ECLI:NL:RBROT:2024:12705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/10/653582 / HA ZA 23-207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot lidmaatschap van een vereniging met gebruik van een tuinhuisje

In deze zaak vordert eiseres, als enig erfgenaam van de overleden voormalige gerechtigde, toegang tot het lidmaatschap van een vereniging die volkstuinen exploiteert, met gebruikmaking van een specifiek tuinhuisje. De vereniging heeft de vordering niet betwist, waardoor de rechtbank de vordering toewijst. De procedure begon met een dagvaarding op 20 februari 2023, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en mondelinge behandelingen. Tijdens de eerste mondelinge behandeling op 20 juli 2023 waren beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De rechtbank heeft de zaak na de eerste behandeling aangehouden om de vereniging de kans te geven zich uit te laten over een getuige, maar uiteindelijk heeft eiseres deze getuige gedagvaard. De tweede en derde mondelinge behandelingen vonden plaats op 22 februari 2024 en 12 november 2024, waarbij de zaak werd behandeld samen met een andere zaak van eiseres tegen de getuige.

De rechtbank oordeelt dat de vereniging, na eerder verschil van mening over het lidmaatschap, de vordering van eiseres in conventie toewijst, met uitzondering van de proceskosten. De vereniging wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1.799,-. In reconventie vordert de vereniging betaling van een bedrag dat de overleden gerechtigde aan hen verschuldigd was, wat door eiseres wordt erkend. Eiseres wordt veroordeeld tot betaling van € 3.400,61 aan de vereniging en in de proceskosten van de vereniging, begroot op € 1.220,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitvoering van het vonnis kan plaatsvinden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653582 / HA ZA 23-207
Vonnis van 27 november 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,
tegen
de vereniging
[naam vereniging],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en [naam vereniging] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 februari 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
  • de brief van [persoon A] van 6 juli 2023, met productie 5;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van [persoon A] ;
  • het uittreksel uit het proces-verbaal van 20 juli 2023;
  • de akte verzoek (ambtshalve) voeging van [persoon A] van 1 november 2023;
  • de brief van [naam vereniging] van 7 februari 2024, met producties;
  • de akte van [persoon A] van 29 mei 2024, met productie;
  • de akte uitlaten van [naam vereniging] van 29 mei 2024, met productie.
1.2.
De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. [persoon A] is verschenen, bijgestaan door mr. C.W.F. Jansen. Namens [naam vereniging] zijn verschenen [persoon B] (voorzitter van [naam vereniging] ) en [persoon C] (bestuurslid van [naam vereniging] ), bijgestaan door mr. M.S. van Dijk.
1.3.
De zaak is na de eerste mondelinge behandeling aangehouden om [naam vereniging] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het horen van de heer [persoon D] (hierna: [persoon D] ) en om [naam vereniging] , zo nodig, in de gelegenheid te stellen hem te dagvaarden, waarna de procedures in beginsel gevoegd zouden kunnen worden behandeld. Uiteindelijk heeft niet [naam vereniging] , maar [persoon A] [persoon D] gedagvaard.
1.4.
De tweede (22 februari 2024) en derde mondelinge behandeling (12 november 2024) hebben plaatsgevonden tegelijk met de (eerste en tweede) mondelinge behandeling in de zaak (met zaaknummer C/10/667178 / HA ZA 23-897) van [persoon A] tegen [persoon D] . Laatstgenoemde is, vergezeld van zijn advocaat mr. R.H. Steensma, beide keren verschenen. [persoon A] is bij deze mondelinge behandelingen tevens verschenen, bijgestaan door mr. C.W.F. Jansen. Namens [naam vereniging] zijn wederom verschenen [persoon B] en [persoon C] , bijgestaan door mr. M.S. van Dijk.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
[naam vereniging] is een vereniging die volkstuinen (met daarop tuinhuisjes) exploiteert.
2.2.
[persoon A] heeft, na eisvermindering, in conventie gevorderd [naam vereniging] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om [persoon A] toe te laten als lid van de vereniging met gebruikmaking van tuinhuisje 187, een en ander binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [naam vereniging] in de kosten.
2.3.
Nadat over het lidmaatschap en de gerechtigheid van [persoon A] , als enig erfgenaam van de overleden voormalige gerechtigde [persoon E] , tot het genoemde tuinhuisje eerder verschil van mening met het voormalige bestuur van [naam vereniging] had bestaan, heeft [naam vereniging] de in conventie ingestelde vordering, behalve wat betreft de proceskosten, niet langer betwist. Tegen deze achtergrond zal de vordering in conventie worden toegewezen.
2.4.
De rechtbank tekent hierbij nog aan dat [persoon D] ter zitting en in de conclusie van antwoord naar aanleiding van de door [persoon A] tegen hem uitgebrachte dagvaarding in de onder 1.4 genoemde zaak, wel te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de toewijzing van de vordering van [persoon A] tegen [naam vereniging] , maar dat hij geen tussenkomst heeft gevorderd. De rechtbank gaat daarom in de onderhavige zaak aan de inhoudelijke standpunten van [persoon D] over het geschil tussen [persoon A] en [naam vereniging] voorbij.
2.5.
Gelet op het eerdere verschil van mening, dat de onderhavige procedure nodig heeft gemaakt, zal [naam vereniging] in conventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten op € 86,- aan griffierecht, € 1.535,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 614,-; waarbij de drie zittingen gelet op de aard en omvang van de zaak en de overwegend procedurele verwikkelingen zijn gewaardeerd op 0,5 punt elk) en € 178,- aan nakosten. Er worden geen dagvaardingskosten toegewezen, omdat [persoon A] met een toevoeging procedeert. De totale proceskosten bedragen gelet hierop € 1.799,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.6.
In reconventie heeft [naam vereniging] – samengevat – gevorderd om in geval van toewijzing van de conventionele vordering [persoon A] te veroordelen aan haar te betalen wat de overleden voormalige gerechtigde [persoon E] aan [naam vereniging] verschuldigd was. Bij de eerste mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat dit een bedrag van € 3.400,61 is. [persoon A] zal daarom in reconventie worden veroordeeld om dit bedrag aan [naam vereniging] te betalen.
2.7.
[persoon A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De rechtbank begroot deze kosten op € 1.042,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 521,-; waarbij de reconventionele vordering als zelfstandige vordering is beschouwd, maar slechts de eerste zitting, waarop overeenstemming is bereikt, in aanmerking is genomen) en € 178,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.220,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.8.
De veroordelingen zullen, zoals over en weer gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van die uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [naam vereniging] om [persoon A] binnen twee weken na betekening van dit vonnis toe te laten als lid van de vereniging met gebruik van tuinhuisje 187;
3.2.
veroordeelt [naam vereniging] in de proceskosten aan de zijde van [persoon A] tot op heden begroot op € 1.799,-;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [persoon A] om aan [naam vereniging] te betalen € 3.400,61;
3.4.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten aan de zijde van [naam vereniging] begroot op € 1.220,-;
in conventie en in reconventie
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
3120