2.3.1.Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1. primair
in de periode van 1 maart 2023 tot en met 12 juli 2023 te Vlaardingen,
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht, te weten
- meerdere ribbreuken en
- breuken in het rechteropperarmbeen en het linkermiddenhandsbeen van de
pink en de linkerellepijp en het linkeronderbeen en
- een klaplong en
- meerdere (deels) uitgebreide onderhuidse bloeduitstortingen die fors inwendig
bloedverlies tot gevolg hadden,
door het (meermaals) toepassen van uitwendig geweld op het lichaam van die
[slachtoffer 1] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
2. primair
in de periode van 11 juli 2023 tot en met 12 juli 2023 te Vlaardingen
opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden,
- door die [slachtoffer 2] op dwingende en/of indringende wijze te ondervragen en
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het
lichaam te slaan en/of te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen de muur
kwam, waardoor verdachte een zodanig dreigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 2] de woning niet kon en/of durfde te verlaten.
2.3.3Aanvullende bewijsmotivering feit 1 (slachtoffer [slachtoffer 1] )
Vaststaande feiten
De volgende feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan, volgen uit de bewijsmiddelen en zijn het vertrekpunt voor de beantwoording van de bewijsvraag.
Op 12 juli 2023 is het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] , partner van de verdachte, aangetroffen in zijn woning in Vlaardingen die hij met haar deelde. [slachtoffer 1] zat in een stoel in de woonkamer, op een shirt na ontkleed en bedekt met een deken. Kort daarvoor had de verdachte zich met [slachtoffer 2] gemeld op het politiebureau met de mededeling dat zijn partner was vermoord door [slachtoffer 2] . Daarop zijn beiden aangehouden.
Forensisch onderzoek lichaam [slachtoffer 1]
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] door de forensisch patholoog drs. B.G.H. Latten zijn er zeer uitgebreide en verschillende type letsels geconstateerd. De patholoog heeft meerdere botbreuken vastgesteld in:
o de rechter- en linkerarm,
o het linker scheenbeen,
o het borstbeen,
o het rechterschouderblad en
o twee lendenwervels.
Ook zijn er ribbreuken geconstateerd waarbij sommige ribben op meerdere plaatsen gebroken waren, namelijk:
o zes recente en
o 29 oudere.
Verder zijn er verspreid over het lichaam negentien onderhuidse bloeduitstortingen waargenomen met centraal hierin een uitsparing, zogenaamde tramline bruisings. Daarnaast waren op de gehele linker- en rechterarm zeer uitgebreide bloeduitstortingen zichtbaar. [slachtoffer 1] had ook een klaplong en diverse (oude en recente) huidbeschadigingen, waaronder:
o op het hoofd,
o rond de neus en
o rond de mond.
De patholoog heeft vastgesteld dat deze letsels bij leven zijn ontstaan en passen bij meermalen toegebracht geweld door een stomp botsende krachtinwerking, zoals (al dan niet met een voorwerp) geslagen worden, en/of een samendrukkende krachtinwerking. Gezien de botbreuken was een deel van de krachtinwerkingen hevig. De tramline bruisings zijn ontstaan door slaan met een plat tot buisvormig voorwerp. De vele onderhuidse bloeduitstortingen hebben geleid tot fors inwendig bloedverlies. Een deel van de ribbreuken vertoonde tekenen van genezing en was dus al ouder. De forensisch radioloog heeft geconcludeerd dat die breuken waarschijnlijk 21 tot 179 dagen oud waren.
De patholoog heeft geconcludeerd dat het aantreffen van het totale letselbeeld veel waarschijnlijker is onder de hypothese van niet-accidentele krachtsinwerking (toegebracht geweld) dan van accidentele krachtsinwerking (een ongeluk).
De patholoog heeft ook geconcludeerd dat een evidente doodsoorzaak niet aanwijsbaar is. Wel uitgesloten is een ziekelijke of uitsluitend toxicologische doodsoorzaak.
Op basis van de letsels zou het overlijden van [slachtoffer 1] kunnen worden verklaard door:
ademhalingsbelemmering door een samendrukkende krachtinwerking op de borst;
ademhalingsbelemmering door een (af)drukkende krachtinwerking op de neus en mond
(smoren);
3. een hartinfarct door een combinatie van oorzaken de klaplong en/of de ribbreuken en/of het fors (inwendig) bloedverlies en/of cocaïne;
4. allen op zich of in combinatie.
Volgens de patholoog zijn de letsels rond de neus en de mond, die ten grondslag liggen aan de mogelijke doodsoorzaak vermeld onder 2, ontstaan door een stomp botsende en/of (af)drukkende krachtinwerking. In antwoord op aanvullende vragen heeft de patholoog toegelicht dat deze letsels dus niet alleen door smorend geweld kunnen zijn veroorzaakt, maar ook door een klap of een stomp.
In datzelfde aanvullende rapport heeft de patholoog toegelicht dat de doodsoorzaak vermeld onder 3, een hartinfarct, grotendeels een theoretische mogelijkheid is, omdat er bij de sectie geen tekenen van een infarct zijn vastgesteld. De klaplong, de ribbreuken, het inwendig bloedverlies en het gebruik van cocaïne kunnen wel (al dan niet in combinatie) geleid hebben tot een fataal hartinfarct, maar dat zal bij een jong en gezond persoon minder snel het geval zijn, aldus de patholoog.
Conclusies letsel, de geweldshandelingen en de periode
De verdediging heeft de bevinding dat de klaplong bij leven is ontstaan betwist, omdat de radioloog in zijn definitieve verslag van 5 november 2024 ook de mogelijkheid openhoudt dat deze na de dood is opgetreden. Ter zitting heeft de patholoog verklaard dat hij de klaplong en de mogelijke oorzaak daarvan destijds heeft besproken met de radioloog, waarbij de radioloog uiteindelijk concludeerde dat deze niet een klaplong door gasvorming (na de dood) maar een reële (bij leven opgelopen) klaplong betrof. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de patholoog en gaat ervan uit dat het scenario dat de klaplong bij leven en door trauma is opgelopen, het meest waarschijnlijk is.
De rechtbank stelt vast dat het letsel moet zijn toegebracht en niet het gevolg is van bijvoorbeeld een val of ander ongeluk, gesteund door het hiervoor weergegeven oordeel van de patholoog over de waarschijnlijkheid van beide hypotheses. Daarbij is betrokken dat er veel letsel was, dat het over haar hele lichaam verspreid was en dat er sprake was van ‘tramline bruisings’, die volgens de patholoog doorgaans ontstaan door het slaan met een voorwerp en dus toegebracht letsel betreffen.
Welke geweldshandelingen precies zijn gepleegd, kan de rechtbank in navolging van de patholoog niet vaststellen. Wel vindt de rechtbank bewezen dat er (meermalen) uitwendig geweld is toegepast op het lichaam van [slachtoffer 1] , waardoor dit letsel is ontstaan.
De doodsoorzaak en het causaal verband tussen gedragingen en de dood
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de gedragingen die het ernstige letsel hebben veroorzaakt, ook de dood ten gevolg hebben gehad. Er moet dus sprake zijn van een oorzakelijk verband tussen het meermalen toepassen van uitwendig geweld op het lichaam van [slachtoffer 1] en haar overlijden. Volgens vaste jurisprudentie moet die vraag worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het gevolg redelijkerwijs aan de gedragingen kan worden toegerekend. Indien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de gedragingen in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor zijn geweest voor de dood, is voor het redelijkerwijs toerekenen van de dood aan een gedraging van de dader ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid en dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt. De verdediging heeft het bestaan van een dergelijk verband betwist.
Zoals hiervoor besproken kan de patholoog niet één evidente doodsoorzaak vaststellen. De rechtbank concludeert op basis van zijn bevindingen dat [slachtoffer 1] in elk geval een niet-natuurlijke dood is gestorven en niet is veroorzaakt door ziekte of een overdosis cocaïne of iets dergelijks. Zowel de krachtsinwerking op de borst als het smoren als een hartinfarct (door een combinatie van de klaplong, de ribbreuken, het fors (inwendig) bloedverlies en cocaïne) kan ieder op zich of in combinatie het overlijden verklaren. Hoewel de exacte toedracht niet is vastgesteld, is het letsel – zoals eerder vastgesteld – veroorzaakt door uitwendig geweld. Gelet op die doodsoorzaken en het daarin benoemde letsel staat vast dat [slachtoffer 1] door de geweldshandelingen om het leven is gekomen. Dit uitwendig geweld was een onmisbare schakel in het overlijden van [slachtoffer 1] , zodat het overlijden redelijkerwijs aan die geweldshandelingen kunnen worden toegerekend.
De verdachte is verantwoordelijk voor de fatale geweldshandelingen
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is wie er verantwoordelijk is voor het toegebrachte ernstige letsel, met de dood als gevolg.
Voor de conclusie dat de verdachte verantwoordelijk is voor de fatale geweldshandelingen, is redengevend dat buiten redelijke twijfel is dat alleen de verdachte dat kan hebben gedaan en dat diverse andere feiten en omstandigheden goed passen bij die conclusie.
Tijdstip overlijden tussen 7 tot en met 11 juli 2023
Op basis van het dossier plaatst de rechtbank het overlijden van [slachtoffer 1] tussen 7 juli 2023 en 11 juli 2023 rond 19:00 uur. Op laatstgenoemd moment werden getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in de woning met haar geconfronteerd door de verdachte en toen was zij al overleden. Uit het eerder aangehaalde sectieverslag volgt dat niet is uitgesloten dat het overlijden plaatsvond eerder dan 10 juli 2023, de overlijdensdatum die de verdachte stelt. Bij de historische telecomgegevens van het telefoonnummer van [slachtoffer 1] (* [nummer] ) valt op dat uitgaande oproepen stoppen na 7 juli 2023 en dat de laatste uitgaande oproepen onder andere zijn naar het ziekenhuis en de huisartsenpraktijk, waarbij zij overigens meldt dat haar been en voet gebroken zijn. Daarna vindt er alleen nog maar dataverkeer plaats op haar telefoon. Bovendien is er na zondagochtend 9 juli 2023 geen enkele activiteit meer geweest op haar telefoon. Pas op maandagavond 10 juli 2023 rond 22:00 uur werd de telefoon weer gebruikt, maar dan door de verdachte. Volgens zijn eigen verklaring had hij haar toen al overleden aangetroffen. Er is weliswaar een getuige die heeft verklaard hen in de nacht van zondag 9 op maandag 10 juli 2023 samen op straat te hebben zien lopen. De verdachte heeft daarover verklaard dat zij naar de nachtwinkel gingen, maar pas nadat deze getuigenverklaring in het dossier was opgenomen. Bovendien wordt deze verklaring niet bevestigd door de camerabeelden op verschillende openbare plekken langs de route die de verdachte stelt te zijn gelopen. Het is dus heel goed mogelijk dat [slachtoffer 1] al eerder dan 10 of 11 juli 2023 is overleden. De periode van overlijden wordt gelet op het voorgaande daarom vastgesteld op 7 tot en met 11 juli 2023.
In periode overlijden alleen verdachte en slachtoffer in de woning
Gelet op het voorgaande is het belangrijk of tussen 7 en 11 juli 2023 naast de verdachte en [slachtoffer 1] , nog iemand in de woning van de verdachte is geweest. De rechtbank concludeert dat dit niet zo is. De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en hij de week voorafgaand aan 12 juli 2023 samen hebben doorgebracht, dat er in die week niemand bij hen op bezoek is geweest en dat hij haar vanaf 7 juli 2023 bewust heeft binnengehouden.
Het zeer uitgebreide onderzoek dat de politie heeft verricht naar de mogelijkheid dat een ander in de woning is geweest en het geweld kan hebben verricht, heeft geen concrete aanwijzing opgeleverd.
Er is in de eerste plaats niet gebleken dat [slachtoffer 2] in de woning is geweest, zoals de verdachte heeft gesuggereerd, toen de verdachte op 10 juli 2023 tussen 19:21 en 20:50 uur niet in de woning aanwezig was. Op camerabeelden in de straat van de woning van de verdachte is te zien dat [slachtoffer 2] weliswaar om 20:11 uur door de straat loopt in de richting van de woning van de verdachte, maar ook dat hij al om 20:20 uur de Albert Heijn-vestiging aan [adres 2] binnenliep. Deze locaties bevinden zich volgens Google Maps op ongeveer elf minuten loopafstand van elkaar, zodat [slachtoffer 2] toen geen gelegenheid heeft gehad om het vele en fatale letsel bij [slachtoffer 1] toe te brengen. Op beelden van Cameratoezicht Vlaardingen is te zien dat [slachtoffer 2] zich daarna tot 20:49 uur op verschillende andere locaties in en rond het centrum van Vlaardingen bevond. Het scenario van de verdachte dat tijdens zijn afwezigheid [slachtoffer 2] het letsel aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht, sluit de rechtbank daarom uit.
Het feit dat er DNA is aangetroffen van [slachtoffer 1] onder de nagels van [slachtoffer 2] , verandert dit niet. Vast staat namelijk dat [slachtoffer 2] de nacht van 11 op 12 juli 2023 in de woning van de verdachte en [slachtoffer 1] heeft doorgebracht en onder meer op de bank heeft gezeten waar ook bloedsporen van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen. Ook elders in de woning zal DNA van [slachtoffer 1] aanwezig zijn geweest, omdat zij daar verbleef. De rechtbank vindt het niet onaannemelijk dat het DNA van [slachtoffer 1] via secundaire overdracht onder de nagels van [slachtoffer 2] is terechtgekomen. Het bewijst in elk geval niet de betrokkenheid van [slachtoffer 2] bij het toegebrachte geweld. De rechtbank hecht evenmin waarde aan de “bekentenis” van [slachtoffer 2] die de verdachte op zijn telefoon heeft opgenomen, omdat uit de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat deze onder druk en na (bedreiging met) geweld is afgelegd.
Ook is niet aannemelijk geworden dat een ander persoon tijdens de anderhalf uur durende afwezigheid van de verdachte op 10 juli 2023 de woning is binnengegaan. Er heeft onder meer uitvoerig politieonderzoek plaatsgevonden naar een mogelijk filmpje op het internet waarover in Vlaardingen werd gesproken, waarop een onbekende man te zien zou zijn die zou zijn weggerend uit de woning van de verdachte rond het tijdstip waarop [slachtoffer 1] volgens de verdachte die bewuste 10 juli 2023 om het leven zou zijn gebracht. Dit onderzoek heeft geen concrete aanwijzing voor het bestaan van zo’n filmpje opgeleverd. Op de bekeken beelden van een camera van een ringdeurbel aan de overkant van de straat is in die periode overigens ook niets te zien, wat wel het geval zou moeten zijn geweest als een persoon de woning op dat moment rennend had verlaten.
Overig bewijs dat naar verdachte als pleger wijst
Dat alleen de verdachte bij [slachtoffer 1] is geweest in de periode van 7 tot en met 11 juli 2023 en hij degene is geweest die de geweldshandelingen heeft verricht, past ook goed bij de omstandigheid dat aan het lichaam van [slachtoffer 1] op de plekken die zijn te relateren aan geweld (zedenset, nagels, enkels en polsen) alleen DNA van de verdachte is gevonden.
Op de rechterenkel van [slachtoffer 1] is weliswaar ook nog DNA aangetroffen van een onbekende man, maar op die plek was geen letsel. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het aantreffen hiervan niet gerelateerd is aan het toegepaste geweld.
In de tweede plaats past die conclusie bij de omstandigheid dat de verdachte [slachtoffer 1] eerder geweld heeft aangedaan.
Op 19 maart 2023 bezocht [slachtoffer 1] de huisartsenpost vanwege een scheur/snijwond in haar been. Getuige [getuige 4] heeft hierover verklaard dat zij op verzoek van de verdachte naar zijn woning was gegaan en zag dat [slachtoffer 1] een wond in haar bovenbeen had. Volgens [getuige 4] heeft [slachtoffer 1] haar in tweede instantie verteld dat de verdachte haar had gestoken. De verdachte zou dit zelf ook tegenover haar bevestigd hebben, aldus [getuige 4] . Ook getuige [getuige 5] , door de verdachte zijn ‘tweede moeder’ genoemd, heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] een keer een ‘flinke tik om de oren’ in haar bijzijn heeft gegeven. Overigens heeft ook de verdachte bekend [slachtoffer 1] tweemaal een tik te hebben gegeven.
Uit het medisch dossier van [slachtoffer 1] blijkt verder dat zij in de periode van juli 2019 tot de eerdergenoemde wond van 19 maart 2023 een arts heeft bezocht vanwege letsel, waaronder een gebroken oogkas, gekneusde en/of gebroken ribben, een klaplong en een snijwond. Getuigen verklaren ook dat zij op verschillende momenten blauwe plekken hebben gezien bij [slachtoffer 1] . Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de verdachte al deze letsels heeft veroorzaakt, had hij vanaf 2019 wel een relatie met [slachtoffer 1] en past deze hoeveelheid letsels binnen relatief korte tijd eerder bij mishandeling dan bij ongelukken.
Nergens in het dossier is een reële aanwijzing dat een ander [slachtoffer 1] in die periode mishandelde. Ook bijvoorbeeld de stelling van de verdachte dat [naam 1] met instemming van [slachtoffer 1] haar letsel heeft toegebracht in het kader van sm-seks, vindt geen enkele steun in het dossier.
In de derde plaats past het beeld van de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] bij de conclusie dat het de verdachte is geweest die de fatale geweldshandelingen heeft verricht. Over de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] hebben verschillende getuigen een verklaring afgelegd. Die verklaringen zijn niet alleen afkomstig van personen uit de directe omgeving van de verdachte en [slachtoffer 1] , zoals drugsklant [getuige 2] , de enigszins bevriende getuige [getuige 4] en familieleden van [slachtoffer 1] . Er zijn ook verklaringen van meer objectieve getuigen, waaronder diverse buurtbewoners, een supermarktbeveiliger en een werknemer van de coffeeshop. In de kern hebben alle verklaringen gemeenschappelijk dat de verdachte [slachtoffer 1] slecht behandelde. De verdachte was agressief tegen [slachtoffer 1] , hij commandeerde haar, hij kleineerde haar en schold haar uit. Daarnaast vertoonde hij controlerend gedrag en was hij dominant en overheersend tegenover [slachtoffer 1] .
Dit wordt ondersteund door geluidsfragmenten van de periode van maart 2022 tot en met augustus 2022. Hierop is te horen hoe de verdachte [slachtoffer 1] herhaaldelijk bedreigde, uitschold en tegen haar schreeuwde en ook dat [slachtoffer 1] huilde en bijvoorbeeld vroeg: ‘Waarom moet je mij slaan daarvoor?’.
De verdachte liet zich ook volledig meeslepen door de overtuiging dat [slachtoffer 1] seks met anderen had. Op diverse gegevensdragers van de verdachte zijn bijvoorbeeld talloze opdrachten gevonden op sekssites om te zoeken op de naam van [slachtoffer 1] . De politie heeft later overigens geen sporen van [slachtoffer 1] aangetroffen op sekssites. Verder hield de verdachte de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] bij zich wanneer hij wegging, om te voorkomen dat zij contact met anderen zou opnemen. Ook dit wijst op een sterke controledrang richting [slachtoffer 1] .
Dat de verdachte achterdochtig, (fysiek) agressief en zeer controlerend en dominant gedrag vertoonde in relaties, wordt bevestigd door de verklaringen van verschillende ex-partners van de verdachte en hun naasten. Deze verklaringen worden ondersteund door chatberichten tussen de verdachte en zijn ex-partners, die zeer dreigend, paranoïde en controlerend van toon zijn. De verdachte heeft erkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
In de vierde plaats past het gedrag van de verdachte na het overlijden van [slachtoffer 1] bij de conclusie dat hij verantwoordelijk is voor de geweldshandelingen die hebben geleid tot het overlijden. Dit geldt in het bijzonder voor de keuze van de verdachte om niet direct bij het zien van het gehavende lichaam van [slachtoffer 1] en ook niet in de dagen daarna, hulpdiensten te bellen en om de politie pas in te lichten op 12 juli 2023, op het moment dat de verdachte een onderbouwd verhaal klaar had dat een ander het letsel moet hebben toegebracht.
Verklaring verdachte weerlegd
Op grond van alles wat hiervoor is overwogen en de bewijsmiddelen die daaraan ten grondslag liggen, is de verklaring van de verdachte weerlegd dat [slachtoffer 1] op 10 juli 2023 om 19:21 uur nog geen letsel had en wel het fatale letsel had toen hij om 20:50 uur terug was in de woning en dit door een ander is toegebracht. Dit scenario past overigens ook niet bij zijn verklaring dat het lichaam van [slachtoffer 1] bij zijn aantreffen al helemaal blauw en half koud was. Daar komt bij dat de verdachte wisselende en inconsistente verklaringen heeft gegeven in zijn vele en uitgebreide verhoren bij de politie. Het lijkt er sterk op dat de verdachte zijn verklaringen op meerdere momenten heeft bijgesteld in reactie op de onderzoeksresultaten waarmee hij geconfronteerd werd. Aannemelijk is dat de verdachte zo heeft verklaard om de waarheid, dat hij [slachtoffer 1] door zijn geweldshandelingen om het leven is gekomen, te verhullen.
Conclusie daderschap
Het is de verdachte die het letsel heeft toegebracht, waaraan [slachtoffer 1] uiteindelijk is overleden.
Pleegperiode en letsel
De precieze tijdstippen waarin de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden zijn weliswaar niet met zekerheid vast te stellen, maar vaststaat dat [slachtoffer 1] in de periode van 6 juli tot en met 11 juli 2023 zodanig letsel heeft opgelopen dat zij is overleden. Het verweer van de verdediging dat aan die letseldatering getwijfeld moet worden, omdat getuigen verklaren dat zij [slachtoffer 1] in die periode eenmaal en zonder letsel (en daarbij volgens één getuige met boodschappentas) hebben gezien, overtuigt niet. Dit is namelijk maar een enkel specifiek moment geweest (enkele dagen voor 11 juli 2023 dan wel in de nacht van 9 op 10 juli 2023) en [slachtoffer 1] op dat moment bovendien gekleed was.
Van de periode van 6 juli tot en met 11 juli 2023 om 19.00 uur is onder verwijzing naar het voorgaande vastgesteld dat alleen de verdachte met [slachtoffer 1] in de woning is geweest en dat in die periode het fatale letsel is ontstaan. Om die reden zal de bewezenverklaring worden beperkt tot die periode.
Nu de radioloog een deel van de oudere breuken dateert binnen een interval van 21 tot 179 dagen voor de radiologische scan en onvoldoende kan worden vastgesteld dat deze door de verdachte zijn toegebracht, zal de verdachte worden vrijgesproken van deze breuken (borstbeen, schouderblad, enkele ribben en lendewervels).
Het resterende letsel kwalificeert vanwege de omvang zonder meer als zwaar lichamelijk letsel. De overblijvende breuken, de klaplong en de inwendige bloedingen zouden bij leven ook een lange genezingsduur en mogelijk operatief ingrijpen hebben gevergd.