In deze zaak heeft [persoon A] een vordering ingesteld tegen [persoon B] voor een bedrag van € 3.350,-, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht voor het automatiseren van een Excelbestand voor het bedrijf van [persoon B]. De overeenkomst is echter niet schriftelijk vastgelegd en er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt over de prijs. In een eerder verstekvonnis van 31 januari 2024 werd de vordering toegewezen, maar [persoon B] heeft verzet aangetekend, stellende dat hij de overeenkomst niet als privépersoon, maar namens zijn B.V. heeft gesloten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2024 werd duidelijk dat de partijen in geschil zijn over wie de contractuele wederpartij is. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst is gesloten tussen [bedrijf B] en [persoon A], en niet met [persoon B] als privépersoon. Er is geen schriftelijke overeenkomst en de facturen zijn aan [bedrijf B] gestuurd. De kantonrechter concludeert dat [persoon A] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de overeenkomst met [persoon B] is gesloten, waardoor de vordering wordt afgewezen.
De proceskosten worden aan [persoon A] opgelegd, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter begroot de kosten op € 814,22, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat het vonnis onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De beslissing van de kantonrechter is op 6 december 2024 openbaar uitgesproken.