ECLI:NL:RBROT:2024:12909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
11171437 CV EXPL 24-16152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijf 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. [bedrijf 2], voor het onbetaald laten van facturen ter waarde van € 2.821,68. Eiser heeft in opdracht van gedaagde taarten en bloemen bezorgd en heeft hiervoor meerdere facturen gestuurd. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde verplicht is om de facturen te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen discussie is over de uitvoering van de werkzaamheden en dat de facturen voldoende gespecificeerd zijn. Gedaagde heeft aangevoerd dat hij geen contracten heeft ontvangen van de personen die de bezorging hebben uitgevoerd, maar dit was niet afgesproken met eiser en vormt geen reden om niet te betalen. De vordering van eiser wordt toegewezen, inclusief de gevorderde incassokosten van € 405,- en de wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 959,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis direct kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Vroom op 13 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11171437 CV EXPL 24-16152
datum uitspraak: 13 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [bedrijf 1],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf 2],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 juni 2024, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de nadere producties van [gedaagde].
1.2.
Op 14 november 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] taarten en bloemen bezorgd. Voor deze werkzaamheden heeft [eiser] meerdere facturen naar [gedaagde] gestuurd. [eiser] stelt dat van die facturen nog een bedrag van € 2.821,68 onbetaald is gelaten. [eiser] vordert dit bedrag naast de handelsrente en kosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. De vorderingen van [eiser] worden toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet € 2.821,68 aan [eiser] betalen
2.2.
[gedaagde] moet de facturen betalen. Er is geen discussie over dat [gedaagde] aan [eiser] heeft gevraagd om bezorgwerkzaamheden te verrichten. Vast is komen te staan dat het werk is uitgevoerd. Op de facturen staat aangegeven wat er is uitgevoerd en voor welke prijs. De facturen die [eiser] vervolgens heeft gestuurd zijn dan ook voldoende gespecificeerd en worden ook niet door [gedaagde] betwist. [gedaagde] voert echter aan dat hij geen contracten heeft ontvangen van degene die de ritten hebben gereden, maar dit is ook niet afgesproken met [eiser]. Dat is dus geen reden om niet te betalen. De vordering wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 405,- betalen
2.3.
De incassokosten van € 405,- worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.4.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 116,39 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 959,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 3.226,68 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.821,68 vanaf 21 november 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 959,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
62914