Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 juni 2024, met bijlagen;
- het mondelinge antwoord;
- de repliek, met bijlagen;
- de dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, het CAK, heeft de gedaagde aangesproken op het niet betalen van de eigen bijdrage voor Wmo-zorg over de periode van 2021 tot en met 2022. De gedaagde heeft volgens het CAK meerdere keren de maandelijkse bijdrage van € 19,- niet voldaan, wat resulteert in een totale vordering van € 399,- exclusief rente en kosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij slechts vijf keer hulp heeft ontvangen en dat zij drie facturen heeft betaald. Tevens beweert zij dat zij rauwelijks is gedagvaard en dat zij geen aanmaningen heeft ontvangen.
De kantonrechter heeft de vordering van het CAK toegewezen. De rechter oordeelde dat de gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de CAK-beschikkingen en dat deze daarom formele rechtskracht hebben. Dit betekent dat het CAK terecht de maandelijkse Wmo-premie in rekening heeft gebracht. De rechter heeft ook de incassokosten van € 72,42 toegewezen, evenals de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag. De proceskosten aan de kant van het CAK zijn vastgesteld op € 467,39, die de gedaagde ook moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het CAK het vonnis kan uitvoeren voordat het in kracht van gewijsde gaat.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig reageren op facturen en beschikkingen, en dat het niet maken van bezwaar tegen dergelijke documenten kan leiden tot een verlies van rechten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 484,89 aan het CAK, inclusief de wettelijke rente vanaf 19 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.