ECLI:NL:RBROT:2024:12901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
10-184801-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1990, heeft op 6 november 2023 zijn buurman, hierna aangeduid als [slachtoffer], in diens woning een vuistslag in het gezicht gegeven, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder breuken in de oogkas, het kaakholtebot en het jukbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever heeft geslagen, ondanks zijn verweer dat hij enkel had geduwd in een noodweersituatie. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als niet geloofwaardig beoordeeld, mede door de ondersteuning van de verklaring van de aangever door een opname van een videodeurbel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaar, die een contactverbod en een gebiedsverbod inhoudt. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €3.400,19 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf en de maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-184801-24
Datum uitspraak: 10 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en ambulante behandeling voor agressieregulatie zal ondergaan;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de [straatnaam] in Rotterdam gedurende een periode van drie jaren. Bij overtreding van één van die verboden dient er (telkens) één week hechtenis te worden toegepast tot een maximum van zesentwintig weken;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte de aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft geslagen. De verdachte heeft [slachtoffer] wel geduwd tegen het lichaam, maar bij een (harde) duw tegen het lichaam valt naar algemene ervaringsregels niet zonder meer zwaar lichamelijk letsel te verwachten.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg, bestond een noodweersituatie omdat de verdachte werd geduwd door [slachtoffer] . De verdachte mocht zich tegen die duw verdedigen door zelf ook te duwen, zodat de verdachte door een geslaagd beroep op noodweer ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging dient de verdachte te worden vrijgesproken omdat dreigen met duwen niet kan worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. Daar komt bij dat de uiting gelet op de context van de situatie moet worden gezien als een emotionele ontlading en niet als een bedreiging.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte en [slachtoffer] waren buren. In de nacht van zondag op maandag 6 november 2023 stond het volume van de muziek in de woning van [slachtoffer] zodanig hard dat de verdachte hem een appbericht had gestuurd met de vraag of de muziek wat zachter mocht. De ochtend daarna heeft de verdachte aangebeld bij [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft de deur voor de verdachte geopend en de verdachte heeft de gang van de woning van [slachtoffer] betreden. De ring videodeurbel van [slachtoffer] heeft hiervan een opname gemaakt.
Over wat zich in de woning heeft afgespeeld, lopen de verklaringen uiteen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zijn hondje in zijn armen had toen hij de deur opende en dat de verdachte hem, kort nadat hij zijn woning had betreden, in de hal een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. Hij is daarna naar de woonkamer gelopen, heeft zijn hondje laten vallen, is op zijn knieën gaan zitten en is gaan gillen in de hoop dat hij niet meer klappen zou krijgen.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem naar buiten wilde duwen en dat hij [slachtoffer] om die reden terug heeft geduwd. Ter zitting heeft de verdachte bovendien verklaard dat [slachtoffer] dreigend op hem afkwam doordat hij hem bij de keel wilde grijpen. [slachtoffer] is door de duw van de verdachte met zijn hoofd tegen de muur gevallen, maar de verdachte verklaart ter zitting dat niet te hebben gezien omdat hij na de duw is weggegaan. De verdachte verklaart ter zitting evenwel wel te hebben gezien dat [slachtoffer] na de duw bebloed was waarna de verdachte nog meer krachttermen heeft gebruikt. De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer] zijn hondje niet vast had.
De rechtbank heeft de verklaringen gewogen en ziet dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de opname van de ring videodeurbel. Door de locatie van de deurbel is vanaf het moment dat de verdachte de woning van [slachtoffer] betrad alleen een audio opname beschikbaar. Daarop is te horen dat de verdachte, nadat hij zich van krachttermen bedient en de aangever hem daarop tot rust maant, zei:
“Je ken er gewoon een paar krijgen nou”. [slachtoffer] reageert daarop door te zeggen dat hij er geen één hoeft, en dat hij zijn hondje beet heeft. Kort daarna wordt geverbaliseerd dat er een
“klapgeluid”te horen is, waarna een persoon
“au”roept wat wordt gevolgd door kermende geluiden. Op basis van de uitwerking van deze opname, in samenhang met het letsel dat bij [slachtoffer] is vastgesteld en zijn aangifte, volgt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] en wordt de verklaring van verdachte, mede indachtig de wisselingen in zijn verklaringen, als niet geloofwaardig beschouwd. Gelet daarop acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer] met een vuist in zijn gezicht heeft geslagen en derhalve niet heeft geduwd na of naar aanleiding van een duw door [slachtoffer] .
Daardoor acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen en verwerpt zij het bewijsverweer van de verdediging. Het noodweerverweer ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde behoeft daarom geen bespreking.
Het onder 2 ten laste gelegde
Uit de audio opname blijkt dat de verdachte vervolgens de woorden die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft uitgesproken. De verdachte heeft dat ook erkend. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met de woorden
“…dan krijg je er vanavond nog een paar”gedoeld is op duwen. Die uitleg volgt de rechtbank niet. Hiervoor is vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank stelt daarom vast dat de geuite woorden zien op het geven van vuistslagen.
Gelet op de gevolgen van die eerdere vuistslag kon bij [slachtoffer] de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee door de verdachte werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De uitlating wordt daarmee aangemerkt als een bedreiging en niet louter als een emotionele ontlading zoals bepleit door de verdediging.
Het bewijsverweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op ­­­­­­­­­­­­6 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken in de oogkas, het kaakholtebot en­­­ het jukbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] - in het gezicht te slaan­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;

2.

hij op ­­­­­­­­­­­­6 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen"Als jij de politie belt dan krijg je er vanavond nog een paar, kanker vent"­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
zware mishandeling;
2.
bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en aan bedreiging met zware mishandeling. Hij heeft zijn toenmalige buurman in diens eigen woning een flinke vuistslag in het gezicht gegeven en ermee gedreigd hem nog meer van die vuistslagen te geven. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
Het slachtoffer heeft fors letsel opgelopen. Op foto’s in het dossier is zichtbaar dat het linkeroog van het slachtoffer helemaal dicht zat en dat zijn halve gezicht paarsblauw was. Er zijn botbreuken in het gezicht vastgesteld en het slachtoffer heeft een operatie moeten ondergaan waarbij een stalen plaatje in zijn oogkas is geplaatst om de verzakking van het oog te verhelpen. Het slachtoffer ziet tot op heden wazig en dubbel met zijn linkeroog. Dat zal naar verwachting niet meer herstellen. Uit de onderbouwing bij de vordering van het slachtoffer blijkt dat hij nog steeds nachtmerries heeft en dat hij zijn veiligheidsgevoel is verloren.
De verdachte bezocht zijn buurman omdat hij (weer) geluidsoverlast had veroorzaakt in de nacht daarvoor. Problemen met buren die geluidsoverlast veroorzaken kunnen frustrerend zijn. Zeker als ook kinderen daarvan de dupe zijn en volwassenen door slaapgebrek niet naar hun werk kunnen. Dit alles rechtvaardigt echter niet het door de verdachte gebruikte geweld. De verdachte had in ieder geval niet voor eigen rechter mogen spelen.
De houding van de verdachte baart de rechtbank grote zorgen. Hij heeft in geen enkel opzicht berouw getoond, hij heeft geen openheid van zaken gegeven en hij lijkt de verantwoordelijkheid buiten zichzelf neer te leggen.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Over de verdachte is geen reclasseringsrapportage opgesteld. Dit laat onverlet dat de houding van de verdachte de rechtbank aanleiding geeft om begeleiding door de reclassering en een ambulante behandelverplichting gericht op agressieproblematiek aan de verdachte op te leggen. Een deel van de voorgenomen straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de [straatnaam] in Rotterdam en een contactverbod met [slachtoffer] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 400,19 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering. Subsidiair is verzocht het immateriële deel van de vordering aanzienlijk te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding ziet op het eigen risico van de zorgverzekering over de jaren 2023 en 2024. Die posten zijn gedegen onderbouwd, niet weersproken en komen de rechtbank overigens ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft letsel, pijn en psychische schade opgelopen. De rechtbank heeft gelet op wat is toegekend in vergelijkbare zaken. De door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak vindt de rechtbank in zoverre vergelijkbaar dat in beide zaken het slachtoffer een operatie nodig had voor een verzakt oog. Daarnaast zijn bij het slachtoffer in deze zaak ook wonden in het gezicht gehecht en zal hij naar verwachting wazig en dubbel blijven zien met zijn linkeroog.
De schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 november 2023, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan. Tevens zal, zoals verzocht, de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een bedrag betalen van € 3.400,19, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn agressieproblematiek, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de [straatnaam] te Rotterdam;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1961 te [geboorteplaats 2] );
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 3.400,19 (zegge: drieduizendvierhonderd euro en negentien cent), bestaande uit € 400,19 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 3.400,19(hoofdsom, zegge:
drieduizendvierhonderd euro en negentien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.400,19 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
44 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. R.P. Boon en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 6 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken in de oogkas, het kaakholtebot en/of het jukbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] - in het gezicht te slaan en/of- tegen het lichaam te duwen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn hoofd tegen de muur, althans tegen een object aan gevallen is;

2.

hij op of omstreeks 6 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen"Als jij de politie belt dan krijg je er vanavond nog een paar, kanker vent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.