoorsteen afbreuk doet aan de historie is dan ook niet onbegrijpelijk. Op basis van de adviezen van de CWM heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag tot verwijdering van de schoorsteen leidt tot een aantasting van de waardevolle, bouwhistorische meerwaarde van het pand en de directe omgeving.
12. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een gebrekkige motivering. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de schoorsteen een zelfstandige eenheid vormt van het beschermde monument en dat het belang van monumentenzorg zich verzet tegen de verlening van de omgevingsvergunning voor het verwijderen van de schoorsteen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 december 2024.
De rechter is verhinderdde uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
Slopengeheel of gedeeltelijk afbreken;
(…).

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of
(…).

Artikel 2.2

1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
b. een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
1. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of
2. Te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
(…).

Artikel 2.16

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Artikel 2.18

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.

Erfgoedverordening 2010 Gemeente Schiedam

Artikel 1. Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:
1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
(…).

Artikel 10. Instandhoudingsbepaling

(…)
2. Het is verbonden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
(…).

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Monumentenwet 1988

Artikel 6

1. Onze minister houdt voor elke gemeente een register aan van de beschermde monumenten. In het register schrijft hij de monumenten in die hij heeft aangewezen, voorzover geen beroep tegen die aanwijzing is ingesteld of een beroep is afgewezen.
2. Van die inschrijving in het register zendt onze Minister aan gedeputeerde staten en aan burgemeester en wethouders telkens één afschrift.
3. Het aan burgemeester en wethouders gezonden afschrift wordt ter inzage ter secretarie van de gemeente neergelegd. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften doen verstrekken.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:521.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:998.