ECLI:NL:RBROT:2024:12780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7816
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de verlaging van bijstandsuitkering wegens weigering vrijwilligerswerk

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de verlaging van de bijstandsuitkering van de eiser met 30% voor de duur van één maand, omdat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om vrijwilligerswerk te verrichten. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft verlaagd. Eiser had aangegeven geen vrijwilligerswerk te willen doen, ondanks dat hij medisch belastbaar was voor 16-24 uur per week. Het college had geprobeerd een passende vrijwilligerswerkplek te vinden, maar eiser weigerde dit. De rechtbank concludeert dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en dat zijn weigering als maatregelwaardig gedrag kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel niet ontoelaatbaar was, ook al werd deze een maand later toegepast dan de datum van bekendmaking.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, R.P. Evegaars, en heeft de partijen geïnformeerd over de procedure voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7816

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

29 november 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. I. Plaisier).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. In deze zaak gaat het om de vraag of het college terecht eisers bijstandsuitkering voor de duur van één maand bij wijze van maatregel heeft verlaagd met 30%, om de reden dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet).
2. De rechtbank onderschrijft het standpunt van het college dat de maatregel terecht en op goede gronden is opgelegd. Hoewel uit het medisch onderzoek volgt dat eiser 16-24 uur per week belastbaar is, heeft de activeringscoach gezocht naar een instantie die vrijwilligerswerk aanbiedt voor vier uur per week, nu eiser aanvankelijk had aangegeven tweemaal twee uur per week inzetbaar te zijn. Het college heeft daarmee voldoende rekening gehouden met de omstandigheden van eiser. Eiser heeft vervolgens echter herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat hij in het geheel geen vrijwilligerswerk wil doen. Gelet op die weigering is het begrijpelijk dat het college het traject niet nader concreet heeft ingevuld en met eiser heeft besproken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het medisch onderzoek niet klopt, hoewel het college hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld. Het college heeft eisers weigering daarom als maatregelwaardig gedrag mogen kwalificeren. Hoewel een maatregel volgens de Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ wordt toegepast met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel is bekendgemaakt, is het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet ontoelaatbaar dat het college de maatregel een maand later heeft toegepast.
3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
4 . Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024 door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.