ECLI:NL:RBROT:2024:12753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/182990-24 en 10/075717-24 vordering TUL VV: 10/028151-22 en 10/242321-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Diefstal met bedreiging en vuurwapen, opgelegde jeugddetentie en schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een juwelier in Schiedam op 29 februari 2024. De verdachte werd veroordeeld voor diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen meerdere personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Daarnaast was er sprake van eendaadse samenloop van het medeplegen van het voorhanden hebben van een (omgebouwd) vuurwapen en munitie, meermalen gepleegd. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 134 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. De vorderingen van benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde had gemaakt, wat een stevige reactie vereiste. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de noodzaak voor behandeling van zijn trauma's. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering om herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/182990-24 en 10/075717-24 (gevoegd ttz)
Parketnummers vordering TUL VV: 10/028151-22 en 10/242321-22
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 17 september 2024.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/075717-24 primair (poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling) en subsidiair (bedreiging) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1 (overval op juwelier), 2 (medeplegen van het voorhanden hebben van een revolver met munitie) en 3 (medeplegen van het voorhanden hebben van een alarmpistool met munitie) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), waarbij de duur van de avondklok en van de elektronische monitoring wordt gereduceerd tot vier maanden;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/075717-24 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 29 februari 2024 te Schiedam
tezamen en in vereniging met anderen
uit het winkelpand van [naam juwelier], gelegen aan [adres 2], meerdere horloges en arm
banden en kettingen die aan [naam juwelier] en [naam bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2],
[slachtoffer 3]en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- vuurwapens, te tonen aan en te richten op voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4],
- aan voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is klaar nu, telefoons inleveren",
- voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen om op de grond te liggen en op hun knieën te gaan zitten,
- met een hamer vitrines in voornoemd winkelpand kapot te slaan;
2
hij op 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van
tweerevolver
svan het merk BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR
en voor die vuurwapens geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van Categorie III, te weten drie kogelpatronen van kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
3
hij op 29 februari 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk BBM
en voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van Categorie III, te weten een knalpatroon van kaliber 8mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2.en 3.

De eendaadse samenloop van:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De zeventienjarige verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een juwelier, waarbij de verdachte en een mededader in het bezit waren van een vuurwapen. Op het moment dat de verdachten de winkel betraden zat de juwelier samen met een vertegenwoordigster van een sieradenmerk aan een tafel. De verdachte is op hen afgelopen en heeft onder bedreiging van het vuurwapen de sieraden die op tafel lagen weggenomen. Vervolgens zijn de juwelier, de vertegenwoordigster en twee medewerksters, die in de winkel aanwezig waren, gedwongen om naar de ruimte achter in de winkel te gaan en om daar op de grond te gaan liggen of op hun knieën te gaan zitten. De derde mededader was in het bezit van een klauwhamer, waarmee vitrines kapot zijn geslagen, waarna sieraden, kettingen en horloges zijn weggenomen. Met zijn handelen heeft de verdachte de slachtoffers angst aangejaagd en geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Dergelijk intimiderend en gewelddadig gedrag versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog gedurende langere tijd psychische gevolgen van de gebeurtenis ondervinden. Dit blijkt ook uit de (ter terechtzitting gegeven) toelichting bij de ingediende vordering(en) tot schadevergoeding.
De verdachte heeft zich tevens samen met anderen schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kan leiden tot het toebrengen van ernstige schade aan personen en/of goederen en tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raadheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 september 2024. Daarin staat onder meer dat niet kan worden uitgesloten dat bij de verdachte sprake is van een lichtverstandelijke beperking. Ook lijkt sprake van een tekort aan vaardigheden en van achterliggend trauma. Om de kans op herhaling van strafbaar gedrag in de toekomst te beperken, is het belangrijk dat de verdachte meewerkt aan behandeling en aan diagnostiek, en dat hij zo spoedig mogelijk een passende dag- en vrijetijdsbesteding heeft. Om de druk op de verdachte om aan deze voorwaarden mee te werken te verhogen, adviseert de Raad om een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van passende dag- en vrijetijdsbesteding, meewerkt aan behandeling van De Waag of een soortgelijke instantie, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan diagnostisch onderzoek, meewerkt aan (andere) hulpverlening of begeleiding, meewerkt aan elektronisch toezicht, meewerkt aan een avondklok, zich houdt aan een locatieverbod en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers.
Op de zitting is als
deskundigegehoord, [naam], jeugdreclasseerder bij JBRR. Hij heeft verklaard dat het niet duidelijk is of het moeizame verloop van de behandeling bij De Waag, dat in het kader van een eerdere veroordeling is opgelegd, komt door onwil of door bedreigingen richting de verdachte. Het is frustrerend dat veel zaken die voor de verdachte geregeld moeten worden niet van de grond komen door zorgen over de veiligheid van de verdachte. Het is helpend dat De Waag nu beslist heeft om de behandeling van de verdachte in een andere stad te laten plaatsvinden. De verdachte heeft deze behandeling en een dagbesteding nodig om respectievelijk zijn trauma’s te kunnen verwerken en om de kans op herhaling van crimineel gedrag te verkleinen. Eerder volgde de verdachte dagbesteding bij Bon Sjans, dat ook vanwege dreigingen richting de verdachte, vroegtijdig is geëindigd. Dat de verdachte nu zelf met Bon Sjans bespreekt hoe hij daar opnieuw dagbesteding kan volgen, geeft meer vertrouwen in een positief verloop hiervan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden door openheid van zaken te geven en dat hij spijt heeft betuigd. Ook weegt de rechtbank mee dat het verblijf in voorarrest grote impact op de verdachte heeft gehad. Het is goed mogelijk dat de door de verdachte opgelopen trauma’s hebben bijgedragen aan de keuze die de verdachte heeft gemaakt om de juwelier te overvallen. Om deze trauma’s te kunnen verwerken is behandeling noodzakelijk. Die behandeling kan binnenkort bij De Waag plaatsvinden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat een straf die meebrengt dat de verdachte terug moet naar de jeugdgevangenis, ondanks de ernst van de feiten, niet passend is. Het is meer in het belang van de verdachte én de samenleving dat de verdachte met zichzelf aan de slag gaat en dat de voorzichtig ingezette positieve lijn wordt doorgezet. De rechtbank zal, gelet op het advies van de Raad, waaruit blijkt dat hij begeleiding van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit strafdeel dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers ook een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1 (overval op juwelier) tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 35.000,- aan immateriële schade. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij nog een bedrag van € 300,- aan materiële schade gevorderd, bestaande uit kosten van het eigen risico van de verzekering als gevolg van het repareren van de kapotte vitrinekasten.
8.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij redelijk en billijk, maar refereert zich voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.3.
Standpunt verdediging
De verdediging betwist de vordering niet voor zover deze ziet op de verzochte materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verzoekt de verdediging primair om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen omdat de psychische klachten niet met stukken zijn onderbouwd. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat nader onderzoek van de vordering een onevenredige belasting vormt van het strafgeding, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.1.4.
Beoordeling
Inleiding
De rechtbank constateert, gelet op de ter terechtzitting nader gegeven toelichting van de benadeelde partij op de ingediende vordering, dat de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade een vordering heeft ingediend namens zichzelf en namens zijn werknemers [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. Dit komt neer op een bedrag van
€ 8.750,-- per persoon. Op grond van artikel 51f lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Dit betekent dat de benadeelde partij - zonder daartoe strekkende machtiging - geen schade voor zijn werknemers kan vorderen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het deel van de vordering voor zover dit betrekking heeft op immateriële schade van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4], in totaal € 26.250,--, niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immateriële schade
Ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van het resterende deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.5.
Conclusie
De verdachte moet
de benadeelde partij [benadeelde partij 1]een schadevergoeding betalen van
€ 2.300,- vermeerderd met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding van [benadeelde partij 1] wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1 (overval op juwelier) tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.543,85 aan materiële schade, bestaande uit beschadigde of wegnomen sieraden, salariskosten in verband met afwezigheid van de medewerkster en omzetverlies.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat een duidelijke onderbouwing hiervan ontbreekt.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft gespecificeerd aangegeven dat zij € 404,13 aan schade heeft geleden door beschadiging of wegneming van (nabootsingen van) sieraden tijdens de overval. Die gevorderde schade komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en nu deze schadepost door de verdachte niet voldoende is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de overige schadeposten, zijnde de salariskosten en het omzetverlies, is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De vordering van de benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 2] betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]een schadevergoeding betalen van
€ 404,13, vermeerderd met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1 (overval op juwelier) tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij heeft in de vordering geen bedrag genoemd.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu er geen bedrag is ingevuld.
8.3.3.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er geen bedrag aan schade is ingevuld.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis
met parketnummer 10/028151-22van 2 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, na aftrek van het voorarrest 36 uren resterend, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 september 2022.
Bij vonnis
met parketnummer 10/242321-22van 15 december 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van steekwapenbezit veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 30 december 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging. De verdediging verzet zich daar niet tegen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij de vonnissen met parketnummers 10/028151-22 en 10/242321-22 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/075717-24 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/182990-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
134 (honderdvierendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of stage en/of werk;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- zijn medewerking zal verlenen aan behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling, indien nodig zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en aan hulpverlening/begeleiding die daaropvolgend wordt geadviseerd;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van 4 (vier) maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag; waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch monitoring zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring in de vorm van gps-enkelband voor de maximale duur van 4 (vier) maanden: dit houdt ook in dat de verdachte dagelijks tussen 07:00 uur en 22:00 uur de enkelband tenminste drie uur oplaadt;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 2] 2005, [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum 3] 2005, [medeverdachte 3], geboren op [geboortedatum 4] 2009, [medeverdachte 4], geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [medeverdachte 5], geboren op [geboortedatum 6] 2005
Van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde
bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 2.300,- (zegge: tweeduizend driehonderd euro), bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 404,13 (zegge: vierhonderdvier euro en dertien eurocent), bestaande uit materiële schade;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 2.300,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend driehonderd euro), bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 404,13(hoofdsom, zeg
ge: vierhonderdvier euro en dertien eurocent), bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 36 uren subsidiair 18 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 2 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/028151-22;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 15 december 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/242321-22;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/182990-24
1
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
uit het (winkel)pand van [naam juwelier], gelegen op/aan [adres 2], meerdere horloges en/of armanden en/of kettingen, in elk geval (enig) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam juwelier] en/of [naam bedrijf], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere vuurwapens, althans op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), te tonen aan en/of te richten op voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
- aan voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Ga naar achter, ga naar achter" en/of "Het is klaar nu, telefoons inleveren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen om op de grond te liggen en/of op hun knieën te gaan zitten,
- met een hamer, althans een hard voorwerp, meerdere vitrines in voornoemd (winkel)pand kapot te slaan;
2
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere, althans een wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR en/of (voor dat/die vuurwapen(s) geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten drie, althans een kogelpatro(o)n(en) van kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk BBM en/of voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten een knalpatroon van kaliber 8mm voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 10/075717-24
Hij, op of omstreeks 7 april 2023 te Rotterdam, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in ieder geval eenmaal op die [slachtoffer 5] heeft geschoten met een vuurwapen of een daarop lijkend wapen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij, op of omstreeks 7 april 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door in ieder geval eenmaal op die [slachtoffer 5] te schieten met een vuurwapen of een daarop lijkend wapen.