ECLI:NL:RBROT:2024:12726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
10/174742-24 en 10/275783-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en schuldheling van een telefoon. Veroordeling voor diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken met parketnummers 10/174742-24 en 10/275783-24. De verdachte, geboren in 2007, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en schuldheling van een telefoon. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een vuurwapen en schuldheling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte deze feiten had gepleegd. Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen meerdere personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op van 110 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd een taakstraf opgelegd in de vorm van een leerstraf van 35 uren, met vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de beslissing om een jeugddetentie op te leggen. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/174742-24 en 10/275783-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 26 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman: mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 12 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, mede zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. De teksten van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 1 en van het in de zaak met parketnummer 10/275783-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en met als aanvullende voorwaarde dat de verdachte ook zal meewerken aan diagnostisch onderzoek;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf (Tools4U Verlengd Plus) voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering parketnummer 10/174742-24 feit 2 (voorhanden hebben vuurwapen)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 10/275783-24 (schuldheling)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Er is sprake van schuldheling van de iPhone 13 die bij de verdachte is aangetroffen omdat de verdachte had moeten weten dat die telefoon afkomstig was van diefstal. Een dergelijke telefoon is veel meer waard dan de € 200,- die de verdachte voor de telefoon heeft geboden.
4.2.2
Beoordeling
Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat de verdachte de telefoon in de ten laste gelegde periode heeft verworven of voorhanden heeft gehad. De telefoon is gestolen op 17 juli 2024 en niet eerder dan 19 juli 2024 vanaf 16:20 uur is het telefoonnummer van de verdachte in de telefoon geplaatst. Ook uit de verklaring van de verdachte tijdens zijn verhoor op 22 juli 2024 dat hij de telefoon “een paar dagen eerder heeft gekocht”, kan niet worden afgeleid dat hij die telefoon al op 17 juli 2024 heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Nu onder de in de tenlastelegging vermelde tijdsaanduiding "op of omstreeks 17 juli 2024" het tijdstip 19 juli 2024 niet kan worden begrepen, zal de verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde schuldheling.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10/174742-24 feit 1 (poging overval)
Het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
hij op 24 april 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, dat aan [naam restaurant], i toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
ente doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op deze personen heeft gericht en- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de rug van die [slachtoffer 6] heeft gedrukt en
- de bril van het gezicht van die [slachtoffer 4] heeft gepakt en die kapot heeft gemaakt en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen een kluis heeft geslagen en
- deze personen de woorden heeft toegevoegd "Ik ga jullie doodschieten, zeg die code" en "Code code! Dit is jullie laatste moment! Anders gaan jullie dood" en "Als jullie naar buiten komen schieten we jullie dood", a, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Parketnummer 10/174742-24
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De toen zestienjarige verdachte heeft zich op 24 april 2024 samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot een gewapende overval op een restaurant in Rotterdam. De verdachte en zijn medeverdachte hebben beiden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op de medewerkers van het restaurant en hen bedreigd tot afgifte van de kluiscode. Hoewel het bij een poging is gebleven, heeft de verdachte samen met de medeverdachte de medewerkers van het restaurant fors bedreigd en ook geweld toegepast. De verdachte heeft zich hierbij laten leiden door financieel gewin en heeft niet stilgestaan bij de impact en de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten daar nog gedurende lange tijd psychisch last van kunnen hebben. Dat het niet is gelukt om de kluis te openen en buit te maken, doet niets af aan de ernst van dit feit en de gevolgen voor de slachtoffers. Een gewapende overval veroorzaakt ook breder binnen de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden de overval te plegen en de rechtbank neemt hem dat zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raadschrijft in het rapport over de verdachte van 8 augustus 2024 dat zijn impulsiviteit in combinatie met antisociale contacten een mogelijke verklaring kunnen geven voor het delictgedrag van de verdachte. Ook blijkt uit onderzoek van de Raad dat de verdachte denkfouten maakt, onvoldoende de relatie ziet tussen oorzaak en gevolg en onvoldoende vaardigheden heeft om bepaalde situaties op passende wijze op te lossen. Daarnaast bestaan er zorgen over de beïnvloedbaarheid van andere jongens op de verdachte en de mate waarin hij in staat is om zijn grenzen aan te geven en nee te zeggen.
Om de kans op recidive te beperken is een intensieve aanpak nodig die is gericht op het vergroten van de vaardigheden van de verdachte. Ook dient er zicht te komen op zijn middelengebruik en, indien nodig, hulpverlening daarvoor worden ingezet. Van belang is ook dat de verdachte zijn schoolgang en vrijetijdsbesteding op positieve wijze voortzet, zijn diploma behaalt en op zoek gaat naar een bijbaan.
De Raad adviseert om een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte naar school gaat volgens het rooster, zich inzet voor het vinden en behouden van structurele vrijetijdsbesteding, inzicht geeft in zijn sociale contacten, zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte en slachtoffers, meewerkt aan hulpverlening als de jeugdreclassering dit nodig vindt, zich houdt aan een avondklok en ter controle van het locatieverbod en -gebod zal meewerken aan elektronische monitoring. Daarnaast adviseert de Raad om een werkstraf in de vorm van een leerstraf (Tools4U) aan de verdachte op te leggen.
JBRRschrijft in haar briefrapport van 7 november 2024 over de verdachte dat hij zich redelijk goed aan de afspraken met de jeugdreclasseerder houdt. Wel heeft de verdachte moeite om zich te houden aan de avondklok en lukte het hem niet altijd om de enkelband tijdig op te laden. Ook vindt de verdachte het soms lastig om activiteiten te plannen, zoals sport en familiebezoek en dit op tijd te overleggen met de jeugdreclasseerder. De verdachte is nog niet in het bezit van een vmbo-diploma en zal in 2025 staatsexamen doen om dit te behalen. In eerste instantie zou de verdachte een BBL-traject van een mbo-opleiding volgen. Omdat de verdachte geen stage heeft kunnen vinden, is hij overgezet naar een BOL-traject. Hierbij krijgt de verdachte les op school en zal hij vervolgens via een stage praktijkervaring opdoen.
JBRR adviseert om een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan toezicht door de jeugdreclassering en meewerkt aan begeleiding van een jongerencoach. Daarnaast adviseert JBRR om een taakstraf, in de vorm van een leerstraf (Tools4U Plus) aan de verdachte op te leggen.
Op de zitting is als
deskundigegehoord [naam], werkzaam als jeugdreclasseerder bij JBRR. Hij heeft verklaard dat het vermoeden bestaat dat de verdachte snel overschat wordt, waardoor een onderzoek naar de vermogens van de verdachte wenselijk is. Gezien wordt dat het de verdachte zelfstandig niet lukt om een bijbaan te vinden en voor zijn schoolgang de stappen te maken die nodig zijn. De verdachte heeft bij dit soort regelzaken iemand nodig die hem meer bij de hand neemt. De jeugdreclasseerder is daarom in gesprek met de betrokken jongerencoach om andere afspraken te maken. Er is een delictanalyse gemaakt en gelet op de vrienden van de verdachte en de keuzes die hij daarin maakt, lijkt de leerstraf Tools4U Verlengd Plus passend, ook omdat daarbij de moeder van de verdachte wordt betrokken. De verdachte staat ervoor open om zijn excuses te maken aan de slachtoffers. Wel vindt de verdachte het lastig om daarin de eerste stap te zetten omdat hij zich schaamt. De verdachte is al akkoord gegaan met een aanmelding voor herstelbemiddeling. De afgelopen maanden heeft de verdachte vanwege de avondklok veel binnen gezeten, daarom wordt nu niet geadviseerd om dit als bijzondere voorwaarde aan de verdachte op te leggen. Ook wordt geen noodzaak gezien voor elektronische monitoring.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ter zitting heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de poging tot overval op een restaurant bekend. De verdachte was echter terughoudend in zijn verklaring over dat wat hem ertoe heeft bewogen een dergelijk ernstig feit te plegen, waardoor de omvang van zijn rol onduidelijk blijft. Dat, in combinatie met de zorgelijke signalen over de vaardigheden van de verdachte, zijn sociale netwerk en de mogelijke beïnvloedbaarheid van anderen op de verdachte en de keuzes die hij maakt, baart de rechtbank zorgen. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd. Overeenkomstig de gegeven adviezen, zullen daarbij de hierna te noemen voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd. Nu de jeugdreclasseerder ter zitting naar voren heeft gebracht dat een enkelband en avondklok niet langer passend zijn, wordt geen aanleiding gezien om dit als bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen. De moeder van de verdachte is zeer betrokken en begeleidt hem in het maken van verstandige keuzes. Met de officier van justitie en de jeugdreclassering ziet de rechtbank wel de noodzaak voor het afnemen van een diagnostisch onderzoek, zodat er meer duidelijkheid komt over de persoon van de verdachte en bij welke begeleiding en hulpverlening hij baat heeft.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Daarnaast zal de rechtbank ook een taakstraf, in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd Plus aan de verdachte opleggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij] ter zake van het onder parketnummer 10/174742-24 onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van de medeverdachte, om toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van de medeverdachte, de vordering te matigen tot een bedrag ter hoogte van € 1.500,-.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het bewezen verklaarde
strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde heeft aangevoerd dat zij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte angstig is
geworden, slecht slaapt en zich onveilig voelt op werk. Daarnaast heeft zij last van herbelevingen, een kort lontje en concentratieproblemen. De aard en de ernst van de normschending brengt met zich dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan
voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon wordt aangenomen. De benadeelde partij is tijdens het verrichten van haar werkzaamheden
overvallen, waarbij er gedreigd is met een wapen en haar bril is afgepakt en vernield. De
rechtbank begroot de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van
€ 1.500,-. De benadeelde partij [benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Zij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend
samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre
jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen
met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte
worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden
begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 2 ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 10/275783-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/174742-24 onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 110 (honderdtien) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 80 (tachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee)jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna ook: de jeugdreclassering) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
naar school zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school;
zich zal inspannen voor het vinden en behouden van structurele vrijetijdsbesteding in de vorm van een sport en/of een bijbaan;
inzicht zal geven in zijn sociale contacten;
zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en zo nodig zal meewerken aan hulpverlening als de jeugdreclassering dit nodig vindt;
zal meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach;
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte], geboren op [geboortedatum 2] 2006, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 3] 1978, [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 4] 1959, [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 5] 1973, [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 6] 1974, [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum 7] 1964 en [slachtoffer 6], geboren op [geboortedatum 8] 1981, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een leerstraf voor de duur van 35 (vijfendertig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U Verlengd Plus van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen
€ 1.500,- (hoofdsom, zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en J.A.H.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/174742-24
1.
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam restaurant], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)op deze personen heeft gericht en/of
- een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)in de rug van die [slachtoffer 6] heeft gedrukt en/of
- de bril van het gezicht van die [slachtoffer 4] heeft gepakt en/of die kapot heeft gemaakt en/of
- met een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)op/tegen een kluis heeft geslagen en/of
- deze personen de woorden heeft toegevoegd "Ik ga jullie doodschieten, zeg die code" en/of "Code code! Dit is jullie laatste moment! Anders gaan jullie dood" en/of "Als jullie naar buiten komen schieten we jullie dood", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2024 te Rotterdam een wapen van categorie II of III, zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 10/275783-24
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Heerjansdam, gemeente Zwijndrecht, een Apple iPhone 13, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.