ECLI:NL:RBROT:2024:12908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
11311239 CV EXPL 24-23621
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurwoning; oneerlijke huurprijswijzigingsbeding en boetebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en twee gedaagden, die niet in de procedure zijn verschenen. Havensteder, de verhuurder, heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning gevorderd vanwege een huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling in de algemene voorwaarden van Havensteder als oneerlijk moet worden aangemerkt, conform Richtlijn 93/13 EG. Dit heeft geleid tot de vernietiging van deze bepaling. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, omdat de huurachterstand meer dan vier maanden bedroeg en er geen aanwijzingen waren dat de gedaagden in de toekomst hun verplichtingen zouden nakomen.

De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 8.124,74 en hen opgedragen de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is een gebruiksvergoeding van € 1.217,15 per maand vastgesteld voor de periode van ontruiming. De kantonrechter heeft de vordering tot incassokosten en rente afgewezen, omdat de relevante bepalingen in de algemene voorwaarden als oneerlijk zijn beoordeeld. De proceskosten zijn aan de zijde van Havensteder begroot op € 1.472,97, die door de gedaagden moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11311239 CV EXPL 24-23621
datum uitspraak: 4 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1],

woonplaats: [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
die niet in de procedure zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde 1] en [gedaagde 2]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2024, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 23 oktober 2024;
  • de akte en eisvermindering van Havensteder van 6 november 2024, met bijlagen.
1.2.
Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in de procedure zijn verschenen, is tegen hen verstek verleend (artikel 139 Rv).
1.3.
Bij rolbeslissing van 23 oktober 2024 heeft de kantonrechter overwogen dat ambtshalve moet worden beoordeeld of sprake is van oneerlijke en dus onredelijk bezwarende bepalingen in de huurovereenkomst. In dat rolbeslissing staat ook dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de huurprijswijzigingsregeling en het boetebeding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Havensteder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en uitleg te geven als zij vindt dat die regelingen gerechtvaardigd zijn. Havensteder heeft dit bij akte van 6 november 2024 gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Havensteder verhuurt sinds 15 april 2022 een woonruimte aan [adres] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Omdat een huurachterstand is ontstaan eist Havensteder ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot ontruiming van de woonruimte en tot betaling van de achterstand plus (een bedrag gelijk aan) de lopende huur tot en met de maand van de ontruiming, met rente en kosten. De eis tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woonruimte wordt toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze oordelen komt.
Het huurprijswijzigingsbeding is oneerlijk
2.2.
Geconstateerd is dat in de algemene voorwaarden een bepaling staat over huurprijswijziging, die aangemerkt wordt als een oneerlijke bepaling zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. Het betreft artikel 5 van de algemene voorwaarden. Kort gezegd is hierin geregeld dat de huurprijs jaarlijks gewijzigd mag worden met het CPI plus een verhoging van 5%. De bepaling geeft de verhuurder hiermee het recht om de huur met meer te laten stijgen dan op grond van een redelijke inschatting van de markt op het moment van het afsluiten van de huurovereenkomst te verwachten was. [1] Dat maakt de bepaling oneerlijk. Daarom moet de bepaling vernietigd worden, want consumenten moeten hiertegen worden beschermd, wat ook voor huurders geldt. Hierdoor moet er gekeken worden naar de aanvangshuurprijs. Bij akte en eisvermindering heeft Havensteder zich hierover uitgelaten. Havensteder vordert een bedrag van € 8.124,74 aan huurachterstand tot en met de maand november 2024. Havensteder eist en baseert dit bedrag op de overeengekomen huurprijs die partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben afgesproken. Hierdoor wijst de kantonrechter deze vordering, ondanks het oneerlijke beding toe. De vordering komt niet ongegrond of onrechtmatig voor. Gelet hierop worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hoofdelijk, veroordeeld tot betaling van € 8.124,74 aan huurachterstand tot en met de maand november 2024.
De huurovereenkomsten worden ontbonden2.3. De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de huur niet op tijd hebben betaald (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [2] De huurachterstand bedroeg ten tijde van dagvaarding ruim vier maanden en is sindsdien opgelopen. Sinds juli 2024 is er zelfs niets meer betaald en er is geen aanleiding om te denken dat de komende huurpenningen in de toekomst wel tijdig zullen worden betaald of de opgelopen achterstand zal worden ingelopen.
2.4.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning met al hun spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis. Vanaf 1 december 2024 tot en met de dag van de ontruiming moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een gebruiksvergoeding betalen van € 1.217,15 per maand (artikel 7:225 BW).
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeven geen incassokosten en rente te betalen
2.5.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de algemene voorwaarden van Havensteder staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Havensteder daar geen beroep op doen en ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [3] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een boete moeten betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst en de algemene voorwaarden voldoen. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als zij te laat betalen alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Havensteder wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Havensteder op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.472,97. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Hoofdelijke veroordeling
2.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hoofdelijk veroordeeld, omdat Havensteder dat eist. Dit betekent dat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken om aan het vonnis te voldoen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en daarop niet is gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan Havensteder te betalen
€ 8.124,74;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woonruimte aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hen bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan Havensteder te betalen
€ 1.217,15 per maand vanaf de maand december 2024 tot en met de dag van ontruiming;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.472,97;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
62914

Voetnoten

1.Rechtbank Rotterdam 9 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:801
2.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)