ECLI:NL:RBROT:2024:12867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
10-172226-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer van bijna 8 kilogram cocaïne met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de invoer van bijna 8 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1998 en ingeschreven op een adres in Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. H. Raza. De tenlastelegging omvatte de invoer van 7.924 gram cocaïne, met als impliciet subsidiair de opzettelijke aanwezigheid van deze hoeveelheid. De officier van justitie, mr. M.J. Kruit, eiste een gevangenisstraf van 44 maanden, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.

Tijdens de zitting op 2 december 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 23 mei 2024 cocaïne vanuit België naar Nederland had ingevoerd. Dit werd onderbouwd door bewijsmateriaal, waaronder gegevens van de telefoon van de verdachte, die aangaven dat hij op het moment van de invoer in België was. De verdachte ontkende de invoer, maar de rechtbank hechtte geen waarde aan zijn verklaring, gezien de sterke bewijsvoering.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet. Gezien de ernst van het feit, dat bijdroeg aan de problematiek van harddrugs in de maatschappij, werd een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De in beslag genomen mobiele telefoons werden verbeurd verklaard, aangezien deze gebruikt waren bij het bewezen feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-172226-24
Datum uitspraak: 16 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat is impliciet primair aan de verdachte ten laste gelegd dat hij 7.924 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Impliciet subsidiair is ten laste gelegd dat hij die hoeveelheid opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde invoer van cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij de verdovende middelen in Nederland in ontvangst heeft genomen zodat slechts bewezen kan worden dat hij die verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Op basis van de inhoud van het dossier kan niet bewezen worden dat de verdachte de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen heeft ingevoerd.
4.1.2.
Beoordeling
Het kenteken van de personenauto van de verdachte was op basis van een waarneming op 15 mei 2024 ingevoerd in een Automatic Numberplate Recognition (ANPR) referentiebestand. Op 23 mei 2024 zagen verbalisanten dat het voertuig op de autosnelweg A4 een melding gaf omdat het omstreeks 20:58 uur Nederland binnenreed vanuit België. Om 21:19 uur hebben verbalisanten de auto daadwerkelijk zien rijden op de autosnelweg A29 ter hoogte van de Haringvlietbrug, waarna het voertuig naar de bestemming aan de [straatnaam] in Rotterdam is gevolgd.
Ter plaatse zag de politie dat de verdachte op de achterbank van het voertuig plaatsnam kort nadat hij de auto had geparkeerd. Politieagenten hebben de verdachte gecontroleerd en zagen dat het zijpaneel van de achterdeur van de auto openstond. Er waren blokken (met naar later is gebleken: verdovende middelen) zichtbaar. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij ongeveer acht kilogram cocaïne vervoerde.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte de verdovende middelen vanuit België heeft ingevoerd. In de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, zijn de applicaties Flitsmeister en Waze onderzocht. Daaruit blijkt dat de verdachte op 23 mei 2024 in België is geweest. Met de applicatie Waze is tussen 19:59 en 21:34 uur een rit gestart in Anderlecht, België. Met de applicatie Flitsmeister is om 20:33 uur vanaf de A12 ten zuiden van Antwerpen, België genavigeerd naar Rotterdam. De routes in de beide applicaties komen overeen. In het dossier bevindt zich ook een proces-verbaal van bevindingen over de benodigde reistijd tussen die twee punten met een aangenomen snelheid van honderddertig kilometer per uur. Dat klopt precies.
Daartegenover staat enkel de ontkennende verklaring van de verdachte die inhoudt dat hij de verdovende middelen niet in België, maar binnen het grondgebied van Nederland in ontvangst heeft genomen. De verdachte heeft niet willen verklaren over het doel van zijn reis naar België en hij heeft niet – ook niet in algemene termen waardoor hij anderen niet belast – verklaard over de plek waar of de omstandigheden waaronder hij de verdovende middelen dan in ontvangst zou hebben genomen. De rechtbank hecht daarom geen waarde aan de ontkennende verklaring van de verdachte. Speculaties over de snelheid waarmee de verdachte zou kunnen hebben gereden als hij toch een korte stop in Nederland zou hebben gemaakt, worden om die reden niet als ontlastend meegewogen.
Gelet op het voorgaande kan het impliciet primair ten laste gelegde worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 5918 gram en 2006 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer acht kilogram cocaïne. De handel in harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Zo gaat deze vaak gepaard met diverse vormen van (zware en georganiseerde) criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met deze handel wordt verdiend. Ook zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot. Deze drug is namelijk erg verslavend en kan bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 augustus 2024. Dit rapport houdt onder meer in dat de reclassering – bij veroordeling – adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, omdat interventies en toezicht niet nodig worden geacht. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om dat verzoek te honoreren. Gelet op de ernst van het feit zou het achterwege laten van een verdere onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen passende reactie zijn. Wel ziet de rechtbank aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank houdt rekening met de proceshouding van de verdachte. Hij heeft enige openheid en inzicht in zijn handelen getoond. De rechtbank zal een lagere straf en een fors deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoons verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoons zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezenverklaarde feit:
- 1 Samsung GSM, goednummer [beslagnummer 1] ;
- 1 Samsung GSM, goednummer [beslagnummer 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5918 gram en/of 2006 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.