In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een huurovereenkomst tussen [eiser] en Groene Energie Nederland B.V. betreffende een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst vereist dat de huurprijs van € 1.494,35 per maand tijdig wordt betaald. Groene Energie heeft echter structureel te laat betaald, wat heeft geleid tot een geschil over de betaling van de huur voor juli 2024, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiser, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. A. Vranac-Kasumovic maar later in persoon procederend, heeft de huur voor juli 2024 gevorderd, evenals een boeterente van € 2.400,- en incassokosten van € 2.169,80. Groene Energie heeft erkend dat zij de huur te laat heeft betaald, maar betwist de bijkomende kosten op basis van een vermeende mondelinge afspraak.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2024 is Groene Energie niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huur voor juli 2024 inmiddels was betaald op 16 juli 2024, waardoor de vordering voor die huur is afgewezen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de boeterente en de buitengerechtelijke incassokosten wel toewijsbaar zijn, omdat Groene Energie niet heeft aangetoond dat er een mondelinge afspraak was die haar zou ontslaan van haar betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft de incassokosten toegewezen op basis van de toepasselijke algemene bepalingen en heeft de proceskosten voor rekening van Groene Energie gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als Groene Energie in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft Groene Energie veroordeeld tot betaling van de boeterente, de incassokosten en de proceskosten aan [eiser].