ECLI:NL:RBROT:2024:12876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
10-243673-23, 10-052078-24 (gevoegd ttz), 13-099529-24 (gevoegd ttz) en 05-325356-23 (gevoegd ttz) / TUL: 10-086382-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot voorwaardelijke PIJ-maatregel voor vuurwapenbezit en meerdere diefstallen met geweld

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en diefstallen met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De feiten zijn gepleegd in een periode van drie weken in 2023, waarbij de verdachte onder andere een Cartier bril en een Louis Vuitton muts heeft gestolen, en ambtenaren heeft beledigd door hen te bespuwen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische toestand en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte onder toezicht van de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond moet blijven en dat hij moet meewerken aan behandeling en coaching. De bijzondere voorwaarden van de PIJ-maatregel zijn dadelijk uitvoerbaar, wat betekent dat de verdachte zich aan strikte voorwaarden moet houden om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10-243673-23, 10-052078-24 (gevoegd ttz), 13-099529-24 (gevoegd ttz) en
05-325356-23 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL: 10-086382-23
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder de parketnummers 10/243673-23 onder 1 en 2, 10/052078-23, 13/099529-24 primair en 05/325356-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 91 dagen met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* meewerkt aan de behandeling bij [naam instelling] en de therapieën die door hen noodzakelijk
worden geacht;
* meewerkt aan de coaching (zoals E25 of een vergelijkbare instelling), zo lang de
jeugdreclassering dit nodig acht;
* verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht
ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zo lang
de jeugdreclassering dit nodig acht;
* meewerkt aan een avondklok, waarbij de tijden worden vastgesteld door de
jeugdreclassering en waarvan de duur is zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/243673-23 onder 2 en het onder parketnummer 10/052078-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering 13/099529-24 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
Het primair ten laste gelegde feit kan niet bewezen worden. De aangever heeft verklaard dat de bril tijdens de worsteling met de verdachte van zijn hoofd is gevallen. Uit de verklaring van de getuige [naam getuige] komt niet naar voren dat de verdachte, nadat die samen met de aangever op de grond terecht was gekomen, de bril heeft weggenomen en daarmee is weggerend. Het is dan ook goed mogelijk dat iemand anders er met de bril vandoor is gegaan. Nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de bril heeft gestolen, kan dit feit niet bewezen worden verklaard en moet de verdachte van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte op 19 september 2023 in winkelcentrum Reigerbos in Amsterdam was en dat hij daar aangever [slachtoffer 1] zag en naar hem toe is gegaan. Vast staat dat hij vervolgens ruzie kreeg met de aangever en dat er tussen hen een worsteling is ontstaan waarbij de bril van het hoofd van de aangever is gevallen.
Uit de aangifte van de aangever komt naar voren dat hij en de verdachte elkaar in een winkel al zagen, dat de verdachte, toen de aangever de winkel uit was gegaan, buiten naar aangever toe kwam en dat hij toen zijn hand naar het gezicht van aangever uitstak en zijn bril van zijn gezicht wilde trekken. Toen dit niet lukte ontstond de worsteling waarbij de bril van aangever op de grond viel. Toen de getuige zich met hen ging bemoeien, is de verdachte weggerend en was de bril van aangever verdwenen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het geheel van handelingen blijkt dat de verdachte het had gemunt op het wegnemen van de bril van aangever, en dat, nu de bril weg was toen de verdachte weg rende, het de verdachte is geweest die na de worsteling de bril heeft weggenomen. Het dossier biedt geen ondersteuning voor de stelling van de raadsvrouw dat een ander dan de verdachte de bril heeft weggenomen.
4.2.3.
Conclusie
Het primair tenlastegelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/243673-23 onder 1, het onder parketnummer 13/099529-24 primair en het onder parketnummer 05/325356-23 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/243673-23 onder 2 en het onder parketnummer 10/052078-24 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/243673-23
1
hij op 22 september 2023 te Alphen aan den Rijn, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool, van het merk Bruni SRL, BBM, kaliber 7.65mm voorhanden heeft gehad;
2
hij op 7 oktober 2023 te Amsterdam een Louis Vuitton muts, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- ( met kracht) voornoemde muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] af te trekken en
- aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen "geef me die muts anders pak ik die 'P' (pistool)" en/of "laat me die 'P' niet trekken";
parketnummer 10-052078-24
hij op 9 oktober 2023 te Rotterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 4] (assistent beveiliging van politie Eenheid Rotterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meermalen in/tegen het gezicht en het lichaam, van voornoemde de [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te spugen;
parketnummer 13-099529-24
hij, op 19 september 2023 te Amsterdam, een Cartier bril, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 1] in een nekklem vast te houden, althans bij zijn nek vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] meermaals te slaan op zijn hoofd, ;
parketnummer 05-325356-23
hij, op tijdstippen, op 14 september 2023 te Borculo, gemeente Berkelland, telkens
- geldbedragen (te weten: 3.500,- euro
totaal) die aan [slachtoffer 5] , toebehoorden heeft weggenomen telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- onbevoegd te pinnen met de bankpas/pinpas (behorende bij [rekeningnummer] ) van die [slachtoffer 5] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/243673-23
1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
parketnummer 10-052078-24
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer 13-099529-24 primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
parketnummer 05-325356-23
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 10/052078-24 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Op grond van de psychotische toestand van de verdachte, die na de raadkamerzitting van 11 oktober 2023 ook in de RJJI De Hartelborgt is vastgesteld en ook nog eens door de deskundigen in de rapportage die het hebben over een psychotische stoornis die ook aanwezig was ten tijde van dit delict, is de verdediging van mening dat de verdachte hiervan geen verwijt kan worden gemaakt.
6.2.
Beoordeling
Uit het rapport van de psycholoog en psychiater is met betrekking tot het feit naar voren gekomen dat de verdachte voor dit feit als gevolg van zijn manisch psychotische toestandsbeeld op dat moment verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Uit het dossier is voorts gebleken dat de verdachte, toen hij op het politiebureau in Rotterdam vast zat, meermalen is bezocht en beoordeeld door een arts van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) en dat deze heeft geconstateerd dat de verdachte in staat was om te worden verhoord. Verder heeft de verdachte bij de politie in zijn verhoor en ook ter terechtzitting verklaard dat hij bewust en met opzet naar de arrestantenbewaarders heeft gespuugd.
Het politiedossier en het onderzoek door de psycholoog en de psychiater bieden derhalve geen aanknopingspunt dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van dit feit. De verdachte is voor dit feit strafbaar.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte, destijds 16 jaar oud, heeft in een tijdsbestek van drie weken in 2023 vijf misdrijven gepleegd.
Zo heeft de verdachte op 14 september 2023 met een bankpas en pincode, die eerder die dag door een misdrijf waren buit gemaakt bij slachtoffer [slachtoffer 5] , twee keer een groot geldbedrag van de bankrekening van [slachtoffer 5] opgenomen bij een geldautomaat in Borculo.
Op 19 september 2023 heeft hij in Amsterdam met geweld een Cartierbril weggenomen van slachtoffer [slachtoffer 1] . Hierbij heeft hij [slachtoffer 1] in een nekklem genomen en hem op het hoofd geslagen.
Op 22 september 2023 heeft de verdachte in Alphen aan den Rijn een vuurwapen voorhanden gehad en deze daar in het water gegooid.
Op 7 oktober 2023 was het weer raak en heeft de verdachte in Amsterdam onder bedreiging met geweld slachtoffer [slachtoffer 2] van zijn muts beroofd.
Op 9 oktober 2023 heeft de verdachte, nadat hij vanuit Amsterdam naar het politiebureau in Rotterdam was overgebracht en hier was ingesloten, twee arrestantenbewaarders beledigd door hen een aantal malen in het gezicht en op de arm te spugen.
Met betrekking tot deze feiten kan het volgende worden gesteld.
Diefstal door middel van valse sleutels en vooral diefstal met geweld zoals door de verdachte gepleegd, veroorzaken behalve materiële schade bij de gedupeerden ook veel overlast, ergernis en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en vooral gedacht aan het krijgen van eigen financieel gewin. Hij heeft zich daarbij ook niet bekommerd om wat dit met de slachtoffers zou doen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij de twee arrestantenbewaarders die op dat moment hun werk deden met opzet heeft bespuugd. Het spugen naar hen – in het algemeen al heel erg af te keuren en ontzettend naar en smerig – is volstrekt onacceptabel en toont minachting en een groot gebrek aan respect voor anderen.
Verder rekent de rechtbank het de verdachte ook erg aan dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De ervaring leert dat het bezit van wapens snel leidt tot het gebruik daarvan.
Het ongecontroleerde bezit daarvan verhoogt dan ook het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd in bezit hebben van vuurwapens zoals bij de verdachte het geval was.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Er is een geïntegreerd rapport psychologisch en psychiatrisch onderzoek over de verdachte opgemaakt door [persoon A] (psychiater) en [persoon B] (psycholoog), gedateerd 16 april 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een psychotische stoornis door een middel, een norm-overschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. De norm-overschrijdende gedragsstoornis was aanwezig ten tijde van alle tenlasteleggingen, evenals de stoornis in het cannabisgebruik. De psychotische stoornis door een middel was enkel aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde diefstal met geweld (feit 2, op 7 oktober 2023) en de belediging van ambtenaren (feit 4, 9 oktober 2023). Wat betreft het ten laste gelegde vuurwapenbezit en wegnemen van een geldbedrag en onbevoegd pinnen met een bankpas wilde de verdachte nagenoeg niets vertellen, waardoor rapporteurs zich onthouden van advies over de mate van toerekenen. Er kunnen wel overwegingen worden gegeven. Vuurwapenbezit en het wegnemen van een geldbedrag en onbevoegd pinnen met een bankpas impliceren meer planmatig gedrag. De verdachte beschikt over voldoende cognitief vermogen om de strafbaarheid van het wegnemen van een geldbedrag en onbevoegd pinnen met een bankpas en het vuurwapenbezit in te zien, en hij was goed op de hoogte dat hij niet weer in aanraking moest komen met justitie. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat de verdachte ten tijde van deze tenlasteleggingen een (manisch-)psychotische episode (ten gevolge van fors drugsgebruik) doormaakte die zijn denken en handelen beïnvloedde. De stoornissen in zijn denken en zijn impulsiviteit komen voor een aanzienlijk deel voort uit zijn (beginnende) manisch-psychotische toestand, veroorzaakt door excessief drugsgebruik, en zijn verder versterkt door niet slapen en andere stressfactoren. Al werd het denken van de verdachte en zijn handelen beïnvloed door een (beginnende) manisch-psychotische ontregeling ten gevolge van drugsgebruik, hij was cognitief nog in staat de strafbaarheid van het feit in te zien. Zijn impulsiviteit en gericht zijn op eigen behoeftebevrediging passen ook bij de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van een antisociale-persoonlijkheidsstoornis, zijn psychiatrische toestand ten gevolge van excessief cannabisgebruik kreeg echter naar mening van rapporteurs gaandeweg meer de overhand. Hierdoor wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld en de belediging van ambtenaren, indien bewezen, verminderd toe te rekenen. Het recidive risico wordt ingeschat op hoog.
Het wordt noodzakelijk geacht dat de verdachte op een stabiele plek blijft wonen, hij gestimuleerd en gemotiveerd wordt tot (behoud) van structurele dagbesteding (opleiding, werk) en dat zijn morele, emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling positief bijgestuurd wordt, bijvoorbeeld door vormen van cognitieve gedragstherapie, psychomotore therapie (PMT) en eventueel schematherapie.
De verdachte dient zowel behandeling te krijgen voor zijn stoornis in cannabisgebruik als voor zijn psychiatrische kwetsbaarheid. Psycho-educatie vond al plaats in RJJI De Hartelborgt, maar dient blijvend plaats te vinden om het inzicht in zijn kwetsbaarheid, het daaruit voortvloeiend impulsief en agressief handelen en de effecten van cannabis te vergroten. De verdachte zegt nu gestopt te zijn met cannabis, maar dit dient geobjectiveerd te worden met urinecontroles.
Naar mening van rapporteurs is een dwingend opgelegd strafrechtelijk kader noodzakelijk om toezicht op de naar inschatting langer durende behandeling en begeleiding van de verdachte te kunnen waarborgen.
De voorkeur van rapporteurs gaat er dan ook naar uit om de dagbehandeling bij [naam instelling] en begeleiding door de jongerencoach te laten plaatsvinden binnen het kader van een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). Binnen het kader van deze maatregel wordt fors toezicht met bijvoorbeeld elektronische monitoring en urinecontroles geïndiceerd geacht.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juni 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit zowel het algemeen recidive risico als het Dynamisch Risico Profiel komt een hoge kans op herhaling van delictgedrag naar voren, met name op de domeinen geestelijke gezondheid, houding, vaardigheden. Ook heeft de Raad zorgen om het softdrugsgebruik van de verdachte en zijn impulsieve gedrag.
Voor het voorkomen van herhaling is het van belang dat de verdachte alert is op het tijdig herkennen van probleemsituaties, zodat hij hier afstand van kan nemen. De huidige behandeling bij [naam instelling] moet hem handvatten bieden en een gedragsverandering in gang zetten.
De Raad sluit zich aan bij het advies van de deskundigen. Een langdurige behandeling is noodzakelijk gezien de aard en de ernst van het ten laste gelegde, de ernst en complexiteit van de problematiek van de verdachte en de urgente zorg voor ondersteuning van hem en het gezinssysteem. Het strakke kader, nodig voor een effectieve behandeling, lijkt vanuit een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden het beste aan te sluiten bij de mogelijkheden en behoeftes van de verdachte. Hierbij is het meewerken aan een poliklinische individuele en systemische behandeling bij een instelling zoals [naam instelling] of een gelijksoortige instelling noodzakelijk. Daarnaast wordt het volgen van onderwijs en de continuïteit hiervan als bijzondere voorwaarde geadviseerd. Jeugdreclasseringscontacten zijn als bijzondere voorwaarde nodig om het proces van behandeling en de schoolgang te borgen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om controle, waaronder urinecontroles, en een strikt kader aan te brengen.
Gezien de motivatie voor behandeling en het ondersteunende systeem is er voldoende waarborg voor de veiligheid van de verdachte zelf en anderen om een voorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren.
Door de Raad wordt er verder een hoog recidive risico gezien voor het wederom plegen van een feit met een geweldscomponent. Hoewel de verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict is de Raad van mening dat uit het Pro Justitia onderzoek voldoende blijkt dat, gezien de aanwezige problematiek, er zonder behandeling ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling. Dit maakt dat de Raad adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar (DUT) te verklaren.
De Raad adviseert dan ook een voorwaardelijke maatregel PIJ op te leggen. Naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel is een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend, die de duur van het voorarrest niet overschrijdt.
Om de kans op herhaling van normoverschrijdend gedrag te verlagen adviseert de Raad dat de verplichte jeugdreclassering wordt voortgezet en dat jeugdreclassering bekijkt welke verder in te zetten hulp kan aansluiten op de behandeling door [naam instelling] en de coaching vanuit E25. De jeugdreclassering kan de verdachte blijven begeleiden naar een passend scholing/dagbesteding en de regie houden in de samenwerking met de hulpverleners binnen het systeem. Daarbij is de Elektronische Monitoring (EM) en het bijbehorende gebiedsgebod van belang, zodat de verdachte zich gecontroleerd en gelokaliseerd weet.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en een onvoorwaardelijke jeugddetentie, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • meewerkt aan de behandeling bij [naam instelling] en de therapieën die door hen noodzakelijk worden geacht,
  • meewerkt aan de coaching (zoals E25 of een vergelijkbare instelling), zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht,
  • verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht,
  • meewerkt aan een avondklok, waarbij de tijden worden vastgesteld door de jeugdreclassering en waarvan de duur is zo lang de Jeugdreclassering dit nodig acht,
  • meewerkt aan de voorwaarden die gesteld zijn voor elektronische monitoring,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
JBRR sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en de psychiater om aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met de dadelijke uitvoerbaarheid van de daarbij aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden. JBRR adviseert bij de voorwaardelijke PIJ-maatregel bijzondere voorwaarden op te leggen die overeen komen met de door de Raad geadviseerde voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de jeugdreclasseringswerker van JBRR het rapport toegelicht.
Zij heeft verklaard achter het advies van de psycholoog en de psychiater te staan om aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en de daarbij op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Twee weken geleden is er een evaluatie bij [naam instelling] geweest waaruit naar voren is gekomen dat het daar momenteel goed gaat met de verdachte. Op dit moment doet de verdachte goed mee en is hij eerlijk. Ook doet hij, als hij er is en niet heeft gebruikt, goed mee met de groepsgesprekken. Op school is er een periode geweest dat hij er weinig was. Hij kwam slecht zijn bed uit. Maar de laatste weken is het goed gegaan.
Met betrekking tot de bij de voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen voorwaarden is het volgende naar voren gebracht.
Met betrekking tot het opleggen van EM, zoals door de psycholoog en de psychiater geadviseerd, is het de vraag in hoeverre dit op dit moment passend is. Met name omdat de verdachte nu al langere tijd geen EM meer heeft en het tijd is dat hij op eigen benen leert staan. Hij is nu bijna 18 jaar. Daarnaast zijn er ook nog andere middelen, zoals een avondklok, om zicht op hem te houden en hem te begrenzen. JBRR zou dan ook graag zien dat als bijzondere voorwaarde een avondklok wordt opgelegd voor de duur van zes maanden. Binnen die periode kan dan gewerkt worden aan verruiming van de tijden, maar heeft JBRR ook de mogelijkheid om, als blijkt dat het niet goed gaat met de verdachte omdat hij bijvoorbeeld weer gaat blowen waardoor de remmen los gaan, de tijden en speelruimte van de verdachte in te perken.
JBRR adviseert ook als bijzondere voorwaarde aan de verdachte op te leggen dat hij mee zal werken aan urinecontroles. Op dit moment vinden er soms urinecontroles plaats en JBRR heeft de laatste tijd daarvan geen negatieve terugmeldingen gekregen. Gezien het risico dat samenhangt met het gebruik van cannabis is het wel van belang om dat te kunnen blijven monitoren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder de parketnummer 10/243673-23 onder 2 en 10/052078-24 sprake is van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van deze tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en met het feit dat uit de rapportages naar voren is gekomen dat het niet wenselijk wordt geacht om aan de verdachte een langere jeugddetentie op te leggen dan de tijd die hij al in voorarrest heeft gezeten. Bij de aan de verdachte op te leggen straf overweegt de rechtbank verder het volgende.
Ten tijde van het plegen van het feit zoals bewezen verklaard onder parketnummer 10/052078-24 (spugen naar de arrestantenbewaarders) was de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar als gevolg van een manisch-psychotisch toestandsbeeld veroorzaakt door overmatig cannabisgebruik. De verdachte is voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar, heeft als minderjarige in deze toestand langere tijd op het politiebureau moeten verblijven en is als gevolg van het in manisch-psychotische toestand plegen van het bewezenverklaarde feit vervolgens op het politiebureau weinig zachtzinnig in bedwang gehouden. Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat aan de verdachte voor dit bewezenverklaarde feit geen (extra) straf zal worden opgelegd.
De rechtbank zal gezien het bovenstaande dan ook aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van de hierna te melden duur.
PIJ-maatregel
Naast de jeugddetentie zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie en de over de verdachte uitgebrachte adviezen, aan de verdachte voorwaardelijk de PIJ-maatregel opleggen.
De rechtbank stelt vast dat de onder parketnummer 10/243673-23, 13/099529-24 primair en 05/325356-23 gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van dat wat de psycholoog, de psychiater, de Raad en JBRR in hun rapporten hebben geadviseerd is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien de verdachte (mede) veroordeeld zal worden wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen PIJ-maatregel de hierna te noemen voorwaarden verbinden, nu die voorwaarden door de deskundigen, de Raad en JBRR worden geadviseerd en voor de verdachte noodzakelijk worden geacht. Anders dan door de deskundigen en de Raad is geadviseerd, zal de rechtbank afzien van het opleggen van elektronische monitoring als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke op te leggen PIJ-maatregel, aangezien JBRR gemotiveerd heeft onderbouwd dat hiervoor onvoldoende noodzaak aanwezig is. De voorwaardelijke PIJ-maatregel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen en diefstal met geweld. Gelet op de ernst van de feiten en de hierboven genoemde rapportages en adviezen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico hoog is, bij de verdachte sprake is van diverse stoornissen en hij gebaat is bij strakke kaders en duidelijke afspraken, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, zonder behandeling en strakke kaders wederom een dergelijk misdrijf zou kunnen begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
- [slachtoffer 2] , wonende te Amsterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/243673-23 onder 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 700,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [slachtoffer 3] , domicilie kiezende te Rotterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/052078-24 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [slachtoffer 4] , domicilie kiezende te Rotterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/052078-24 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [slachtoffer 1] , wonende te Amsterdam, ter zake van het onder parketnummer 13/099529-24 primair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1550,- aan materiële schade en een bedrag van € 3000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
  • matiging van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van 500 euro met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • matiging van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tot een bedrag van ieder 100 euro met wettelijke rente, zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de materiële schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het bedrag van de kosten van de bril met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de overige door hem gevorderde materiele schade. Voorts heeft zij geconcludeerd tot matiging van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van 500 euro, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit:
  • de benadeelde partij [slachtoffer 2] primair niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd, subsidiair de vordering te matigen;
  • de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] primair af te wijzen aangezien de verdachte vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde feit, subsidiair de gevorderde materiele schade met betrekking tot de jas en de hoodie af te wijzen, aangezien de benadeelde partij deze goederen heeft teruggekregen en niet is gebleken dat deze goederen beschadigd zijn, en ten aanzien van de gevorderde immateriële de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in dit deel van de vordering aangezien deze schade onvoldoende is onderbouwd, subsidiair het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
Nu de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd levert de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder parketnummer 10/052078-24 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid bij ieder van de benadeelde partijen worden vastgesteld op € 100,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 oktober 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
Nu de vordering met betrekking tot de materiële schade niet voldoende is onderbouwd, levert de behandeling van dit deel van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien stukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen en dat zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet:
  • de benadeelde partijen De [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ieder een schadevergoeding betalen van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
Tevens wordt bij deze benadeelde partijen oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis onder parketnummer 10/086382-23 van 19 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en ter zake van het tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 78 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 4 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Het standpunt van zowel de officier van justitie als de raadsvrouw is dat de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde jeugddetentie moet worden afgewezen, omdat de verdachte er, gezien de ingezette hulp en begeleiding, niet bij gebaat is om nu wederom vast te komen zitten.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet gebaat is bij de tenuitvoerlegging van de onder genoemd parketnummer door de kinderrechter aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal om die reden de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 267, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/243673-23 onder 1 en 2, parketnummer 10/052078-24, parketnummer 13/099529-24 primair en parketnummer 05/325356-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd mee zal werken aan behandeling bij [naam instelling] of een vergelijkbare instelling en mee zal werken aan de therapieën die door de behandelaar(s) noodzakelijk wordt(en) geacht;
  • mee zal werken aan de coaching door E25 of een vergelijkbare instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
  • zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich houden zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis aan de [adres] , [postcode] Rotterdam zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
  • gedurende de proeftijd onderwijs en/of stage zal volgen en zich hierbij zal houden aan het (school)rooster en aan de afspraken die met hem worden gemaakt;
  • gedurende de proeftijd een zinvolle vrijetijdsbesteding zal hebben en behouden in de vorm van werk en/of sport;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zolang als de jeugd/reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis onder parketnummer 10/086382-23 van 19 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 100,- (zegge: honderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]te betalen
€ 100,-(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 100,- (zegge: honderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]te betalen
€ 100,-(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro),aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis onder parketnummer 10/086382-23 van 19 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-243673-23
1
hij op of omstreeks 22 september 2023 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool, van het merk Bruni SRL, BBM, kaliber 7.65mm voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 7 oktober 2023 te Amsterdam een Louis Vuitton muts, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( met kracht) voornoemde muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] af te trekken en/of
- aan die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen "geef me die muts anders pak ik die 'P'(pistool)" en/of "laat me die 'P' niet trekken";
Parketnummer 10-052078-24
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Rotterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (arrestantenverzorger van politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 4] (assistent beveiliging van politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door door meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van voornoemde de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te spugen;
Parketnummer 13-099529-24
hij, op of omstreeks 19 september 2023 te Amsterdam, althans te Nederland, een Cartier bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] in een nekklem vast te houden, althans bij zijn nek vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal, te slaan en/of stompen op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 19 september 2023 te Amsterdam, althans te Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] in een nekklem vast te houden, althans bij zijn nek vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal, te slaan en/of stompen op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam;
Parketnummer 05-325356-23
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 14 september 2023 te Borculo, gemeente Berkelland, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere geldbedragen (te weten: 3.500,- euro en/of 3.265,30 euro), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich
(telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- onbevoegd te pinnen met de bankpas/pinpas (behorende bij [rekeningnummer] ) van die [slachtoffer 5] .