ECLI:NL:RBROT:2024:12771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/070681-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep; veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van lachgas, de handel in lachgas en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, lachgas en cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep in de loods. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de hennep in dezelfde loods was aangetroffen als de lachgasflessen en cocaïne niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte ook over de hennep beschikte.

De rechtbank verklaarde echter wel bewezen dat de verdachte opzettelijk lachgas aanwezig had en handelde in lachgas, evenals het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte had in totaal 595,4 kilogram lachgas in een garagebox en 4,8 gram cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 2.500,-. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt bij de handel in lachgas.

De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, bepalend waren voor de opgelegde straf. De verdachte had zich gedurende elf maanden schuldig gemaakt aan de verkoop van lachgas, wat bijdroeg aan de maatschappelijke problemen rondom het gebruik van lachgas als recreatief middel. De rechtbank concludeerde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/070681-24
Datum uitspraak: 4 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een geldboete van € 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 4)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte 90 gram hennep aanwezig heeft gehad. De hennep is immers aangetroffen in de loods waarin ook de lachgasflessen en cocaïne zijn aangetroffen en daarvan heeft de verdachte het bezit bekend.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de hennep is aangetroffen in een loods waarin ook de aan de verdachte toebehorende lachgasflessen en cocaïne zijn aangetroffen, onvoldoende is om te kunnen concluderen dat de verdachte óók beschikkingsmacht had over en wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er hennep in de loods lag en er is geen bewijs waaruit het tegendeel blijkt. Uit het dossier blijkt namelijk niet waar in de loods de hennep is aangetroffen en of de hennep al dan niet in het zicht lag of in de buurt van de stapel dozen met lachgasflessen en het daarop gelegen schoudertasje van de verdachte, waarin cocaïne zat. De verdachte was ten tijde van het aantreffen van de hennep ook niet alleen in de loods en bovendien was hij niet de enige die over een sleutel van de loods beschikte. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte de hennep in de loods heeft gelegd zonder dat de verdachte daarvan wist.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1, 2 en 3)
Het onder 1 (het opzettelijk aanwezig hebben van lachgas), het onder 2 (de handel in lachgas) en het onder 3 (het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne) ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 november 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een garagebox / opslagbox aan de [adres 2] flessen, met een
totaal gewicht van 595,4 kilogram met distikstofmonoxide (lachgas),
en
in een auto 5 flessen, met een totaal gewicht van 10
kilogram met distikstofmonoxide (lachgas), zijnde distikstofmonoxide (lachgas) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 01 januari 2023 tot en met 30 november 2023 te
Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee en/of te Rotterdam en/of (elders) in
Nederland meermalen, opzettelijk
heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt,
hoeveelheden distikstofmonoxide (lachgas),
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 30 november 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
4,8 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Door de verdediging is bepleit dat niet vast is komen te staan dat er gedurende de gehele onder feit 2 ten laste gelegde periode lachgas is verkocht en dat hiermee bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden.
Uit de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, volgt dat er al een lange periode intensief werd gehandeld in lachgas. Daarbij werd gebruik gemaakt van een automatische reactie op berichten van geïnteresseerden, en van reclamemateriaal. Er was dus sprake van een professionele manier van dealen. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de stelling van de verdachte dat de telefoon ook door anderen werd gebruikt. Bovendien is de verdachte door getuige [getuige] aangewezen als de dealer bij wie hij al anderhalf jaar lachgas kocht. Daar komt bij dat de stelling van de verdachte dat hij slechts een paar keer lachgasflessen had afgeleverd voor een ander en toen pas besloot zelf te handelen in lachgasflessen, maar nog geen concreet plan had voor de verkoop van de lachgasflessen die in de loods zijn aangetroffen, niet aannemelijk is. Immers, niet valt in te zien dat aan de verdachte een grote hoeveelheid lachgasflessen wordt geleverd, die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt en die hij vóóraf niet hoeft te betalen, zonder dat hij beschikt over een noemenswaardig netwerk en ervaring op het gebied van verkopen en afleveren van lachgasflessen.
Het strafmaatverweer van de verdediging wordt dus verworpen.
De verdachte heeft zich gedurende elf maanden schuldig gemaakt aan de veelvuldige verkoop van lachgasflessen. In een loods is een zeer grote hoeveelheid lachgas aangetroffen, die aan de verdachte toebehoorde. Daarnaast is een hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
De laatste jaren is sprake van toenemende problemen op allerlei terreinen (onder meer de gezondheidszorg, criminaliteit en het milieu) als gevolg van het gebruik van lachgas als recreatief roesmiddel, vooral door jongeren. Om die reden is lachgas (distikstofmonoxide) sinds 1 januari 2023 opgenomen in lijst II van de Opiumwet. Door te handelen in lachgas heeft de verdachte bijgedragen aan de destructieve cyclus van criminaliteit, gezondheidsschade en maatschappelijke ontwrichting.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting bieden vooralsnog geen richting voor de op te leggen straf. De Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs (2023R003) van het Openbaar Ministerie gaat niet verder dan de categorie die ziet op een hoeveelheid van meer dan 40 kilogram. In deze zaak gaat het om meer dan vijftien keer zoveel lachgas. Om die reden heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van softdrugs en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij het gewicht de maatstaf vormt.
De rechtbank is van oordeel dat – gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten – niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een geldboete aan de verdachte op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon, merk Samsung, verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen telefoon.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon van het merk Samsung (met omschrijving [nummer proces-verbaal] ) zal worden verbeurd verklaard. De handel in lachgas is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: de Samsung telefoon met omschrijving [nummer proces-verbaal] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. P. Joele en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 november 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een garagebox / opslagbox aan de [adres 2] / cilinders, met een
(totaal) gewicht van (ongeveer) 595,4 kilogram met distikstofmonoxide (lachgas),
althans een (grote) hoeveelheid flessen / cilinders met distikstofmonoxide (lachgas),
en/of
(in een auto) 5 flessen / cilinders, met een (totaal) gewicht van (ongeveer) 10
kilogram met distikstofmonoxide (lachgas), althans een (grote) hoeveelheid flessen
/ cilinders met distikstofmonoxide (lachgas),
zijnde distikstofmonoxide (lachgas) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 30 november 2023 te
Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee en/of te Rotterdam en/of (elders) in
Nederland
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt,
hoeveelheden, althans een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas),
zijnde dit een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op of omstreeks 30 november 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 30 november 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 90 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.