In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Sportfondsen Nissewaard B.V. en een gedaagde partij die zelf procedeert. De eiseres, Sportfondsen Nissewaard, heeft een vordering ingesteld wegens onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst voor de verhuur van een zwembad. De eiseres heeft gesteld dat de gedaagde partij een bedrag van € 3.964,90 verschuldigd is, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. De gedaagde heeft de hoogte van de facturen betwist en aangevoerd dat zij op bepaalde data geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van de eiseres.
Tijdens de zitting op 26 november 2024 heeft de eiseres haar vordering nader toegelicht en de hoofdsom aangepast naar € 3.645,46. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet is verschenen, ondanks een correcte oproeping. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de vordering en dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de facturen onjuist zijn.
De kantonrechter heeft de vordering van Sportfondsen Nissewaard toegewezen, inclusief de gevorderde incassokosten van € 521,49. De wettelijke handelsrente is toegewezen over het openstaande saldo van de facturen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde partij gesteld, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.