Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, geboren in 2014. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een jaar, maar dit verzoek werd tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd. De Raad stelde voor om de beslissing over de ondertoezichtstelling aan te houden en de bijzondere curator, [naam 3], te benoemen. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, waren aanwezig bij de zitting, samen met hun advocaten. De moeder pleitte voor afwijzing van de ondertoezichtstelling, terwijl de vader instemde met het verzoek van de Raad. De bijzondere curator, die eerder was benoemd door het Hof Den Haag, heeft een band opgebouwd met de minderjarige en pleitte voor haar voortzetting in deze rol. De kinderrechter concludeerde dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de verstoorde relatie tussen de ouders en dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter benoemde [naam 3] opnieuw tot bijzondere curator en wees het verzoek om ondertoezichtstelling af, zolang de bijzondere curator betrokken blijft en de ouders vrijwillig hulp accepteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.