ECLI:NL:RBROT:2024:12902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
10-057222-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling van een motor en het voorhanden hebben van een boksbeugel met vrijspraak voor strafbare voorbereidingshandelingen Opiumwet

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 16 oktober 1968. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, het voorhanden hebben van een boksbeugel en heling van een motor. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden en een geldboete van € 40.000,-. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van strafbare voorbereidingshandelingen, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk betrokken was bij het voorhanden hebben van stoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was.

Wat betreft de boksbeugel, heeft de verdachte bekend dat hij deze voorhanden had, en dit feit werd zonder nadere bespreking bewezen verklaard. Voor de heling van de motor oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor opzetheling, maar wel voor schuldheling, omdat hij had moeten vermoeden dat de motor van diefstal afkomstig was. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,-, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten en heeft de beslissing op 10 december 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-057222-23
Datum uitspraak: 10 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 16 oktober 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode 2] [verblijfplaats] .
Raadsman mr. A. Karacelik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte onder 1 verweten dat hij strafbare voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet heeft gepleegd. Onder 2 wordt hem het voorhanden hebben van een boksbeugel verweten. Onder 3 wordt hem heling van een motor verweten. Dat is impliciet primair als opzetheling en impliciet subsidiair als schuldheling ten laste gelegd.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot:
o een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest,
o een geldboete van € 40.000,-;
o een maatregel kostenverhaal als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet, tot een bedrag van € 6.389,86.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, duiden op de betrokkenheid van de verdachte bij het opzettelijk voorhanden hebben van stoffen die bedoeld waren voor de vervaardiging van synthetische drugs zodat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden.
4.1.2.
Beoordeling
Alhoewel de omstandigheden waaronder de in de tenlastelegging genoemde grondstoffen zijn aangetroffen, namelijk op het terrein waar de verdachte als beheerder werkzaam is en waar eerder een politie-inval is geweest, verdacht zijn is het aanwezige bewijsmateriaal onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs zodat de rechtbank tot een vrijspraak zal komen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte situatie is niet van dien aard dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte, al dan niet in vereniging, de in de tenlastelegging genoemde grondstoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij geen toegang had tot het tweede blok met de gebouwen 6 tot en met 10 alwaar die grondstoffen zijn aangetroffen, daarvoor zou hij eerst de sleutels voor het hek moeten ophalen bij de eigenaar van de gebouwen. Het tegendeel blijkt niet uit het dossier. Op de camera’s is de verdachte alleen bij het eerste blok van de gebouwen gezien. Niet is gezien dat hij ook in de loodsen is geweest waar de grondstoffen zijn aangetroffen. Uit het dossier volgt ook niet dat verdachte de jerrycans of vaten met grondstoffen heeft moeten zien of ruiken.
Daarnaast is een als kantoor ingerichte ruimte aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij vanuit die loods werkzaamheden verricht in het kader van de huisvesting van arbeidsmigranten. Dat hij en zijn auto daar zijn gezien, voornamelijk tijdens kantooruren op werkdagen, kan niet alleen belastend worden uitgelegd. Voorts overweegt de rechtbank dat fysiek bewijs van betrokkenheid ontbreekt. Niet blijkt uit het dossier dat verdachte aanwezig is geweest bij belastende afgeluisterde gesprekken van anderen of dat zijn naam in die gesprekken wordt genoemd. Er is geen DNA en er zijn geen vingerafdrukken van de verdachte op de onderzochte grondstoffen aangetroffen.
Aldus is niet meer komen vast te staan dan dat verdachte geregeld in de buurt van – maar niet in – de betreffende loodsen was – zonder dat wetenschap bewezen is van wat zich daar afspeelde – en dat hij contact heeft gehad – zonder dat duidelijk is geworden waarover precies – met personen die met het vervaardigen van drugs in verband zijn of kunnen worden gebracht. Dat maakt hem verdacht, maar niet meer dan dat.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 2 ten laste gelegde
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak van het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde (opzetheling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het dossier biedt onvoldoende bewijs dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op heling van de betreffende motor.
4.4.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat hij een gangbare prijs heeft betaald voor de KTM motor die in zijn loods is aangetroffen. Hij had geen reden om te vermoeden dat de motor van diefstal afkomstig was toen hij die motor kocht.
4.4.2.
Beoordeling
In de loods van de verdachte is een motor aangetroffen waarvan het voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) was weggekrast. Na onderzoek is het VIN toch zichtbaar gemaakt. De motor blijkt begin oktober 2022 uit een loods te zijn gestolen.
De verdachte heeft verklaard dat hij die motor naast de crossbaan in Nijmegen heeft overgekocht van een andere bezoeker van die crossbaan die autopech had. De verdachte dacht dat het een crossmotor betrof zodat het ontbreken van een kenteken op de motor hem niet bevreemdde.
De rechtbank overweegt dat elk voertuig een uniek VIN heeft. Van de verdachte had onder de door hem geschetste omstandigheden van de aankoop van de motor op zijn minst verwacht mogen worden dat hij het VIN voor de aankoop zou controleren. Dat heeft de verdachte, die naar eigen zeggen actief is in de wereld van (cross)motoren, nagelaten te doen. Het risico dat de motor van diefstal afkomstig is komt in dat geval voor rekening van de verdachte.
4.4.3.
Conclusie
Het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

2.

hij op ­­­­­­­­­­­­28 maart 2023 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie,te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;

3.

hij op ­­­­­­­­­­­­28 maart 2023 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee, een motor­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ voorhanden heeft gehad­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­, terwijl hij ten tijde van ­­­­­­­­­­­­­­­­ het voorhanden krijgen van dit goed ­­­­­­­­­­­­­­redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3 impliciet subsidiair.
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Hij heeft een boksbeugel voorhanden gehad. Dat is een verboden wapen.
Daarnaast heeft de verdachte een gestolen motor voorhanden gehad waarvan het voertuigidentificatienummer was weggekrast. Heling bevordert het plegen van diefstallen en berokkent aldus schade.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde zal de rechtbank niet de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, geldboete van € 40.000,- en maatregel kostenverhaal als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet opleggen.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,- (duizend euro);
de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, dient bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering te worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,- per dag, zodat na aftrek (2 dagen) € 900,-
(negenhonderd euro) te betalen geldboete resteert, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. R.P. Boon en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot en met 28 maart 2023 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende 4-CMC en/of amfetamine en/of MDMA en/of Clefedron, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen,- een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe een productieplaats (gelegen aan de [adres 2] te Ooltgensplaat) opgezet en/of ter beschikking gesteld voor de vervaardiging, bewerking, verwerking en/of omzetting van preprecursoren (BMK en/of PMK glycidezuur) naar BMK en/of PMK en/of de productie van 4-CMC en/of amfetamine en/of MDMA en/of Clefedron en/of andere synthetische drugs en/of halffabricaten en/of (pre)precursoren daarvoor en/of (in voornoemde locatie)
- 1000 kilogram Caustic Soda en/of
- 1380 liter fosforzuur en/of
- een hoeveelheid 2-broom-4'-chloorpropiofenon en/of
- een hoeveelheid 4-CMC in aceton en/of
- een hoeveelheid aan 4-CMC gerelateerde (synthese) verontreinigingen in tolueen en/of
- aan 4-CMC gerelateerde (synthese) verontreinigingen in (een mengsel) van tolueen en/of aceton en/of
- een hoeveelheid methylamine in een (alkalische) waterige vloeistof en/of
- een hoeveelheid 4-CMC in een mengsel van water en/of aceton en/of
- in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie) en/of
- 5 keer 1000 liter IBC’s en/of
- 23 jerrycans en/of
- 3 pallets
- in elk geval (een) (grote) hoeveelheid materialen en/of goederen,
voorhanden gehad en/of ontvangen en/of opgeslagen;

2.

hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie,te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;

3.

hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee, een motor, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, athans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.