Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De verdere procedure
- het vonnis van 30 augustus 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [persoon A] ;
- de akte van [persoon B] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil tussen [persoon A] en [persoon B] over de vraag of er een onderhuurovereenkomst bestond tussen [persoon A] en haar overleden stiefvader [persoon C]. [persoon A] stelt dat er een onderhuurovereenkomst was en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een ondertekende overeenkomst en kwitanties van huurbetalingen. [persoon B] betwist het bestaan van deze overeenkomst en de authenticiteit van de handtekeningen op de documenten.
De kantonrechter heeft in een eerder vonnis van 30 augustus 2024 geoordeeld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de handtekeningen op de onderhuurovereenkomst en de kwitanties te laten onderzoeken. Beide partijen hebben hun voorkeur voor een deskundige kenbaar gemaakt, maar de kantonrechter heeft besloten om drs. P.L. Zevenbergen, een forensisch schriftexpert, te benoemen als deskundige. De kosten van het onderzoek zijn begroot op € 2.937,28, en het voorschot wordt niet aan [persoon A] opgelegd omdat zij met een toevoeging procedeert.
De deskundige is belast met het beantwoorden van specifieke vragen over de handtekeningen en de mogelijkheid dat deze door [persoon C] zijn geplaatst. De kantonrechter heeft ook richtlijnen gegeven over de procedure en de communicatie tussen de deskundige en de partijen. De verdere beslissing in deze zaak is aangehouden, en de deskundige moet zijn rapport binnen drie maanden na de start van het onderzoek indienen.