ECLI:NL:RBROT:2024:12722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/10/688572 / JE RK 24-2369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van de Jeugdzorg, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, waren aanwezig tijdens de zitting, waarbij ook hun advocaat, mr. S.O. Zengin, aanwezig was. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen in overweging genomen, evenals de wisselende signalen van [minderjarige 1] over het contact met de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder was verlengd tot 11 december 2024 en dat er behoefte is aan verdere hulpverlening om de relatie tussen de kinderen en hun ouders te verbeteren. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar voor een kortere periode van zes maanden, tot 11 juni 2025, om druk te zetten op de inzet van hulpverlening. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688572 / JE RK 24-2369
Datum uitspraak: 3 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin, kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 31 oktober 2024, ontvangen op 1 november 2024;
  • het gezinsplan van de GI van 13 november 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • de reactie van de moeder op het gezinsplan, ontvangen op 13 november 2024;
  • de reactie van de vader op het gezinsplan, ontvangen op 13 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader met zijn advocaat;
- een drietal vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 25 juni 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 11 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De bezoekmomenten tussen de vader en [minderjarige 2] verlopen positief. [minderjarige 2] gaat graag naar de bezoekmomenten toe. [minderjarige 1] geeft over de bezoekmomenten met de vader echter wisselende signalen. Zo geeft hij aan de ene kant aan dat hij geen contact wil met de vader, omdat zijn vertrouwen in de vader door gebeurtenissen in het verleden is geschaad. Hij gaat naar eigen zeggen alleen mee naar de bezoekmomenten met de vader om zijn broertje [minderjarige 2] te ondersteunen. Tijdens de bezoekmomenten stelt [minderjarige 1] vaak ingewikkelde vragen over het verleden, wat het positieve verloop van de bezoekmomenten beperkt. Aan de andere kant, lijkt [minderjarige 1] tijdens de bezoekmomenten met de vader wel te genieten. Daarbij spoort de moeder [minderjarige 1] aan om toch bij de vader langs te gaan wanneer hij twijfelt, en geeft de vader [minderjarige 1] de ruimte om naar de moeder terug te gaan als hij dat wil. De GI vermoedt dat [minderjarige 1] over de bezoekmomenten wisselende signalen geeft, omdat hij moeite heeft met de verstoorde relatie tussen de ouders. Bovendien wordt [minderjarige 1] door de moeder, de vader en de school beïnvloed, waardoor het lastig is om te weten wat [minderjarige 1] echt wil. Het is van belang dat de GI het aankomende jaar betrokken blijft, om te onderzoeken welke mogelijkheden er nog zijn om het contact tussen de vader en [minderjarige 1] te herstellen en te kijken of een ondertoezichtstelling van de kinderen nog effectief is. Hiertoe is een KSCD-onderzoek aangevraagd.

4.De standpunten

4.1.
Door de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het is niet nodig om de ondertoezichtstelling te verlengen. Het gezin heeft genoeg trajecten gevolgd en iedereen heeft zich daar altijd goed voor ingezet, maar zonder resultaat. De moeder wil het vanaf nu graag op haar eigen manier doen, dan komt het goed. De moeder wil de vader niet benadelen. Zij vertelt de kinderen daarom vaak dat de band met de vader belangrijk is. Ook zal zij het contact tussen de kinderen en de vader altijd faciliteren. De moeder wil echter wel de signalen van de kinderen volgen. Als zij aangeven dat zij niet naar de bezoekmomenten met de vader willen gaan of dat zij het niet over de bezoekmomenten willen praten, respecteert zij dat. Ook als zij aangeven dat zij wel weer naar de bezoekmomenten met de vader willen gaan, dan ondersteunt zij dat.
4.2.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. De afgelopen jaren is een hoop gebeurd. De vader heeft inmiddels aan zichzelf gewerkt en positieve stappen gezet. Hij zou het contact met de kinderen daarom graag willen behouden. Ondanks dat [minderjarige 1] over het verloop van de bezoekmomenten wisselende signalen geeft, verlopen de bezoekmomenten volgens de vader over het algemeen positief. De vader heeft het idee dat [minderjarige 1] soms wordt geïnstrueerd, waardoor hij niet altijd eerlijk zegt of hij het tijdens de bezoekmomenten leuk heeft gehad. De vader vindt het jammer om te horen dat [minderjarige 1] zich gedwongen voelde om een spel te doen. Hij zou het fijn vinden om naar [minderjarige 1] te luisteren op een manier die voor hem wel prettig is. Het is van belang dat de GI het komende jaar betrokken blijft, om het contact met [minderjarige 2] te monitoren en te onderzoeken hoe het contact tussen [minderjarige 1] en de vader kan worden hersteld. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een kortere duur, zal voor de kinderen (en de andere partijen) enkel zorgen voor meer spanning.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er de afgelopen jaren veel is gebeurd. Inmiddels hebben de kinderen middels bezoekmomenten weer contact met de vader. Hoewel [minderjarige 2] van deze bezoekmomenten geniet, geeft [minderjarige 1] over deze bezoekmomenten wisselende signalen. De kinderrechter onderstreept dat het voor kinderen erg lastig is als ouders niet goed met elkaar overweg kunnen. Dit kan invloed hebben op het contact tussen kinderen en hun ouders. Ook kan dit invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter hoopt daarom dat het de ouders lukt om de onderlinge relatie te verbeteren, zodat zij allebei betrokken kunnen zijn in het leven van de kinderen. De betrokkenheid van de GI is hier de aankomende periode nog voor nodig. Er dient verdere hulpverlening te worden ingezet. Daarbij dient te worden onderzocht welke mogelijkheden er nog bestaan om het contact tussen de kinderen en de vader te verbeteren.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter ziet aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere periode dan is verzocht, zodat er druk komt op de inzet van hulpverlening. Daarbij moet het KSCD-onderzoek worden afgewacht. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom verlengen voor de duur van zes maanden. [1] Het overig verzochte zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 11 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het overig verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 13 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.